ECLI:NL:GHSHE:2025:41

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
200.338.289_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke vernietiging van overeenkomst door bedrog en misbruik van omstandigheden in civiele zaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van [appellant], een eenmanszaak die dakdekkersdiensten verleent, tegen [geïntimeerden], die een lekkage aan hun dakgoot hadden laten verhelpen. De medewerkers van [appellant] hebben hen een offerte gepresenteerd voor werkzaamheden die volgens hen noodzakelijk waren. Na uitvoering van de werkzaamheden hebben [geïntimeerden] het factuurbedrag betaald, maar later betwistten zij de overeenkomst op grond van bedrog en dwaling. Het hof oordeelt dat de overeenkomst door bedrog tot stand is gekomen, omdat de medewerkers van [appellant] opzettelijk onjuiste informatie hebben verstrekt over de oorzaak van de lekkage en de noodzaak van de werkzaamheden. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter dat de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd en dat [appellant] het betaalde bedrag moet terugbetalen. De kosten van deskundigenonderzoek worden ook toegewezen aan [geïntimeerden]. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.338.289/01
arrest van 14 januari 2025
in de zaak van
[appellant], voorheen handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. M. Goedhart te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1] ,en

2.
[geïntimeerde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna aan te duiden als [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. B. Helmond te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 oktober 2024 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 23 november 2023, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen [appellant] als gedaagde en [geïntimeerden] als eisers.

1.Kern van de zaak

[geïntimeerden] zijn op internet op zoek gegaan naar een bedrijf dat een lekkage aan hun dakgoot kon verhelpen. Twee medewerkers van [appellant] hebben het dak van [geïntimeerden] geïnspecteerd en hebben [geïntimeerden] medegedeeld dat het dakbeschot het probleem was. Zij hebben ter plaatse een offerte opgemaakt voor door hen te verrichten werkzaamheden op het dak en [geïntimeerden] hebben deze offerte geaccepteerd. De medewerkers van [appellant] zijn vervolgens een aantal uur op het dak van [geïntimeerden] bezig geweest. [geïntimeerden] hebben daarna meteen het factuurbedrag betaald. [geïntimeerden] vorderen in deze procedure onder meer terugbetaling van dit factuurbedrag op de grond dat zij de overeenkomst tussen partijen gerechtvaardigd buitengerechtelijk hebben vernietigd. Zij stellen dat de overeenkomst tussen partijen door bedrog dan wel dwaling tot stand is gekomen, omdat de medewerkers van [appellant] hen opzettelijk onjuist hebben ingelicht over de oorzaak van de lekkage. Het hof volgt [geïntimeerden] daarin en wijst net als de rechtbank de vorderingen van [geïntimeerden] toe.

2.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 10131270 CV EXPL 22-4368)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het tussenvonnis van 22 december 2022.

3.Het geding in hoger beroep

3.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met productie 13;
  • de memorie van antwoord met productie 11;
  • de mondelinge behandeling op 13 november 2024, waarbij [appellant] , bijgestaan door mr. Goedhart, en [geïntimeerden] , bijgestaan door mrs. Helmond en I.W.E. van der Meulen, zijn gehoord en [geïntimeerden] spreekaantekeningen hebben overgelegd;
  • de door [appellant] op verzoek van het hof opnieuw overgelegde afschriften van producties 6 en 7 horende bij de dagvaarding in eerste aanleg;
  • de nagekomen producties 12 tot en met 14 van [geïntimeerden] , die [geïntimeerden] tijdens de mondelinge behandeling bij akte in het geding hebben gebracht.
3.2.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

4.De feiten

4.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
4.1.1.
Rond september 2021 hebben [geïntimeerden] last gehad van lekkages bij de dakgoten van hun woning.
4.1.2.
In die tijd dreef [appellant] een eenmanszaak, [handelsnaam] , waarmee hij dakdekkersdiensten verleende.
4.1.3.
Op 1 oktober 2021 hebben [geïntimeerden] via de website van het in [vestigingsplaats] gevestigde loodgietersbedrijf [X B.V.] (hierna: [X B.V.] ) een verzoek ingediend om de lekkage bij de dakgoten te verhelpen. Op dezelfde dag heeft een medewerker van [appellant] telefonisch contact opgenomen met [geïntimeerden] en een afspraak gemaakt voor 4 oktober 2021.
4.1.4.
Op 4 oktober 2021 hebben twee medewerkers van [appellant] [geïntimeerden] bezocht. Na inspectie van het dak hebben zij een ter plaatse handgeschreven offerte aan [geïntimeerden] aangeboden. Op de handgeschreven offerte staat de naam ‘ [handelsnaam] ’ vermeld. Zij hebben [geïntimeerden] foto’s laten zien waarop de gebreken aan het dak te zien zouden zijn. De volgende werkzaamheden zijn geoffreerd tegen een bedrag van
€ 7.078,50 inclusief btw:
- lood coaten schoorsteen (2 x € 660,000 exclusief btw);
- nokvorst aansmeren (€ 1.550,00 exclusief btw);
- houtbeschot impregneren (€ 3.080,00 exclusief btw)
.
[geïntimeerden] hebben de offerte geaccepteerd. De medewerkers van [appellant] zijn daarop direct aan het werk gegaan. De werkzaamheden hebben ongeveer twee uur in beslag genomen.
4.1.5.
Na afronding van de werkzaamheden hebben de medewerkers van [appellant] een factuurbedrag van € 7.199,50 in rekening gebracht. [geïntimeerden] hebben op hun verzoek meteen betaald.
4.1.6.
Vanwege het in hun ogen hoge factuurbedrag in combinatie met de korte tijd dat de medewerkers van [appellant] aan het werk zijn geweest, hebben [geïntimeerden] nog diezelfde 4 oktober 2021 [X B.V.] de uitgevoerde werkzaamheden laten controleren. [X B.V.] heeft op diezelfde datum haar bevindingen schriftelijk vastgelegd (productie 6 bij dagvaarding in eerste aanleg). Deze bevindingen houden, heel kort samengevat, in dat de door [handelsnaam] verrichte werkzaamheden niet berekend zijn naar marktconforme prijzen en dat er twijfel bestaat of de verrichte werkzaamheden wel juist zijn uitgevoerd.
4.1.7.
Bij brief van 8 december 2021 heeft de gemachtigde van [geïntimeerden] de overeenkomst die partijen op 4 oktober 2021 hebben gesloten, vernietigd op grond van bedrog dan wel dwaling en [appellant] gesommeerd het door [geïntimeerden] betaalde bedrag binnen veertien dagen terug te betalen. [appellant] heeft hieraan geen gehoor gegeven.
4.1.8.
Op 24 maart 2022 hebben [geïntimeerden] een aanvullend deskundigenonderzoek laten uitvoeren door het Bureau voor Bouwpathologie (hierna: BvB). [appellant] is uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn, maar hij heeft schriftelijk (per mail van 9 februari 2022) laten weten daarbij niet aanwezig te zijn.
BvB heeft op 25 mei 2022 een rapport opgemaakt over de bevindingen van zijn onderzoek (productie 7 bij dagvaarding in eerste aanleg).
4.1.9.
Bij brief van 7 juni 2022 heeft de gemachtigde van [geïntimeerden] [appellant] nogmaals gesommeerd om het door [geïntimeerden] betaalde factuurbedrag terug te betalen.
[appellant] heeft ook hieraan geen gehoor gegeven.

5.De procedure bij de kantonrechter

5.1.
[geïntimeerden] hebben de kantonrechter in eerste aanleg met een beroep op bedrog dan wel dwaling, samengevat, gevorderd voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- ( primair) voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen is vernietigd per brief van 8 december 2021 dan wel (subsidiair) de overeenkomst tussen partijen te vernietigen;
- [appellant] te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerden] van een bedrag van € 7.199,00 als onverschuldigd betaald, een bedrag van € 1.331,00 aan expertisekosten en de proces- en nakosten, alle bedragen te vermeerderen met wettelijke rente.
5.2.
[appellant] heeft hiertegen verweer gevoerd. Dit verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
5.3.
Bij eindvonnis van 23 november 2023 heeft de kantonrechter geoordeeld dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [geïntimeerden] door opzettelijk onjuiste mededelingen van (de medewerkers van) [appellant] zijn bewogen tot het laten uitvoeren van een niet noodzakelijke ‘reparatie’ aan hun dak. Hierdoor heeft de buitengerechtelijke verklaring van [geïntimeerden] van 8 december 2021 tot vernietiging van de rechtshandeling effect, aldus de kantonrechter. Vervolgens heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat de rechtshandeling van [geïntimeerden] is vernietigd bij brief van 8 december 2021 en [appellant] uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerden] van € 8.530,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente en in de proceskosten, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente.

6.De gronden van het hoger beroep

6.1.1.
[appellant] kan zich niet vinden in bovengenoemd eindvonnis en voert hiertegen zes grieven aan. Deze grieven zijn gericht tegen:
1. de vaststelling van de feiten door de kantonrechter;
2. het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerden] onder valse voorwendselen zijn bewogen tot het laten uitvoeren van een niet-noodzakelijke reparatie en dat de buitengerechtelijke verklaring van 8 december 2021 tot vernietiging van die rechtshandeling effect heeft;
3. de toewijzing door de kantonrechter van de door [geïntimeerden] gevorderde wettelijke rente;
4. de toewijzing door de kantonrechter van de door [geïntimeerden] gevorderde expertisekosten;
5. de procesveroordeling van [appellant] in eerste aanleg;
6. de door de kantonrechter afgegeven verklaring voor recht dat de rechtshandeling van [geïntimeerden] is vernietigd bij brief van 8 december 2021 en de veroordeling van [appellant] door de kantonrechter tot betaling van een bedrag van € 8.530,00 en de proceskosten.
6.1.2.
[appellant] vordert in hoger beroep, samengevat, vernietiging van dat vonnis en, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de vorderingen van [geïntimeerden] alsnog af te wijzen;
- [geïntimeerden] te veroordelen tot terugbetaling van wat [appellant] op grond van het bestreden vonnis aan hen heeft betaald;
- [geïntimeerden] te veroordelen in de kosten van beide instanties.
6.2.
[geïntimeerden] bestrijden de grieven en concluderen, samengevat, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en tot veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

7.De beoordeling in hoger beroep

7.1.
De eerste grief van [appellant] is gericht tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, daar waar het gaat om de bevindingen van [X B.V.] en BvB. Het hof heeft de feiten in hoger beroep opnieuw vastgesteld, zodat [appellant] geen belang (meer) heeft bij deze grief.
7.2.
Met zijn overige grieven legt [appellant] het geschil tussen partijen in volle omvang aan het hof voor. Het hof zal daarom de grieven gezamenlijk behandelen.
Grondslag vorderingen van [geïntimeerden]
7.3.
Aan de door hen gevorderde verklaring voor recht en terugbetaling door [appellant] van het door hen betaalde factuurbedrag leggen [geïntimeerden] ten grondslag dat zij de overeenkomst tussen partijen op grond van bedrog dan wel dwaling gerechtvaardigd hebben vernietigd met het gevolg dat zij het factuurbedrag onverschuldigd hebben betaald. [geïntimeerden] voeren in dat verband, samengevat, het volgende aan. [geïntimeerden] hebben [X B.V.] via haar website benaderd met een verzoek om de lekkages te verhelpen. [appellant] is dit op onbekende wijze te weten gekomen en heeft contact met [geïntimeerden] opgenomen. Medewerkers van [appellant] hebben vervolgens de woning van [geïntimeerden] bezocht. Zij hebben [geïntimeerden] de leugen voorgehouden dat zij waren ingeschakeld door [X B.V.] . Vervolgens hebben zij met behulp van bedrieglijke foto’s het bestaan van ernstige gebreken aan het dak voorgewend die meteen moesten worden hersteld, omdat anders het gehele dakbeschot zou moeten worden vervangen. [geïntimeerden] waren hierdoor overvallen en hebben ingestemd met de voor het bedrag van € 7.078,50 inclusief btw geoffreerde werkzaamheden. De medewerkers van [appellant] hebben daarna slechts twee uur werkzaamheden verricht aan het dak van de woning van [geïntimeerden] , en hebben [geïntimeerden] daarna meteen het factuurbedrag in rekening gebracht. Nadat [geïntimeerden] hiertegen hebben geprotesteerd, hebben de medewerkers van [appellant] ongeoorloofde druk op hen uitgeoefend door te kennen te geven dat zij de woning niet zouden verlaten totdat [geïntimeerden] het factuurbedrag van € 7.199,00 hadden betaald. Hierdoor voelden [geïntimeerden] zich genoodzaakt het factuurbedrag te betalen. Achteraf is door deskundigenonderzoek gebleken dat de lekkage aan de dakgoot nog steeds niet was verholpen en dat de door [appellant] geoffreerde werkzaamheden (vrijwel) in het geheel niet zijn uitgevoerd, geen noemenswaardige functie hadden en geen enkele waarde hadden. [geïntimeerden] hadden de overeenkomst nooit gesloten als de medewerkers van [appellant] geen onjuiste mededelingen hadden gedaan over de oorzaak van de lekkage en de uit de lucht gegrepen risico’s voor het dak zonder reparatie.
Verweer van [appellant]
7.4.
[appellant] voert hiertegen verweer. Dit verweer houdt, kort samengevat, het volgende in. Op 30 september 2021 is bij [appellant] , zoals als productie 11 bij Conclusie van Antwoord in eerste aanleg overgelegd, een aanvraag van [geïntimeerden] binnengekomen om een lekkage bij de dakgoot van hun woning te verhelpen. Bij de inspectie door zijn medewerkers bleek dat het houtbeschot nat was. De medewerkers van [appellant] hebben verder vastgesteld dat de nokvorsten gebarsten waren, dat er een dakpan kapot was en dat er scheuren waren in het lood rondom de schoorsteen. Zij hebben daarvoor drie verbeteracties aangeboden. [appellant] betwist dat daarbij is gezegd dat het dak met spoed moest worden gerepareerd, omdat anders het hele dak moest worden vervangen. [geïntimeerden] hebben vervolgens de aangeboden verbeteracties geaccepteerd. Deze verbeteracties waren ook noodzakelijk. Het aansmeren van de nokvorst en de kapotte dakpan en het coaten van het lood dienden om inwatering te voorkomen, wat ook door [X B.V.] en BvB is erkend. Het impregneren van het houtbeschot was noodzakelijk om houtrot te voorkomen. De werkzaamheden zijn vervolgens conform offerte deugdelijk uitgevoerd.
[appellant] is dan ook van mening dat geen sprake is van bedrog of dwaling en dat de buitengerechtelijke vernietiging door [geïntimeerden] van de overeenkomst tussen partijen daarom geen effect heeft.
Is de overeenkomst tussen partijen door [geïntimeerden] gerechtvaardigd vernietigd?
Bedrog
7.5.
Het primaire standpunt van [geïntimeerden] is, zo begrijpt het hof, dat zij de overeenkomst tussen partijen gerechtvaardigd hebben vernietigd, omdat de overeenkomst tot stand is gekomen door bedrog. Van bedrog is sprake wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling (hier: het sluiten van een overeenkomst tot reparatie van een dak) beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep (artikel 3:44 lid 3 BW). Op grond van artikel 150 Rv dienen [geïntimeerden] voldoende feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting te bewijzen waaruit blijkt dat sprake is geweest van (1) een kunstgreep aan de zijde van [appellant] , of van (2) opzettelijke misleiding door [appellant] en van (3) de aanwezigheid van een causaal verband tussen de kunstgreep respectievelijk opzettelijke misleiding en het verrichten van de rechtshandeling.
7.6.
Bij de beantwoording van de vraag of de overeenkomst tussen partijen door bedrog tot stand is gekomen, laat het hof, evenals de kantonrechter, in het midden op welke wijze het verzoek van [geïntimeerden] om de lekkage aan de dakgoot te verhelpen terecht is gekomen bij [appellant] en of [appellant] zich (aanvankelijk) heeft voorgedaan als onderaannemer van [X B.V.] . Zoals hierna zal blijken, is dit voor de beoordeling of sprake is van bedrog (dan wel van een ander wilsgebrek) niet relevant.
7.7.
Het hof stelt verder voorop dat tussen partijen vaststaat dat het door [appellant] ontvangen verzoek van [geïntimeerden] zag op het verhelpen van de lekkage aan de dakgoot/hemelafvoer. Daarnaast is tussen partijen niet in geschil dat de medewerkers van [appellant] voorafgaande aan de door hen uitgevoerde werkzaamheden het dak van [geïntimeerden] met behulp van een van [geïntimeerden] geleende ladder kort hebben geïnspecteerd en tijdens die inspectie verschillende foto’s hebben gemaakt. Ook staat vast dat zij, onder vertoning van foto’s, [geïntimeerden] hebben medegedeeld dat het probleem gelegen was in het dakbeschot, omdat dit nat was, en dat dit probleem kon worden verholpen door het lood rondom de schoorsteen te coaten, de nokvorsten dicht te smeren en het houtbeschot te impregneren. Tenslotte staat niet ter discussie dat de medewerkers van [appellant] vervolgens gezamenlijk ongeveer twee uur bezig zijn geweest op het dak.
7.8.1.
[geïntimeerden] stellen dat de medewerkers van [appellant] [geïntimeerden] onjuist hebben voorgelicht over de oorzaak van de lekkage en daarbij misleidende foto’s hebben gebruikt om [geïntimeerden] te bewegen tot het laten verrichten van de geoffreerde werkzaamheden. Zij voeren daartoe aan dat hen achteraf is gebleken dat niet alle foto’s van hun dak zijn genomen en dat de foto’s die wel van hun dak zijn genomen, allemaal op of rond dezelfde plek zijn gemaakt. [appellant] betwist dit. Volgens hem zijn de foto’s wel degelijk op verschillende plekken op het dak van [geïntimeerden] gemaakt en tonen deze dus aan dat er over het gehele dakbeschot sprake was van vocht.
7.8.2.
De desbetreffende foto’s zijn door [appellant] in eerste aanleg in het geding gebracht als productie 12. Het hof stelt vast dat de foto’s overwegend in kikvorsperspectief vanuit de dakgoot zijn gemaakt. De enige foto die daarop een uitzondering vormt, is de eerste foto van productie 12 van het procesdossier in eerste aanleg, die [appellant] aan het hof heeft toegestuurd. Op deze foto, die niet vanuit de dakgoot maar hoger op het dak is genomen, is een soort vogelnestje te zien. [geïntimeerden] hebben ter zitting naar voren gebracht dat deze foto in hun exemplaar van het procesdossier in eerste aanleg ontbreekt en zij betwisten dan ook dat deze foto in eerste aanleg is overgelegd. Daarnaast betwisten zij dat deze foto van hun dak is gemaakt. Gesteld dat deze foto wel onderdeel uitmaakt van het procesdossier in eerste aanleg, stelt het hof vast dat het dakbeschot op deze foto (bestaande uit platen) afwijkt van het dakbeschot op de overige foto’s (bestaande uit planken). Voor dit verschil geeft [appellant] geen verklaring anders dan dat de foto met het vogelnestje, in tegenstelling tot de andere foto’s, aan de achterzijde van het dak is gemaakt. Bij het hof bestaat dan ook ernstige twijfel of deze foto wel van het dak van [geïntimeerden] is gemaakt.
7.8.3.
Echter, ook als deze foto wel van het dak van [geïntimeerden] zou zijn gemaakt, kan op basis van de foto’s niet worden geconcludeerd dat, zoals [appellant] aanvoert, het
geheledakbeschot nat was. Bij nadere bestudering van de overige foto’s valt het hof namelijk het volgende op. Als wordt uitgegaan van de nummering van de foto’s in de aanvullende producties 12 tot en met 14 van [geïntimeerden] in hoger beroep, laten (naast de eerder genoemde foto met het vogelnestje) foto’s 3, 4, 5 en 6 vochtplekken op het dakbeschot zien. Met [geïntimeerden] stelt het hof vast dat op verschillende foto’s dezelfde details terugkomen. Zo zijn op foto 2, 3 en 5 hetzelfde groene drievormig blad en dezelfde steel van een bruin blad te zien en zijn de beschadigingen op het houtbeschot en de spijker op foto 2 ook te zien op foto 6. Hieruit moet worden afgeleid dat deze foto’s allemaal op of rond dezelfde plaats en dus van dezelfde vochtplek op het dakbeschot zijn gemaakt. Het hof kan dan ook niet anders concluderen dan dat de medewerkers van [appellant] door middel van foto’s, die zij hoofdzakelijk op of rond één plek op het dak hebben gemaakt, [geïntimeerden] hebben willen laten geloven dat het gehele dakbeschot nat was en dat daarom de door hen geadviseerde werkzaamheden noodzakelijk waren.
7.9.1.
De stelling van [geïntimeerden] dat de medewerkers van [appellant] hen onjuist hebben voorgelicht over de noodzaak van de door hen geoffreerde werkzaamheden wordt bovendien bevestigd door de bevindingen van de deskundige van BvB in het rapport van 22 mei 2022. Uit dit rapport komt naar voren dat de geoffreerde werkzaamheden, op het coaten van het lood na, niet of niet deugdelijk zijn uitgevoerd en dat zij, voor zover al zorgvuldig uitgevoerd, niet hebben bijgedragen aan het verhelpen van de lekkage aan de hemelafvoer/dakgoot. Afgezien van het afsmeren van het dakbeschot dat, indien dit goed en volledig zou zijn uitgevoerd, enige inwatering had kunnen voorkomen, hebben de werkzaamheden ook los daarvan geen functie gehad, aldus BvB. BvB heeft de waarde van de geoffreerde werkzaamheden, voor zover al uitgevoerd, op nihil gesteld.
BvB heeft verder in het rapport vermeld dat een deugdelijke en veilige uitvoering van de geoffreerde werkzaamheden voor twee vaklieden ongeveer twee dagen werk zou hebben opgeleverd en dat een marktconforme prijs voor deze werkzaamheden, het materiaal en de veiligheidsvoorzieningen daaronder begrepen, een bedrag van € 2.000,00 exclusief btw zou hebben bedragen.
7.9.2.
Voornoemde bevindingen zijn door [appellant] onvoldoende betwist.
Anders dan [appellant] meent, zijn de bevindingen van BvB niet alleen gebaseerd op mededelingen van [geïntimeerden] maar ook op eigen waarnemingen. In de rapportage van BvB staat immers vermeld dat de deskundige het dakbeschot ter plaatse vanuit de dakgoot heeft onderzocht. [appellant] was uitgenodigd om bij dit onderzoek aanwezig te zijn en zijn visie te geven, maar [appellant] heeft er zelf voor gekozen om verstek te laten gaan.
Weliswaar bevestigt de rapportage van BvB dat, zoals [appellant] aanvoert, diverse pannen en nokvorsten kapot waren, maar BvB heeft ook opgemerkt dat werkzaamheden hieraan niet direct noodzakelijk waren, omdat deze gebreken, anders dan de hemelafvoer, geen lekkage of schade veroorzaakten. Ook overigens voert [appellant] niets aan op grond waarvan moet worden getwijfeld aan de juistheid van bovengenoemde bevindingen van BvB.
7.9.3.
Op grond van de bevindingen van BvB concludeert het hof dan ook dat de door [appellant] geoffreerde werkzaamheden voor het verhelpen van de lekkage aan de dakgoot niet noodzakelijk waren en, voor zover al deugdelijk uitgevoerd, ook overigens geen functie/waarde hadden, dat een goede en veilige uitvoering van deze werkzaamheden nooit door twee man in slechts twee uur had kunnen plaatsvinden en dat de door [appellant] in rekening gebrachte prijs bovendien verre van marktconform is.
7.10.
Al bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beziend is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat de medewerkers van [appellant] door het doen van onjuiste mededelingen [geïntimeerden] willens en wetens en dus opzettelijk hebben misleid om hen te bewegen tot het (tegen betaling van een veel te hoog bedrag) laten uitvoeren van werkzaamheden die geen oplossing boden voor het werkelijke probleem (de lekkage aan de dakgoot). De conclusie kan dan ook niet anders zijn dan dat de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen door bedrog van de zijde van [appellant] .
Misbruik van omstandigheden
7.11.
Nog afgezien daarvan is het hof van oordeel dat bovengenoemd samenstel van feiten en omstandigheden – met aanvulling van rechtsgronden (artikel 25 Rv) - in ieder geval misbruik van omstandigheden oplevert zoals bedoeld in artikel 3:44 lid 4 BW. Op grond van bovengenoemde omstandigheden kan immers ook worden geconcludeerd dat de medewerkers van [appellant] , die wisten of moesten begrijpen dat [geïntimeerden] door onervarenheid bewogen werden tot het sluiten van de overeenkomst, het tot stand komen van die overeenkomst bevorderden, hoewel hetgeen de medewerkers van [appellant] wisten of moesten begrijpen over de toestand van het dak en het allesbehalve marktconforme karakter van de aangeboden prijs, hen daarvan had behoren te weerhouden.
Buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst
7.12.
Op grond van artikel 3:44 lid 1 BW is een rechtshandeling vernietigbaar wanneer deze door (onder meer) bedrog of misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Gelet op wat hiervoor is overwogen, hebben [geïntimeerden] de overeenkomst tussen partijen bij brief van hun gemachtigde van 8 december 2021 gerechtvaardigd vernietigd. De door [geïntimeerden] gevorderde verklaring voor recht is daarmee toewijsbaar.
Grief II faalt derhalve.
Gevolgen van de vernietiging
7.13.1.
De vernietiging werkt terug tot het moment waarop de overeenkomst tussen partijen was gesloten (artikel 3:53 lid 1 BW). Dit betekent dat de overeenkomst tussen partijen geacht wordt nooit te hebben bestaan. [geïntimeerden] hebben het factuurbedrag van € 7.199,00 dus onverschuldigd betaald. Dit bedrag moet [appellant] op grond van artikel 6:203 BW terugbetalen. De door [geïntimeerden] gevorderde terugbetaling van het factuurbedrag kan dus eveneens worden toegewezen. Dit geldt ook voor de door [geïntimeerden] over dit bedrag gevorderde wettelijke rente, aangezien [appellant] geen inhoudelijk verweer hiertegen voert (anders dan het hiervoor afgewezen algemene verweer dat vernietiging ten onrechte heeft plaatsgevonden).
Grief III faalt derhalve.
7.13.2.
Voor zover de geoffreerde werkzaamheden door de medewerkers van [appellant] zijn uitgevoerd, kunnen zij bezwaarlijk ongedaan gemaakt worden. In dat geval bepaalt artikel 3:53 lid 2 BW dat de rechter kan worden gevraagd om aan de vernietiging geheel of deels haar werking te ontzeggen en kan de rechter aan een partij die daardoor onbillijk wordt bevoordeeld, de verplichting opleggen tot een uitkering in geld aan de partij die benadeeld wordt. [appellant] heeft echter geen beroep gedaan op dit artikel. Het hof ziet tot toepassing hiervan ook geen aanleiding. Uit de rapportage van BvB volgt immers dat de geoffreerde werkzaamheden, voor zover al uitgevoerd, voor [geïntimeerden] geen waarde hebben gehad.
Kosten van deskundigenonderzoek
7.14.
[geïntimeerden] vorderen ook vergoeding van het bedrag van € 1.331,00 inclusief btw aan kosten van deskundigenonderzoek. Deze kosten kunnen als redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid worden aangemerkt. [appellant] voert niets aan op grond waarvan hierover anders moet worden geoordeeld, anders dan het bij grief III al genoemde algemene verweer. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn daarom op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW toewijsbaar. Dit geldt eveneens voor de daarover gevorderde wettelijke rente, nu [appellant] hiertegen geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd.
Grief IV faalt derhalve.
Bewijsaanbod
7.15.
Voor zover [appellant] tegenbewijs aanbiedt, wordt hieraan niet toegekomen. Zoals hiervoor al is gebleken, heeft [appellant] de door [geïntimeerden] onderbouwde stellingen onvoldoende gemotiveerd betwist.
Proceskosten
7.16.
Gezien het voorgaande heeft de kantonrechter [appellant] terecht in de proceskosten veroordeeld. Grief V faalt derhalve, net zoals de algemene veeggrief VI, die geen zelfstandige betekenis heeft.

8.De slotsom

8.1.
Uit het bovenstaande volgt dat de grieven II tot en met VI falen. Het bestreden vonnis van de kantonrechter zal dus worden bekrachtigd. Dit brengt mee dat de door [appellant] gevorderde terugbetaling van wat hij op grond van het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] heeft betaald, zal worden afgewezen.
8.2.
[appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit hoger beroep. Deze kosten stelt het hof aan de zijde van [geïntimeerden] tot op heden vast op:
- griffierecht
342,00
- salaris advocaat
1.716,00
(2 punten × appeltarief I)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals in de beslissing vermeld)
- totaal:
2.236,00
8.3.
De door [geïntimeerden] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en nakosten zal op na te melden wijze worden toegewezen, mede omdat enig verweer van [appellant] op dit punt ontbreekt.
8.4.
Zoals door [geïntimeerden] gevorderd, zullen bovengenoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

9.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 23 november 2023;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden] vastgesteld op € 2.236,00, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit arrest en, als [appellant] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het arrest daarna wordt betekend, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening;
veroordeelt [appellant] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proces- en nakosten vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest tot het moment van betaling;
verklaart dit arrest ten aanzien van voornoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.R.M. de Moor, F.M.T. Quaadvliet en H.A.W. Vermeulen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 januari 2025.
griffier rolraadsheer