In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1968 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf van vier jaren, terwijl de raadsman pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig achtte. De verdachte had op 6 september 2023 een tas met tien kilogram cocaïne in ontvangst genomen, zonder te weten dat het om drugs ging, aldus zijn verklaring. Het hof oordeelde echter dat de verdachte op basis van de omstandigheden en de bewijsmiddelen had moeten weten wat hij vervoerde. Het hof heeft de gevangenisstraf uiteindelijk vastgesteld op drie jaren, met aftrek van voorarrest, en het eerdere vonnis vernietigd ten aanzien van de opgelegde straf. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.