ECLI:NL:GHSHE:2025:580

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
20-003171-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en poging tot doodslag in het verkeer met hoge snelheid en onder invloed van THC

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van doodslag en poging tot doodslag in het verkeer. Op 21 december 2022 heeft de verdachte, terwijl hij onder invloed van THC was en niet in het bezit van een rijbewijs, met een snelheid van 117 tot 145 km/u door een rood verkeerslicht gereden. Dit leidde tot een aanrijding waarbij een fietser, de heer [slachtoffer 1], om het leven kwam en een andere fietser, mevrouw [slachtoffer 2], zwaar gewond raakte. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren, met aftrek van voorarrest, en heeft hem de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 jaren. De rechtbank had eerder ook al een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor 10 jaren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden geëist. De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003171-23
Uitspraak : 4 maart 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 november 2023, parketnummer 02-333754-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-185343-22, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
thans verblijvende in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van “doodslag” (feit 1 primair) en “poging tot doodslag (in voortgezette handeling gepleegd met feit 1, primair)” (feit 2 primair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 10 jaren. Tevens heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de eerder aan de verdachte onder parketnummer 02-185343-22 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en de voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Ten slotte is de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding verklaard. Tevens is bepaald dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht en is de benadeelde partij veroordeeld in de kosten van de verdachte, tot dan toe begroot op nihil.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Uit het e-mailbericht van [benadeelde 1] van 27 maart 2024 volgt dat er niet opnieuw een verzoek tot schadevergoeding zal worden ingediend. Derhalve is de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep niet langer aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de verdachte, opnieuw rechtdoende, ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd aan de verdachte op te leggen een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 jaren. Ten slotte dient volgens de advocaat-generaal de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en de voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden te worden toegewezen.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 december 2022 te Tilburg, althans in Nederland, [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door op de Ringbaan-Oost, als bestuurder van een personenauto,
terwijl hij onder invloed van drugs (te weten 3,9 microgram THC) verkeerde en/of
terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs (categorie B), als bedoeld in artikel 107 van de WVW 1994, om een personenauto te kunnen/mogen besturen en/of
terwijl hij geen bril op had of lenzen in had, terwijl hij wist dat hij (sterk) verminderd zicht heeft,
met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur (te weten minimaal 117 km per uur en maximaal 145 km per uur), in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en/of
door een voor hem geldend rood verkeerslicht te rijden, terwijl dat voor hem al 9,2 seconden rood licht uitstraalde en/of
waarbij hij niet, althans onvoldoende heeft gekeken of het kruisingsvlak voor hem, verdachte, vrij was van enig (kruisend) verkeer
waardoor hij in botsing is gekomen met voornoemde [slachtoffer 1] ,
ten gevolge waarvan die voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 december 2022 te Tilburg, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Ringbaan-Oost (voor/op de kruising met de Gelrebaan), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
onder invloed van drugs (te weten 3,9 microgram THC) en zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs (categorie B) om een dergelijk motorrijtuig te kunnen/mogen besturen en/of
terwijl hij, verdachte, wist dat hij verminderd zicht heeft, zonder bril opgezet en/of lenzen ingedaan te hebben,
met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur gereden (te weten minimaal 117 km en maximaal 145 km per uur), in elk geval gereden met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en/of
geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat (9,2 seconden) rood licht uitstraalde en/of
zich er daarbij niet, althans niet tijdig en/of onvoldoende, van vergewist
dat het kruisingsvlak vrij was van enig (kruisend) verkeer,
waardoor hij, verdachte, in botsing is gekomen met [slachtoffer 1] ,
door welk verkeersongeval [slachtoffer 1] is overleden,
zulks terwijl het feit (mede) is veroorzaakt doordat hij de bij de wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, WVW 1994;
2.
hij op of omstreeks 21 december 2022 te Tilburg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] van het leven te beroven,
op de Ringbaan-Oost, als bestuurder van een personenauto,
terwijl hij onder invloed van drugs (te weten 3,9 microgram THC) verkeerde en/of
terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs (categorie B), als bedoeld in artikel 107 van de WVW 1994, om een personenauto te kunnen/mogen besturen en/of
terwijl hij geen bril op had of lenzen in had, terwijl hij wist dat hij (sterk) verminderd zicht heeft
met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur (te weten minimaal 117 km per uur en maximaal 145 km per uur), in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en/of
door een voor hem geldend rood verkeerslicht is gereden, terwijl dat voor hem al 9,2 seconden rood licht uitstraalde en/of
waarbij hij niet, althans onvoldoende heeft gekeken of het kruisingsvlak voor hem, verdachte, vrij was van enig (kruisend) verkeer
waardoor hij in botsing is gekomen met voornoemde [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 december 2022 te Tilburg, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Ringbaan-Oost (voor/op de kruising met de Gelrebaan), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
onder invloed van drugs (te weten 3,9 microgram THC) en zonder in het in bezit te zijn van een rijbewijs (categorie B) om een dergelijk motorrijtuig te kunnen/mogen besturen en/of
terwijl hij, verdachte wist dat hij verminderd zicht heeft, zonder bril opgezet en/of lenzen
ingedaan te hebben,
met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur gereden (te weten minimaal 117 km per uur en maximaal 145 km per uur), in elk geval gereden met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en/of
geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat (9,2 seconden) rood licht uitstraalde en/of
zich er daarbij niet, althans niet tijdig en/of onvoldoende, van vergewist dat het kruisingsvlak vrij was van enig (kruisend) verkeer,
waardoor hij in botsing is gekomen met [slachtoffer 2] ,
door welk verkeersongeval deze [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten:
een geamputeerd rechter onderbeen en/of meerdere breuken in het linker been en/of twee breuken in de linker arm,
zulks terwijl het feit (mede) is veroorzaakt doordat hij de bij de wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en/of terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, WVW 1994.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 21 december 2022 te Tilburg [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door op de Ringbaan-Oost, als bestuurder van een personenauto,
terwijl hij onder invloed van drugs (te weten 3,9 microgram THC) verkeerde en
terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs (categorie B), als bedoeld in artikel 107 van de WVW 1994, om een personenauto te mogen besturen en
terwijl hij geen bril op had of lenzen in had, terwijl hij wist dat hij (sterk) verminderd zicht heeft,
met een veel hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur (te weten minimaal 117 km per uur en maximaal 145 km per uur), in elk geval met een veel hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en
door een voor hem geldend rood verkeerslicht te rijden, terwijl dat voor hem al 9,2 seconden rood licht uitstraalde en
waarbij hij niet, althans onvoldoende heeft gekeken of het kruisingsvlak voor hem, verdachte, vrij was van enig kruisend verkeer,
waardoor hij in botsing is gekomen met voornoemde [slachtoffer 1] ,
ten gevolge waarvan die voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op 21 december 2022 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] van het leven te beroven, op de Ringbaan-Oost, als bestuurder van een personenauto,
terwijl hij onder invloed van drugs (te weten 3,9 microgram THC) verkeerde en
terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs (categorie B), als bedoeld in artikel 107 van de WVW 1994, om een personenauto te mogen besturen en
terwijl hij geen bril op had of lenzen in had, terwijl wist dat hij (sterk) verminderd zicht heeft,
met een veel hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur (te weten minimaal 117 km per uur en maximaal 145 km per uur), in elk geval met een veel hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en
door een voor hem geldend rood verkeerslicht is gereden, terwijl dat voor hem al 9,2 seconden rood licht uitstraalde en
waarbij hij niet, althans onvoldoende heeft gekeken of het kruisingsvlak voor hem, verdachte, vrij was van enig kruisend verkeer,
waardoor hij in botsing is gekomen met voornoemde [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van dit arrest worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft, op gronden nader omschreven in de pleitnota, vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde, te weten de doodslag op [slachtoffer 1] en de poging tot doodslag op [slachtoffer 2] . Daartoe is – samengevat – aangevoerd dat geen sprake is van voorwaardelijk opzet, nu de verdachte de aanmerkelijke kans dat er een (dodelijk) ongeval zou plaatsvinden niet bewust heeft aanvaard. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte weliswaar met een veel te hoge snelheid door rood is gereden op een kruising, maar dat hij daarbij niet de kans dat anderen door zijn gedrag het leven zouden laten bewust heeft aanvaard. De verdachte heeft daarnaast door zijn handelwijze zelf aanmerkelijk levensgevaar opgelopen. Het is dan, zoals uit het Porsche-arrest volgt, niet waarschijnlijk dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een botsing zal plaatsvinden en dat hij als gevolg daarvan zelf zal overlijden, op de koop heeft toegenomen. Dat de verdachte die risico’s niet op de koop heeft toegenomen, volgt volgens de verdediging uit een tweetal contra-indicaties, namelijk het halen van de voet van het gaspedaal en het naar links sturen teneinde een aanrijding met [slachtoffer 2] te vermijden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 21 december 2022 omstreeks 12:20 uur als bestuurder reed in een BMW X5 met kenteken [kenteken] (hierna: de BMW) over de Ringbaan-Oost te Tilburg. Op de kruising van de Ringbaan-Oost met de Gelrebaan heeft vervolgens een aanrijding plaatsgevonden, waarbij de verdachte en twee fietsers, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , waren betrokken.
De verdachte kwam uit de richting van de Ringbaan-Zuid en reed in de richting van de Ringbaan-Noord. [slachtoffer 2] stond op het kruispunt voor het verkeerslicht te wachten. Toen het voor haar geldende verkeerslicht groen licht uitstraalde, begon zij het kruispunt over te steken en fietste zij in de richting van de Jacob van Oudenhovenstraat. Op het kruispunt werd [slachtoffer 2] aangereden door de BMW waarin de verdachte reed. [slachtoffer 2] is hierdoor zwaar gewond geraakt.
Na deze aanrijding is de BMW in een slipbeweging geraakt. Hierdoor is de BMW tegen een boom, een reclamezuil en de gevel van een woning gebotst, vervolgens geroteerd, nogmaals tegen de gevel van die woning gebotst en tot stilstand gekomen tegen een auto. Hierbij is [slachtoffer 1] geraakt en vrijwel direct ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.
Voorafgaand aan de aanrijding met [slachtoffer 2] is de verdachte door rood licht gereden. Het voor hem geldende verkeerslicht stond toen al 9,2 seconden op rood. Voorts heeft de verdachte gereden met een snelheid van minimaal 117 kilometer per uur en maximaal 145 kilometer per uur. De toegestane maximumsnelheid op de Ringbaan-Oost was 50 kilometer per uur. De verdachte was niet in het bezit van een rijbewijs en het zichtvermogen van de verdachte was, naar eigen zeggen, ongeveer min 3. Hij droeg op het moment van de aanrijding geen bril of lenzen. Daarnaast had de verdachte 3,9 microgram THC in zijn bloed, terwijl de grenswaarde voor cannabis 3,0 microgram THC per liter bloed is.
Voor de bewezenverklaring van doodslag en poging tot doodslag is vereist dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood. Het hof is op grond van de bewijsmiddelen en de overige processtukken niet gebleken van ‘vol opzet’ op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan een zodanige kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bij de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo’n kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Aanmerkelijke kans en wetenschap daarvan
De verdachte is met een BMW X5 – een zogenaamde SUV – met een ledig gewicht van bijna 2000 kilogram met een snelheid van minimaal 117 kilometer per uur en maximaal 145 kilometer per uur door rood licht gereden op de kruising Ringbaan-Oost met de Gelrebaan, alwaar een toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gold. Het verkeerslicht straalde op dat moment al 9,2 seconden rood licht uit. De Ringbaan-Oost ligt binnen de bebouwde kom. Het was ten tijde van de aanrijding, te weten op een doordeweekse dag omstreeks 12:20 uur, druk met auto’s en fietsers. De verdachte, die over de linker rijbaan reed, heeft vier op de rechterrijstrook voor rechtdoor stilstaande auto’s, die stonden te wachten voor het rode verkeerslicht en die daardoor het zicht op verkeer van rechts belemmerden, gepasseerd. De verdachte had een oogafwijking van ongeveer min 3 maar droeg geen bril of lenzen. Hij was onder invloed van THC. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat in onderhavige zaak naar algemene ervaringsregels sprake was van een aanmerkelijke kans dat de verdachte een aanrijding zou veroorzaken met een dodelijke afloop.
Bewuste aanvaarding
De verdachte heeft verklaard dat hij verschrikkelijk hard reed en dat het klopt dat zijn snelheid tussen de 117 kilometer per uur en 145 kilometer per uur lag. Voorts heeft de verdachte erkend dat hij door het rode licht is gereden, dat hij de avond voorafgaand aan het ongeval een joint heeft gerookt en dat hij geen rijbewijs had. De verdachte heeft ook verklaard dat hij veraf niet goed ziet en dat de correctie van zijn beide ogen ongeveer min 3 bedraagt. Ten slotte heeft hij verklaard dat het druk was op de weg met fietsers en auto’s.
Met betrekking tot de vraag of de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffers bewust heeft aanvaard neemt het hof het volgende in aanmerking uit de conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad van 9 juli 2024, ECLI:NL:PHR:2024:740:
“74. Voor een veroordeling wegens doodslag in het verkeer is, door de eis van opzet op het van het leven beroven, meer vereist. Het bewust aanvaarden van fatale gevolgen kan blijken uit uitlatingen van de verdachte, het kan blijken uit de omstandigheid dat de verdachte na eerdere (bijna-) ongelukken zijn rijgedrag niet aanpast, het kan blijken uit wetenschap van (concrete) aanwezigheid van personen op de plaats van de aanrijding. Het niet tot verantwoord besturen in staat zijn kan, in samenhang met rijgedrag, een vaststelling van opzet ondersteunen, en hetzelfde geldt voor vaststellingen van onverschilligheid ten opzichte van de gevolgen na de aanrijding. (…)”
Het hof is van oordeel dat de verdachte – gelet op de omstandigheid dat hij geen rijbewijs had, dat de correctie van zijn beide ogen ongeveer min 3 bedroeg en dat hij op 21 december 2022 geen bril of lenzen droeg alsmede de omstandigheid dat hij ten tijde van het besturen van de auto onder invloed van THC verkeerde – niet tot verantwoord besturen in staat was. Het hof is bovendien van oordeel dat de (rij)gedragingen van de verdachte – te weten het met een SUV ruim overschrijden van de toegestane maximumsnelheid alsmede het negeren van een voor hem geldend rood verkeerslicht, terwijl het op dat moment druk was op de weg met ook zwakkere verkeersdeelnemers – in samenhang met de hiervoor genoemde omstandigheden die maakten dat de verdachte niet tot verantwoord besturen in staat was, naar hun aard en uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van de slachtoffers dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte die kans bewust heeft aanvaard.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet bewust de kans heeft aanvaard dat anderen dan wel hijzelf door zijn rijgedrag het leven zouden laten en heeft in dat verband, onder meer onder verwijzing naar het zogenaamde Porsche-arrest, een tweetal contra-indicaties aangevoerd. Het hof overweegt daarover het volgende.
De verdediging heeft ten eerste bepleit dat de verdachte voordat hij over het kruispunt reed zijn voet van het gaspedaal heeft gehaald en dat daaruit een mate van bewustzijn van het gevaar van de situatie zou blijken dat de verdachte dus niet op de koop toe nam. Het hof is van oordeel dat die omstandigheid op geen enkele wijze steun vindt in het procesdossier en evenmin in de camerabeelden, zodat het verweer van de verdediging feitelijke grondslag mist en reeds daarom zal worden verworpen. Het hof merkt hierbij op dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep pas voor het eerst heeft verklaard over het gas loslaten. Eerder heeft hij zelfs verklaard dat het verkeerslicht groen was en dat toen hij zag dat het oranje werd, hij nog een beetje gas bij gaf (p. 159 dossier). Die verklaring is overigens evenmin aannemelijk. Aan het begin van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij het gas heeft losgelaten op het moment dat hij zag dat het verkeerslicht (het hof begrijpt: van de kruising Ringbaan-Oost en Gelrebaan) op oranje sprong. De verdachte heeft op een later moment tijdens de zitting verklaard dat hij het gas losliet toen het verkeerslicht op rood sprong. Zoals reeds hiervoor is overwogen stond dit verkeerslicht op het moment dat de verdachte het passeerde al 9,2 seconden op rood. Dan moet het dus daarvóór enige tijd oranje (geel) zijn geweest. Als het al zo zou zijn dat de verdachte het gas had losgelaten omdat hij het verkeerslicht van groen naar oranje (geel) of naar rood zag springen en het gevaar dat hij door zijn rijgedrag zou veroorzaken niet op de koop toe wilde nemen, dan was er dus nog geruime tijd over om de snelheid van de auto verder te verlagen en de auto nog vóór het rode verkeerslicht wellicht geheel tot stilstand te brengen. Uit de camerabeelden volgt dat de verdachte dat niet heeft gedaan. Op de camerabeelden multimediabestand 20221221_122131_EF, die ter terechtzitting in hoger beroep zijn afgespeeld, is waar te nemen dat de auto van de verdachte op tijdstip 12:21:48 de eerste verkeerslichten (die voor de verdachte op groen staan) passeert en om 12:21:55 de verkeerslichten met de kruising Gelrebaan: in totaal een tijdsverloop van 7 seconden. Dan zou de verdachte volgens zijn verklaring dus ten minste ruim 2 seconden voor tijdstip 12:21:48, zijnde het moment van het passeren van de eerste verkeerslichten, zijn gas moeten hebben losgelaten. Op de beelden van de onopvallende politieauto die achter de verdachte reed is te zien dat de politieauto op tijdstip 12:21:46 met een snelheid van 85 kilometer per uur rijdt, op tijdstip 12:21:48 met een snelheid van 95 kilometer per uur en op tijdstip 12:21:50 met een snelheid van 97 kilometer per uur, terwijl de auto van de verdachte op dat moment steeds verder uitloopt op de politieauto. Dat de verdachte het gas op dat moment heeft losgelaten vindt naar het oordeel van het hof geen steun in het dossier. Belangrijker nog is dat het hof het niet aannemelijk acht dat de verdachte het verkeerslicht van groen naar oranje (geel) of naar rood heeft zien springen gelet op het wegverloop, de zeer hoge snelheid waarmee de verdachte reed en de geruime tijd dat het stoplicht al op rood stond voordat de verdachte de stopstreep passeerde.
Het hof heeft de indruk dat de herinnering van de verdachte waarover hij ter terechtzitting in hoger beroep voor het eerst heeft verklaard – waarbij de verdachte overigens niet onoprecht overkomt - en met de strekking dat hij op enig moment het gas heeft losgelaten een latere invulling van de verdachte is die niet werkelijk heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van de tweede door de verdediging gestelde contra-indicatie – namelijk dat de verdachte kort voor de fatale aanrijding naar links zou hebben gestuurd om een aanrijding met [slachtoffer 2] te vermijden – meent het hof dat die beweging, zo die al gemaakt zou zijn, onder de gegeven omstandigheden geen enkel positief effect kon sorteren. De verdachte kon immers op dat moment onmogelijk uitwijken voor [slachtoffer 2] . Hierbij merkt het hof bovendien op dat het op de camerabeelden niet kan waarnemen dat een beweerdelijke stuurbeweging naar links voorafgaand aan het aanrijden van [slachtoffer 2] is gemaakt, terwijl uit het dossier volgt dat zich ter hoogte van de fietsoversteekplaats aan de linkerzijde van verdachtes rijbaan een wegafscheiding bevond (onder meer foto 7 op digitale dossierpagina 26 van het dossier ‘forensisch onderzoek verkeersongeval’) die de verdachte eerst ná de aanrijding met [slachtoffer 2] heeft geraakt (onder meer foto 22 op digitale dossierpagina 38 van het dossier ‘forensisch onderzoek verkeersongeval’) waarna verdachtes auto naar rechts is afgebogen en het tweede ongeval heeft veroorzaakt. Dit lijkt erop te duiden dat een uitwijkende beweging naar links eerst ná de aanrijding met [slachtoffer 2] is gemaakt. Anders dan de verdediging ziet het hof hierin evenmin een contra-indicatie voor de bewuste aanvaarding.
Het hof is, alles overziende, van oordeel dat de verdachte door op de wijze en onder de omstandigheden te rijden zoals hiervoor is beschreven zo onverschillig heeft gehandeld dat hij de aanmerkelijke kans dat andere verkeersdeelnemers, in het bijzonder zwakkere verkeersdeelnemers, het leven zouden verliezen bewust heeft aanvaard.
Voor zover de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep zich heeft beroepen op het Porsche-arrest overweegt het hof ten eerste dat dit arrest ziet op de situatie waarbij sprake is van twee sterke verkeersdeelnemers. In die situatie kan relevant zijn of een verdachte met zijn gedragingen ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt op zijn eigen dood. Voor zover de overwegingen van de Hoge Raad in het Porsche-arrest al enige relevantie zouden hebben voor de onderhavige zaak, overweegt het hof ten tweede dat niet is gebleken van gedragingen van de verdachte die erop gericht waren een aanrijding – met mogelijk fatale gevolgen voor zichzelf – te voorkomen. De enkele door de verdediging genoemde stuurbeweging naar links levert onder de gegeven omstandigheden in ieder geval niet zo’n gedraging op. Daar komt bij dat er wel duidelijke aanwijzingen zijn dat de verdachte risico’s voor zijn eigen gezondheid op de koop heeft toegenomen. Uit de camerabeelden van Schilders Schilderwerken volgt dat op het moment waarop de verdachte met zeer hoge snelheid het rode verkeerslicht passeert er een personenauto, voor de verdachte komend van rechts, het kruispunt op rijdt. Zoals hiervoor is overwogen reed verdachte met zeer hoge snelheid door rood en was verdachtes zicht op verkeer van rechts niet alleen belemmerd door zijn oogafwijking, maar ook door vier stilstaande auto’s op de rechterrijbaan. Indien die personenauto sneller had opgetrokken, had de verdachte een aanrijding met die personenauto niet kunnen voorkomen. Gelet op de zeer hoge snelheid waarmee de verdachte reed, had die aanrijding ook voor de verdachte fataal kunnen zijn.
Het verweer van de verdediging wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het bewijsmiddel blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

doodslag.

Het onder 2 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

poging tot doodslag (in voortgezette handeling gepleegd met feit 1, primair)

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat de twee bewezenverklaarde feiten, elkaar in tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het “wilsbesluit”) zijn die zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte in wezen één verwijt wordt gemaakt. Net als de rechtbank gaat het hof daarom uit van een voortgezette handeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straffen
De raadsman van de verdachte heeft, indien het hof tot een bewezenverklaring komt van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde, bepleit een lagere straf op de leggen dan de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag en poging tot doodslag in het verkeer. De verdachte heeft op 21 december 2022 zeer gevaarlijk gereden binnen de bebouwde kom. Hij was niet in het bezit van een rijbewijs, reed onder invloed van THC, had een oogcorrectie van ongeveer min 3 en droeg geen bril of lenzen. De verdachte is onder deze omstandigheden als bestuurder in een motorrijtuig gestapt en is met een veel te hoge snelheid door een voor hem rood uitstralend verkeerslicht gereden. Door dit volstrekt onverantwoorde verkeersgedrag heeft een aanrijding plaatsgevonden waarbij mevrouw [slachtoffer 2] zwaar gewond is geraakt en de heer [slachtoffer 1] is komen te overlijden. Het leed dat de verdachte met zijn handelen heeft veroorzaakt is groot, ingrijpend en onherstelbaar. Slachtoffer [slachtoffer 1] is door toedoen van de verdachte plotseling uit het leven weggerukt en slachtoffer [slachtoffer 2] heeft haar rechterbeen moeten laten amputeren en kampt nog iedere dag met de gevolgen die zijn veroorzaakt door het rijgedrag van de verdachte. Uit de door haar ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat zij een lange, pijnlijke en intensieve revalidatieperiode achter de rug heeft en dat haar nog een zwaar en moeilijk traject staat te wachten.
De aanrijding heeft ook een diepe indruk gemaakt op anderen. Zo zijn meerdere weggebruikers en omstanders getuige geweest van de aanrijding. Enkelen van hen waren als eerste bij de slachtoffers aanwezig en zijn derhalve geconfronteerd met de ernstige verwondingen van [slachtoffer 2] en het ter plaatse overlijden van [slachtoffer 1] . Het hof rekent het de verdachte ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 november 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit komt naar voren dat de verdachte op 4 augustus 2022 onherroepelijk is veroordeeld ter zake van poging tot zware mishandeling en een vernieling. Het hof begrijpt uit het dossier dat deze eerdere veroordeling verband houdt met het inrijden met een auto op politieagenten te fiets. Daarnaast is de verdachte in 2019 onherroepelijk veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs. Het hof weegt deze eerdere veroordelingen ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 10 oktober 2023. Uit dit rapport van de reclassering komt onder meer naar voren dat er bij de verdachte sprake is van problemen op diverse leefgebieden. Er is sprake van financiële problematiek, vermoedens van middelengebruik en psychiatrische problematiek. Naar aanleiding van de gesprekken die de reclassering met de verdachte heeft gevoerd, ontstaat het beeld van een man die zichzelf overschat, zich vaak bedient van grootspraak en nodige realiteitszin ontbeert. De verdachte doet zich vaak sociaal wenselijk voor en heeft zijn eigen waarheid. Gebaseerd op zijn relaas, is er sprake van een gebrek aan adequate coping vaardigheden en probleemoplossende vermogens welke derhalve als criminogeen kunnen worden geduid.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof onder meer naar voren gebracht dat hij het verschrikkelijk vindt wat hij heeft gedaan en heeft tevens spijt betuigd aan het ter terechtzitting aanwezige slachtoffer [slachtoffer 2] en haar familie.
Doodslag (en ook de poging daartoe) is één van de ernstigste delicten is die het Wetboek van Strafrecht kent. Weliswaar is geen sprake van vol opzet, maar dat neemt niet weg dat bewezen is dat de verdachte het leven van één iemand daadwerkelijk heeft weggenomen en van een tweede persoon dat heeft gepoogd, terwijl het niet voltooid zijn van het delict ten aanzien van deze laatste persoon, mevrouw [slachtoffer 2] , zeker niet aan gedragingen van de verdachte is te danken. Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor met zich brengt.
Alles afwegende en rekening houdend met het feit dat het hof uitgaat van een voortgezette handeling acht het hof, met de rechtbank, een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Daarnaast zal het hof ter bescherming van de verkeersveiligheid ter zake van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 jaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en de voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 4 augustus 2022 onder parketnummer 02-185343-22. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en de gehele voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 56 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
10 (tien) jaren;
Vordering tenuitvoerlegging
beveelt de tenuitvoerlegging van de straf en bijkomende straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Breda van 4 augustus 2022, parketnummer 02-185343-22, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maandenen een ontzegging van de
bevoegdheid om motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 4 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Pelsser, Van de Schepop en Peperkamp zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.