ECLI:NL:GHSHE:2025:614

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
20-002210-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen tijdens voetbalwedstrijd

Op 7 maart 2025 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1995, was veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, gerelateerd aan voetbalgeweld. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, samen met een taakstraf van 180 uren en een gebiedsverbod van 2 jaren. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar met een lagere straf. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de bewijsvoering verbeterd. Het hof oordeelde dat de verdachte een gering aandeel had in de geweldshandelingen en dat hij onder behandeling was voor zijn mentale gezondheid. Uiteindelijk werd de taakstraf vastgesteld op 120 uren, met een voorwaardelijk deel van 40 uren. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter enkel voor wat betreft de opgelegde straf en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen, maar bevestigde het vonnis voor het overige.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002210-24
Uitspraak : 7 maart 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 augustus 2024, in de strafzaak met parketnummer 02-152932-24 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen’, de verdachte strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De politierechter heeft voorts een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in de vorm van een gebiedsverbod voor de duur van 2 jaren opgelegd. Daarbij heeft de politierechter bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Ten slotte heeft de politierechter een beslissing genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf, doch met inbegrip van de door de politierechter opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel, en in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis.
De raadsman van de verdachte heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd en inhoudelijk verweer gevoerd op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] .
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf, de beslissingen op de vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en de daarmee samenhangende beslissingen omtrent de schadevergoedingsmaatregel.
In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd.
Het hof acht het voorts aangewezen om de door de politierechter aangehaalde toepasselijke wettelijke voorschriften te vervangen op na te melden wijze.
Aanvulling en verbetering bewijsmiddelen
Mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, is het hof van oordeel dat de bewijsvoering de navolgende verbetering en aanvulling behoeft.
Het hof schrapt de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen:
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 23 december 2023, nummer PL2000-2023324447-4.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] op 24 februari 2023, nummer PL2000-2023324535-8.
Het hof ziet aanleiding om aanvullend als bewijsmiddel op te nemen:
8. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2025.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de door de politierechter opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in de vorm van een gebiedsverbod voor de duur van 2 jaren, zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht om een deels voorwaardelijke straf op te leggen dan wel de door de politierechter opgelegde straf te matigen. De raadsman voerde daartoe aan dat de verdachte slechts een beperkt aandeel had bij de tenlastegelegde openlijke geweldshandelingen en dat de verdachte zelf geen geweld heeft gebruikt richting de politie.
Met betrekking tot de door de politierechter opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel heeft de raadsman verzocht om af te zien van de oplegging daarvan nu de verdachte reeds een stadionverbod van de KNVB opgelegd heeft gekregen.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte heeft zich na afloop van een voetbalwedstrijdh niet gedistantiëerd van een groep agressieve voetbalsupporters die geweld pleegde tegen en in de richting van politieambtenaren. Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en laten zien dat hij geen respect heeft voor het gezag van de politie. Door op zo’n wijze te handelen heeft de verdachte ook een gebrek aan sportiviteit getoond, hetgeen juist bij sportbeoefening voorop staat. Bovendien hebben ongeregeldheden bij voetbalwedstrijden een negatieve weerslag op de voetbalclubs en ook op de maatschappij. De kosten die gemaakt moeten worden om bij voetbalwedstrijden extra politie-eenheden in te zetten, komen immers voor rekening van de gemeenschap. Het hof rekent de verdachte dit zwaar aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 12 december 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte waaruit volgt dat de verdachte niet eerder hier te lande onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke delicten.
Voorts heeft het hof kennis genomen van de inhoud van het door Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsadvies van 1 augustus 2024, waarin het risico op recidive en het risico op letsel worden ingeschat als laag-gemiddeld. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden omdat zij interventies of toezicht niet nodig achten. De verdachte staat – na daartoe zelf via de huisarts het initiatief te hebben genomen - sinds 2023 onder behandeling bij de [GGZ] waar wordt gewerkt aan inzichten omtrent stemmingswisselingen en wordt toegewerkt naar emotie- en agressieregulatie therapie. Ten slotte concludeert de Reclassering dat de verdachte probleembesef toont en zich gemotiveerd opstelt richting de reeds betrokken hulpverlening.
Verder heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij baat heeft bij de huidige hulpverlening van [GGZ] , dat hij actief bezig is met het verbeteren van zijn mentale gezondheid en dat hij iedere dag medicatie inneemt voor zijn bipolaire stoornis. Verder heeft het hof vastgesteld dat de verdachte, binnen de mogelijkheden van zijn eigen kunnen, schuldbewust is over zijn aandeel in het tenlastegelegde voetbalgeweld.
Het hof heeft in het voordeel van de verdachte meegewogen dat de verdachte slechts een gering aandeel heeft gehad in de tenlastegelegde geweldshandelingen tegen de politieambtenaren. Het hof ziet in het geringe aandeel van de verdachte, en in de voornoemde persoonlijke omstandigheden, aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd. Voorts ziet het hof geen aanleiding om aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat het hof daartoe niet zal overgaan.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof overweegt ten aanzien van de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel als volgt.
De politierechter heeft bij vonnis waarvan beroep een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd inhoudende dat de verdachte zich gedurende 2 jaren 4 uren voor tot 4 uren na een wedstrijd van [voetbalclub] of andere evenementen die gerelateerd zijn aan voetbal, niet zal ophouden in het [adres 2] , [adres 2] , [adres 2] en de [adres 2] . De politierechter heeft bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Het hof heeft vastgesteld dat aan de verdachte door de KNVB op 17 oktober 2024 een landelijk stadionverbod is opgelegd voor de duur van 3 jaren, welke van kracht is tot 18 oktober 2027. Dit landelijk stadionverbod omvat een verbod om gedurende de looptijd van het stadionverbod aanwezig te zijn in of rond een stadion, dan wel in of rond bijbehorende gebouwen en terreinen, waar een voetbalwedstrijd of voetbalevenement in of buiten Nederland zal plaatsvinden, plaatsvindt of zojuist heeft plaatsgevonden, waaraan een Nederlandse betaaldvoetbalorganisatie of een vertegenwoordigend elftal van de KNVB deelneemt. Hieronder wordt tevens verstaan de toegangen en toegangswegen tot de stadions.
Het hof is van oordeel dat, nu het landelijk stadionverbod van de KNVB meer omvattend is en langer duurt, het thans niet opportuun is om daarnaast nog een gebiedsverbod als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, zodat het hof daartoe niet zal overgaan.
Vorderingen van de benadeelde partij [benadeelde 3] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot op € 398,00.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot op € 398,00.
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.141,45 bestaande uit een bedrag van € 141,45 aan materiële schade (gehoorbescherming) en € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering van benadeelde partij [benadeelde 4] hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.141,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 4] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot op € 398,00.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] hoofdelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot op € 398,00.
Alle benadeelde partijen hebben te kennen gegeven hun gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de door de politierechter genomen beslissingen op de vordering van de benadeelde partijen zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen geconcludeerd dat zij niet in hun vorderingen kunnen worden ontvangen omdat de vorderingen te complex zijn en zich niet lenen voor een behandeling in een strafrechtelijke procedure. De benadeelde partijen dienen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aan te brengen, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat thans, op grond van het onderzoek in de onderhavige strafrechtelijke procedure, onvoldoende kan worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, de gestelde schade die bij de benadeelde partijen is ontstaan, het gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Een nader onderzoek daarnaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Om die reden kunnen de benadeelde partijen thans niet in hun vorderingen worden ontvangen, reden waarom het hof hen daarin niet-ontvankelijk zal verklaren, waarbij het hof zal bepalen dat de benadeelde partijen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Het hof zal de vordering van de benadeelde partijen tot vergoeding van de door hen gemaakte proceskosten afwijzen. Namens de benadeelde partijen is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de benadeelde partijen nimmer belast zullen worden met kosten ten behoeve van het verkrijgen van schadevergoeding, nu deze kosten -indien zij niet door de verdachte worden vergoed- in rekening gebracht en betaald zullen worden door de politieorganisatie. Om deze reden kan niet gesteld worden dat er sprake is van schade aan de zijde van de benadeelde partijen, zodat er ook geen sprake kan zijn van vergoeding van schade bestaande uit door de benadeelde partijen gemaakte kosten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf, de beslissingen op de vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en de daarmee samenhangende beslissingen op de schadevergoedingsmaatregel, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wijst de vordering tot vergoeding van de gemaakte proceskosten af.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wijst de vordering tot vergoeding van de gemaakte proceskosten af.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wijst de vordering tot vergoeding van de gemaakte proceskosten af.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wijst de vordering tot vergoeding van de gemaakte proceskosten af.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 7 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.M. Koevoets is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.