ECLI:NL:GHSHE:2025:491

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
20-002147-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met voorwaardelijke gevangenisstraf en contactverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor belaging van een slachtoffer, waarbij hij stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank had eerder een taakstraf opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer. De verdachte had in de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 november 2020 herhaaldelijk contact gezocht met het slachtoffer, ondanks dat deze had aangegeven hier niet van gediend te zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging door onder andere het versturen van ongewenste berichten en het lastigvallen van het slachtoffer. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de belaging. De verdachte heeft een autismespectrumstoornis, wat mogelijk invloed heeft gehad op zijn gedrag, maar dit heeft het hof niet weerhouden van het opleggen van een straf. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002147-22
Uitspraak : 25 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 13 september 2022, in de strafzaak met parketnummer
02-322517-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘belaging’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft voorts een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 3 jaren opgelegd, op straffe van 1 week hechtenis per overtreding. Daarbij heeft de rechtbank bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, inclusief de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, behoudens ten aanzien van de in dat vonnis opgelegde straf en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 3 jaren.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 november 2020 te Breda en/of elders in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, alstoen
- aan (vele) andere personen het telefoonnummer van die [slachtoffer] gegeven en/of die [slachtoffer] (telkens) (telefonisch) lastig gevallen door haar (telkens) op haar (mobiele) telefoon te bellen en/of
- die [slachtoffer] (telkens) (telefonisch) lastig gevallen door haar (telkens) een of meerdere (zogeheten) (WhatsApp-)bericht(en) te sturen en/of te zenden (naar haar [mobiele] telefoon) en/of
- die [slachtoffer] (telkens) een of meerdere bloemstukken en/of pakketjes en/of brieven en/of (rouw-)kaarten gestuurd en/of laten bezorgen en/of
- een (dode) cavia, althans een (dood) dier, voor de (voor-)deur (op de mat) van die [slachtoffer] gelegd en/of laten liggen en/of
- een aantal brieven gestuurd naar en/of afgeleverd bij een groot aantal buurtbewoners van die [slachtoffer] en/of bevestigd aan/in een - in de hal van het flatgebouw (alwaar die [slachtoffer] woonachtig is) aanwezige/geplaatste - (vitrine)kast, welke brieven waren voorzien van de tekst en/of de woorden: ‘ [voornaam slachtoffer] sexparadijs’ (daarbij doelende op die [slachtoffer] ) en/of daarbij/daarop het
(woon-)adres van die [slachtoffer] vermeld en/of weergegeven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 november 2020 te Breda en/of elders in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, alstoen
- die [slachtoffer] (telefonisch) lastig gevallen door haar op haar mobiele telefoon te bellen en
- die [slachtoffer] (telefonisch) lastig gevallen door haar meerdere berichten te sturen en
- die [slachtoffer] meerdere bloemstukken en een pakketje en brieven en (rouw-)kaarten gestuurd en/of laten bezorgen en
- een aantal brieven gestuurd naar en/of afgeleverd bij een groot aantal buurtbewoners van die [slachtoffer] en bevestigd in een - in de hal van het flatgebouw (alwaar die [slachtoffer] woonachtig is) aanwezige - (vitrine)kast, welke brieven waren voorzien van de tekst: ‘ [voornaam slachtoffer] sexparadijs’ (daarbij doelende op die [slachtoffer] ) en daarbij/daarop het woonadres van die [slachtoffer] vermeld.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit arrest zijn de bewijsmiddelen opgenomen in de aan dit arrest gehechte bijlage. De bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de verdediging – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte slechts enkele handgeschreven brieven naar de aangeefster heeft gestuurd en een aantal keren naar haar heeft gebeld, hetgeen geen stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster betreft. In het dossier is onvoldoende bewijs voorhanden om vast te stellen dat de verdachte degene is geweest die de bloemstukken, pakketjes, rouwkaarten en brieven naar de aangeefster heeft verzonden. De verdachte heeft te goeder trouw [naam] , een oude vriendin van zijn overleden vrouw, in zijn woning toegelaten in de periode dat hij ziek was en zorg nodig had. Hij kan niet anders dan veronderstellen dat zij, dan wel een derde, de overige tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd, nu zij toegang had tot zijn computer, bankpasjes en gegevens en hij haar ook zijn pincode heeft gegeven, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht verschillende factoren van belang zijn, te weten de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de aangeefster in de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 november 2020 drie cadeaupakketjes (bloemstukken), meerdere brieven, waaronder een aantal handgeschreven
brieven, twee rouwkaarten en meerdere e-mailberichten heeft ontvangen. Op 4 oktober 2020 is er in een vitrinekast in de centrale hal van het flatgebouw waar de aangeefster woonde, een pamflet opgehangen met de tekst ‘ [voornaam slachtoffer] sexparadijs, voor al uw sexwensen’ met daarop het adres van de aangeefster vermeld. Ook hebben bewoners van de flat waarin de aangeefster woonde, diezelfde tekst in hun brievenbus ontvangen.
De verdachte heeft verklaard dat de handgeschreven brieven van hem afkomstig zijn en dat hij de aangeefster een aantal keren heeft gebeld. Over de overige handelingen heeft hij verklaard dat die door [naam] , dan wel een derde, zouden zijn verricht en de verdachte heeft zijn betrokkenheid hierbij ontkend. Omtrent [naam] heeft de verdachte verklaard dat [naam] een oude vriendin is van zijn in 2011 overleden vrouw. In de periode dat hij ziek was, medio april/mei 2020, stond [naam] ineens voor zijn deur. Zij hadden elkaar gedurende een periode van 10 tot 11 jaren niet gezien. [naam] is bij hem ingetrokken en heeft hem enkele weken verzorgd. Hierbij had zij toegang tot onder andere de computer van de verdachte.
Met betrekking tot het door de verdachte geschetste alternatieve scenario overweegt het hof als volgt.
Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario
Tijdens het politieonderzoek heeft de politie onderzocht of de verdachte in zijn telefoon contactgegevens had van [naam] , hetgeen niet het geval was. In de fase van hoger beroep heeft uitgebreid onderzoek plaatsgevonden naar [naam] naar aanleiding van door de verdachte ingebrachte informatie. Aan de advocaat-generaal is de opdracht gegeven de systemen in Nederland, België en Frankrijk te bevragen over het wel of niet voorkomen van [naam] , geboren op [geboortedag] in de jaren 1959 tot en met 1970 te Bordeaux. Naar aanleiding hiervan is op 9 november 2024 in Frankrijk een persoon genaamd [naam] , geboren op [geboortedag] 1969, gehoord. Uit dit verhoor is gebleken dat deze persoon nog nooit in Nederland is geweest, de Nederlandse taal niet beheerst en zij niet bekend is met de namen van de aangeefster en de verdachte. In dit proces-verbaal is door de agent [naam agent] vermeld dat de gehoorde persoon niet overeenkomt met de persoon op de foto die aan het dossier is toegevoegd en niet de persoon is die door de Nederlandse politie wordt gezocht. Daarnaast is er een aanvullend proces-verbaal van bevindingen opgemaakt over de resultaten van een aanvullend onderzoek te verrichten naar de verkeershistorische gegevens van de telefoon van de verdachte in de maand december 2022 die zien op het aanstralen van de zendmasten in de buurt bij de grensovergang Hazeldonk-Meer en indien deze telefoon in deze maand aldaar wordt gelokaliseerd, de gebruikers van alle inkomende telefoongesprekken, op datum/data die zouden kunnen zien op het door de verdachte gestelde contact toen daar met [naam] . Uit dit aanvullende onderzoek volgt dat het toestel van de verdachte in de maand december op 1 december 2022 te ’s-Hertogenbosch is geweest, op 13 december 2022 op de snelweg ter hoogte van Sprang-Capelle, op 14 december 2022 te Sleeuwijk en op 19 december 2022 te Eindhoven. Daarnaast blijkt dat zowel uit de telefoon als uit de historische printgegevens niet blijkt dat de verdachte in de maand december 2022 gebeld is of gebeld heeft met een +316 nummer dat van [naam] zou kunnen zijn.
Het uitgebreide onderzoek om het door de verdachte geschetste alternatieve scenario te verifiëren heeft niets opgeleverd. Het hof is van oordeel dat er geen begin van aannemelijkheid is van het bestaan van ‘ [naam] ’. In dat kader overweegt het hof dat aan de door de getuige [naam getuige] afgelegde verklaring ter terechtzitting in hoger beroep geen waarde wordt gehecht. Zo heeft de getuige verklaard dat [naam] ongeveer 30 tot 35 jaar oud zou zijn, terwijl de verdachte bij de politie heeft verklaard dat [naam] twee jaar ouder zou zijn dan zijn overleden vrouw en ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij verklaard dat zij één tot twee jaar jonger zou zijn dan zijn vrouw. De door de getuige afgelegde verklaring wijkt in zoverre dermate af van hetgeen de verdachte heeft verklaard dat het hof deze verklaring buiten beschouwing laat.
Tevens overweegt het hof dat als [naam] al zou bestaan er alsnog geen bewijs voorhanden is dat zij degene is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de overige tenlastegelegde handelingen die niet door de verdachte worden bekend, dan wel dat een derde zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Het dossier bevat verschillende aanwijzingen dat het de verdachte zelf is die onder de naam van [naam] contact met de aangeefster heeft gezocht. Op het eigen e-mailadres van de verdachte ( [e-mailadres 1] ) is op 18 december 2020 een e-mailbericht met een Google-verificatiecode binnengekomen voor het Google-account
‘ [e-mailadres 2] ’. Dit is niet te rijmen met de verklaring van de verdachte bij zijn
verhoor (op 22 december 2020) dat [naam] eind april 2020 voor het laatst in zijn woning is
geweest en zijn verklaring op 21 januari 2021 dat hij [naam] niet meer heeft gesproken.
Daarnaast zijn bijna alle brieven voorzien van een printlabel aan de voorzijde. Daarop staat: ‘ [voornaam slachtoffer] sexparadijs’, of ‘ [voornaam slachtoffer] sex en escortservice’, of ‘Heroine hoer [voornaam slachtoffer] ’, met haar adres en in drie gevallen staat er nog ‘vertrouwelijk’ boven. Daarnaast zit er op iedere brief dezelfde postzegel die afgestempeld is in [plaats] . Bijna alle brieven (op vier na) zijn aan de achterzijde op dezelfde wijze vastgeplakt. Ook de handgeschreven brieven in naam van [voornaam verdachte] (de verdachte) zijn op dezelfde wijze vastgeplakt als de brieven van afzender ‘ [naam] ’ (of van afzender ‘ [naam 2] ’). Ten slotte merkt het hof op dat de bloemen en het pakketje besteld zijn vanaf de computer van de verdachte en dat deze ook met zijn pinpas zijn betaald. Niet valt in te zien dat [naam] behalve over de computer van de verdachte ook over zijn bankgegevens zou hebben beschikt.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario als ongeloofwaardig terzijde dient te worden geschoven en het hof gaat ervan uit dat de verdachte zich als [naam] heeft voorgedaan en onder die naam heeft gehandeld.
Stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster
De verdachte heeft bekend dat hij de handgeschreven brieven die aangeefster heeft ontvangen, heeft geschreven. Ook heeft hij een bekennende verklaring afgelegd dat hij haar meermalen heeft gebeld. Zoals hiervoor overwogen heeft het hof vastgesteld dat de verdachte zich heeft voorgedaan als [naam] en derhalve acht het hof ook bewezen dat alle door ‘ [naam] ’ ondertekende brieven van de verdachte afkomstig zijn. Ook zijn er diverse e-mailberichten aangetroffen in het dossier die zijn verstuurd vanaf de computer van
de verdachte naar de aangeefster. Daarmee is er naar het oordeel van het hof voldoende wettig en overtuigend bewijs dat het de verdachte is geweest die deze berichten heeft gestuurd. Het hof acht ook bewezen dat de verdachte de rouwkaarten, het pamflet in het flatgebouwen de brieven aan de bewoners heeft gestuurd, ook al is daarop niet de naam [naam] als afzender gebruikt. Hiertoe acht het hof redengevend dat op de enveloppen van de door de verdachte onder de naam ‘ [naam] ’ geschreven brieven de woorden ‘ [voornaam slachtoffer] Sexparadijs’ staan vermeld en deze bewoordingen exact dezelfde zijn als de bewoordingen op de envelop en inhoud van het pamflet en de brieven, namelijk ‘ [voornaam slachtoffer] Sexparadijs’.
Over de gestuurde bloemen en het pakketje is het hof tevens van oordeel dat ook deze van
de verdachte afkomstig zijn, zoals hiervoor overwogen. Met betrekking tot de overige tenlastegelegde handelingen is het hof van oordeel dat hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is in het dossier en het hof zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Bovengenoemde handelingen heeft de verdachte verricht ook nadat de aangeefster heeft aangegeven hier niet van gediend te zijn en er een zogenaamd STOP-gesprek met de politie heeft plaatsgevonden. Desondanks is de verdachte op verschillende manieren contact blijven zoeken, variërend van liefdesbetuigingen tot de meest afschuwelijke aantijgingen, bedreigingen en verwensingen. Hij heeft zijn toenadering ook breder getrokken door in de flat waar de aangeefster woonde nare berichten over haar te verspreiden. Dit maakt dat de aard en intensiteit van de gedragingen en de invloed op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster zodanig zijn dat sprake is van stelselmatige belaging.
Het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Resumerend acht het hof, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

belaging.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich gedurende 8 maanden schuldig heeft gemaakt aan belaging van het slachtoffer. Het slachtoffer werd daarbij op verschillende manieren telkens met de verdachte geconfronteerd, terwijl zij meermalen bij hem had aangegeven daar niet van gediend te zijn. Ondanks een zogenaamd STOP-gesprek met de politie - waarin aan de verdachte op ondubbelzinnige wijze te verstaan is gegeven geen contact meer met de aangeefster op te nemen - is hij doorgegaan met het benaderen van de aangeefster. Door aldus te handelen heeft de verdachte de grenzen van het slachtoffer ernstig overschreden en op indringende wijze een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer, waarbij hij haar ernstig in verlegenheid heeft gebracht door ook derden, waaronder flatbewoners en haar ouders, berichten te sturen die uiterst grievend zijn voor de aangeefster. De verdachte heeft volstrekt onacceptabel en respectloos gedrag vertoond. Stelselmatige inbreuk op iemands privacy en integriteit raakt immers direct aan de persoonlijkheid en het welbevinden van de belaagde kan tot psychische problemen leiden. De verdachte heeft dit miskend en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen belangen en emoties.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 25 november 2024, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaande aan het bewezenverklaarde niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. In dat kader heeft het hof acht geslagen op de Pro Justitia rapportage, psychologisch onderzoek, d.d. maart 2023, welke rapportage is opgemaakt door GZ-psycholoog [naam] en klinisch psycholoog [naam] in de zaak met parketnummer 02-298880-22, waarvan de inhoudelijke behandeling gepland staat op 10 maart 2025. In die zaak is aan de verdachte tevens (medeplegen van) belaging van de aangeefster in een periode in 2022 tenlastegelegd en daarnaast bedreiging van deze aangeefster. Uit deze rapportage volgt dat bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, welke aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde. Gezien de aard en de ernst van de problematiek is het zeer aannemelijk dat de vastgestelde psychopathologie van invloed is geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Volgens de onderzoekers is het voorstelbaar dat de beperkingen van de verdachte, samenhangend met de vastgestelde autismespectrumstoornis, in ieder geval enige invloed hebben gehad op zijn keuzevrijheid en vrijheid van handelen. Op welke manier en in welke mate dit ten tijde van het tenlastegelegde precies zou zijn gebeurd kon door de onderzoekers niet worden onderzocht.
Gelet op de lichamelijke gesteldheid van de verdachte is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de oplegging van een taakstraf niet passend is. Alles afwegende zal het hof volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof ziet aanleiding om aan deze voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde een contactverbod te verbinden, zoals nader in het dictum vermeld.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de volledige proeftijd:
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact (zal) doen opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1971, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. K.J. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 25 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J. Platschorre is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.