ECLI:NL:GHSHE:2025:560

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
200.336.273_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executie door verkoop aandelen en misbruik van recht; behoefte aan nader onderzoek naar waarde aandelen en mogelijkheid beperkte executie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot de executie door verkoop van aandelen. De zaak betreft een tussenbeschikking na een regiezitting, waarbij het hof heeft vastgesteld dat er behoefte is aan nader onderzoek naar de waarde van de aandelen in een bepaalde vennootschap en de mogelijkheid van een beperkte executie. De deskundige, mr. drs. R.W.W.H. Mol RA RV, is benoemd om vragen te beantwoorden over de waarde van de aandelen en de wijze van verkoop. Tijdens de regiezitting op 4 december 2024 is gebleken dat de deskundige niet over alle benodigde informatie beschikt om zijn onderzoek te kunnen uitvoeren, omdat de betrokken partijen, [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2], niet hebben gereageerd op verzoeken om informatie. Het hof heeft hen de gelegenheid gegeven om de benodigde jaarstukken aan de deskundige ter beschikking te stellen. Het hof heeft ook een voorstel gedaan om de certificaten van aandelen te waarderen in plaats van de aandelen zelf, maar dit vereist instemming van de betrokken partijen. Het hof heeft hen nu de keuze gegeven om binnen twee weken te reageren op het voorstel van de deskundige of de benodigde informatie te verstrekken. Bij gebreke van medewerking zal het hof de beslissing nemen die het geraden acht, waarbij het belang van [belanghebbende 1] als beslagene in acht wordt genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 februari 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 27 februari 2025
Zaaknummer : 200.336.273/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/320190 / HA RK 23-120
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats] (Polen),
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. J.E. van Nuland te Maastricht,
belanghebbenden:

1.[belanghebbende 1] ,

wonende te [woonplaats] , Polen,
advocaat: mr. N.E. Koelemaij te Assen,
hierna te noemen: [belanghebbende 1] ,
2.
[belanghebbende 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat: N.E. Koelemaij te Assen,
hierna te noemen: [belanghebbende 2] ,
3.
[gerechtsdeurwaarder]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gerechtsdeurwaarder,
niet verschenen,
4.
mr. drs. R.W.W.H. Mol RA RV,
kantoor houdende te Rijsbergen,
hierna te noemen: de deskundige.

9.De tussenbeschikking van 3 oktober 2024

Bij die beschikking heeft het hof mr. drs. Mol voornoemd benoemd tot deskundige ter beantwoording van de het dictum van die beschikking genoemde vragen met het doel om nadere inlichtingen te verkrijgen over de waarde van de aandelen in [belanghebbende 2] , de wijze van verkoop waarmee de hoogst haalbare opbrengst kan worden behaald en eventueel aan de verkoop van de aandelen te stellen voorwaarden.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
Het verdere verloop van het geding blijkt uit:
- de regiezitting op 4 december 2024, waarbij zijn verschenen en gehoord:
- de heer [bestuurder] (bestuurder) namens [appellante] , bijgestaan door mr. Van Nuland;
- de deskundige.
[belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] zijn, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen, waarbij Mr. Koelemaij wel op voorhand bij mail van 3 december 2024 aan hof en overige betrokkenen heeft laten weten niet te zullen komen nu [belanghebbende 1] “
financieel niet bij machte is om zich voor de regiezitting van morgenochtend 10.00 uur te laten vertegenwoordigen”;
- een door [appellante] toegezonden organogram, ingekomen ter griffie op 4 december 2024;
- de door [appellante] toegezonden laatste vastgestelde jaarrekeningen van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V., ingekomen ter griffie op 6 december 2024;
- een e-mailbericht van de deskundige aan mrs. Nuland en Koelemaij en het hof van 10 december 2024;
- een brief van de deskundige aan mrs. Nuland en Koelemaij van 10 december 2024 met als bijlage een overzicht van vragen en actiepunten;
- een e-mailbericht van mr. Nuland aan de deskundige en mr. Koelemaij van 9 januari 2025 met als bijlagen de jaarrekening van [bedrijf 3] B.V. van 2023 en uittreksels uit Poolse handelsregisters en UBO register;
- een e-mailbericht van de deskundige aan mrs. Nuland en Koelemaij van 9 januari 2025;
- een e-mailbericht van mr. Nuland aan de deskundige en mr. Koelemaij van 13 januari 2025 met een reactie op de voorgestelde aanpak en de mogelijke aanpassing van de vragen;
- een e-mailbericht van de deskundige aan mrs. Nuland en Koelemaij van 14 januari 2025;
- een e-mailbericht van de deskundige van 22 januari 2025 met als bijlagen voorbeeldvragen en een overzicht van de voortgang tussen 4 december 2024 tot en met 21 januari 2025.
10.2.
Het hof heeft daarna een datum voor beschikking bepaald

11.De verdere beoordeling

11.1.
Op verzoek van de deskundige heeft er op 4 december 2024 een regiezitting ten overstaan van de raadsheer-commissaris plaatsgevonden. Tijdens deze zitting is onder meer aan de orde gekomen dat de deskundige niet beschikt over alle informatie om de aan hem voorgelegde vragen te kunnen beantwoorden. Zo ontbreken recente jaarrekeningen van [belanghebbende 2] . Verder heeft de deskundige te kennen gegeven dat niet alle aan hem voorgelegde vragen realistisch zijn te beantwoorden. Namens [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] was er niemand ter zitting aanwezig om op het voorgaande reageren. De raadsheer-commissaris heeft vervolgens de zaak aangehouden om [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] de gelegenheid te geven om de jaarstukken van [belanghebbende 2] over de jaren 2021 tot en met 2023 aan de deskundige ter beschikking te stellen en om de deskundige, [appellante] , [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] in de gelegenheid te stellen om in onderling overleg de aan de deskundige te stellen vragen (zo nodig) te herformuleren.
11.2.1.
Bij e-mailbericht van 22 januari 2025 heeft de deskundige het hof bericht dat [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] , ondanks herhaalde verzoeken, de gevraagde input nog steeds niet hebben gegeven, terwijl zonder deze input het waarderen van (de aandelen van) [belanghebbende 2] onmogelijk is. De deskundige heeft ook bericht dat hij bij [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] de jaarcijfers over 2021 tot en met 2023 heeft opgevraagd, maar deze nog steeds niet heeft ontvangen.
11.2.2.
De deskundige heeft daarnaast zijn tijdens de regiezitting reeds gedane voorstel herhaald om de certificaten van aandelen die door [belanghebbende 1] via zijn holding worden gehouden te waarderen in plaats van de aandelen die door [belanghebbende 1] in zijn holding worden gehouden en de opbrengst van de verkoop van de certificaten naar [belanghebbende 1] in privé door te storten (bijvoorbeeld als lening aan privé of als dividenduitkering) en daarmee de privé lening aan [appellante] af te lossen, zoals door de deskundige uitgewerkt in zijn ‘
voorstel voor vervolg van het deskundigenbericht’.
11.2.3.
De deskundige heeft voorts voorgesteld de aan hem voor te leggen vragen als volgt te herformuleren (waarbij ‘’ kan worden vervangen door ‘de aandelen van [belanghebbende 2] ’ of ‘de certificaten van aandelen in de [naam] Groep via de STAK [naam] ’):
Welke waarderingsmethode is het meest passend voor het en waarom?
Wat is de economische waarde van uitgaande van het
going concernprincipe in handen van het huidig management per waarde peildatum?
3. Wat is de invloed van de gemeenschappelijke onverdeelde eigendommen op de economische waarde?
4. Wat levert naar verwachting mogelijk de hoogste verkoopopbrengst op voor de verkoper en welke voorwaarden zijn daarbij relevant?
5. Wat is de mogelijke impact op de verkoopopbrengst van een executie van ?
6. Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het
Hof daarvan kennis neemt?
Namens [appellante] is bij e-mailbericht van 13 januari 2024 al op de initieel door de deskundige voorgestelde vragen gereageerd.
11.3.
Het hof stelt vast dat deze zaak in een impasse terecht is gekomen. Doordat [belanghebbende 1] (mede namens [belanghebbende 2] ) niet reageert op verzoeken van de deskundige om de informatie aan te leveren die nodig is om de aandelen van [belanghebbende 2] te kunnen waarderen, heeft de deskundige nog niet kunnen starten met het door het hof bij tussenbeschikking van 3 oktober 2024 bevolen deskundigenonderzoek. Zoals hiervoor al overwogen heeft de deskundige als alternatief voorgesteld om in plaats van de aandelen van [belanghebbende 2] de certificaten van aandelen in de [naam] Groep die [belanghebbende 1] via [belanghebbende 2] in de STAK houdt, te waarderen en te verkopen. Hiervoor kan de deskundige, naar het hof begrijpt, wel over de benodigde informatie beschikken. Voor de waardering en verkoop van de certificaten dan wel een deel daarvan, indien dit voldoende is ter voldoening van de schuld aan [appellante] , is echter in beginsel de toestemming van [belanghebbende 1] noodzakelijk, omdat de certificaten niet zijn beslagen.
Het hof heeft er kennis van genomen dat [appellante] van oordeel is dat verkoop van de certificaten niet aan de orde kan zijn, maar dat hoeft het hof niet ervan te weerhouden onderstaande aanpak te beproeven (ook al is instemming vervolgens van [appellante] in beginsel evenzeer noodzakelijk).
11.4.
Om uit de impasse te geraken, legt het hof aan [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] thans de volgende keuzes voor:
akkoord gaan met het voorstel van de deskundige om de certificaten te waarderen en te verkopen (zie ook hiervoor onder 11.2.2) of
de financiële stukken die nodig zijn om de aandelen in [belanghebbende 2] te kunnen waarderen, aan te leveren.
[belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] dienen binnen twee na weken na de datum van deze beschikking de deskundige, [appellante] en het hof te berichten voor welke optie zij kiezen, naast een reactie (desgewenst) op de door de deskundige voorgestelde herformulering van de te beantwoorden vragen. Indien zij kiezen voor optie B, dan dienen zij binnen twee weken na de datum van deze beschikking ook de benodigde financiële stukken met betrekking tot [belanghebbende 2] (waaronder in ieder geval de jaarstukken over 2021 tot en met 2023) aan de deskundige en [appellante] (c.c. het hof) ter beschikking te stellen (dan wel toe te zeggen dat deze binnen afzienbare en nader te duiden tijd ter beschikking zullen worden gesteld).
11.5.
Bij gebreke aan hetzij instemming met het voorstel van de deskundige (A), hetzij informatieverstrekking (B) zal het hof niet anders kunnen concluderen - zoals de deskundige al heeft gedaan - dan dat [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] in strijd met het bepaalde in de wet geen enkele medewerking verlenen aan het deskundigenonderzoek ter vaststelling van een verantwoorde verkoopwijze van de aandelen van [belanghebbende 2] .
Dit terwijl dit onderzoek juist is opgedragen mede en vooral in het belang van [belanghebbende 1] als beslagene.
Indien instemming dan wel informatieverstrekking als beschreven uitblijft dan zal het hof op het verzoek van [appellante] tot verkoop van de aandelen in [belanghebbende 2] de beslissing nemen die het hof alsdan geraden acht. Het hof wijst [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] op het bepaalde in art. 198 lid 3 Rv. (v.a. 1 januari 2025 artikel 190 lid 3 Rv.): “Partijen zijn verplicht mee te werken aan een onderzoek door deskundigen. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.”
11.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

12.De beslissing

Het hof:
stelt [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] in de gelegenheid zich
uiterlijk 13 maart 2025schriftelijk uit te laten als bedoeld in r.o. 11.4;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, J.W. van Rijkom en T. van der Valk en is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025.