Uitspraak
5.Samenvatting
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 28 juni 2023 op verzoek van [XX] tussentijds hoger beroep opengesteld van het tussenvonnis van 29 maart 2023 en iedere beslissing in de zaak verder aangehouden.
6.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
7.Het doel van het hoger beroep
's-Hertogenbosch, teneinde voort te procederen in eerste aanleg met inachtneming van het oordeel in dit tussentijds hoger beroep, en
8.De beoordeling
Verder staan nog enkele andere feiten tussen partijen vast, omdat deze niet, althans niet voldoende gemotiveerd zijn betwist. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze feiten.
[bedrijf A] besloten deze bedrijfsruimte om te bouwen tot woonruimten (hierna: ‘het project’). Voor dit project was een omgevingsvergunning nodig.
.Deze honorariumopgave heeft niet tot een overeenkomst geleid.
Honorarium voor het verrichten van de werkzaamheden, conform onze
Alle opdrachten worden aanvaard en uitgevoerd volgens de bepalingen genoemd in de DNR 2011’.
'Als je dit nog in een nette honorarium-brief nodig hebt, dan hoor ik dat nog wel even’. Daarop heeft [persoon A] in een e-mail van 2 mei 2018 bedankt voor honorariumvoorstel en nog een aantal vragen gesteld. Op de hiervoor weergegeven zin of er nog een nette honorarium-brief nodig is, heeft [bedrijf A] niet meer gereageerd.
[bedrijf A] ontwikkeling B.V. en op al deze facturen staat: ‘
Uw contactpersoon: [persoon A]’. Onderaan deze facturen staat ‘
Alle opdrachten worden aanvaard en uitgevoerd volgens de bepalingen genoemd in de DNR 2011’. [bedrijf A] heeft deze facturen zonder voorbehoud betaald zonder te protesteren tegen de toepasselijkheid van de DNR 2011.
'Als je dit nog in een nette honorarium-brief nodig hebt, dan hoor ik dat nog wel even’ redelijkerwijze heeft moeten begrijpen dat [YY] de DNR 2011 wilde gebruiken en of [YY] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [bedrijf A] door niet te reageren op die e-mail, de algemene voorwaarden heeft aanvaard.
Acceptatie van de opdracht
Reeds uitgevoerd vooronderzoek inzake de haalbaarheid hergebruik kelders’ een bedrag van € 750,00. Dat bedrag is vervolgens gefactureerd bij de factuur d.d. 31 oktober 2017 met omschrijving ‘
Honorarium onderzoek en haalbaarheid: 750,00’. Dat er op dit moment geen rechtsverhouding tot stand is gekomen tussen [bedrijf A] en [YY] , op basis van de contacten tussen [persoon A] en [YY] , zoals [XX] bepleit, volgt het hof niet. Niet valt immers in te zien, waarom [bedrijf A] deze factuur anders zou betalen. [persoon A] heeft kennelijk ook nooit aangegeven dat hij honorariumvoorstellen nog met een leidinggevende
31 oktober 2017 ook dat alle opdrachten worden aanvaard en uitgevoerd volgens de bepalingen genoemd in de DNR 2011. [bedrijf A] heeft deze factuur zonder voorbehoud betaald. Het hof gaat hiermee ook voorbij aan de stelling van [XX] dat deze factuur, anders dan de andere drie facturen niet aan [bedrijf A] Ontwikkeling B.V. is gestuurd. Dit acht het hof niet relevant, omdat [bedrijf A] het onderscheid tussen [bedrijf A] Ontwikkeling B.V. en [bedrijf A] Beheer B.V. zelf ook niet maakte in de correspondentie. In ieder geval heeft [bedrijf A] door deze factuur te betalen de indruk gewekt dat deze -en ook de andere drie facturen- aan de juiste [bedrijf A] vennootschap is verstuurd.
In 2017 heeft [bedrijf A] daarom Ingenieursbureau [YY] ingeschakeld en haar gevraagd te adviseren over de constructie én fundering van het pand in de verschillende stadia van het project. [bedrijf A] heeft op dat moment aangegeven dat zij de bestaande fundering van het pand zoveel mogelijk wenste te hergebruiken". Volgens [XX] wordt hier geoordeeld of de suggestie gewekt dat de rechtsverhouding tussen [bedrijf A] en [YY] uit 2017 stamt. In haar optiek is dit onjuist. Volgens [XX] is het oordeel van de rechtbank in het tussenvonnis van 29 maart 2023 rechtsoverweging 2.9 wel juist, namelijk dat de rechtsverhouding tussen [bedrijf A] en [YY] tot stand is gekomen op 26 april 2018.
De eerste zin in het tussenvonnis van 2 november 2022 onder rechtsoverweging 2.3 is om redenen genoemd in rechtsoverweging 8.27 van dit arrest wel correct omdat er volgens het hof wel degelijk in 2017 een rechtsverhouding tot stand is gekomen. De rechtbank heeft ook niet (in het tussenvonnis van 29 maart 2023 in rechtsoverweging 2.9) vastgesteld dat er pas op 26 april 2018 een rechtsverhouding tot stand is gebracht. Dat de e-mail van 26 april 2018 van [YY] , gericht aan [bedrijf A] uiteindelijk de basis vormde voor de uitvoering door [YY] van de nu in geschil zijnde advieswerkzaamheden, doet er niet aan af dat er in 2017 al werkzaamheden, zij het zeer summier, zijn verricht ten behoeve van het project.
- griffierechten: € 5.689,00,--
- salaris advocaat: € 1.821,-- (1,5 punt x tarief II)
- nakosten:
9.De beslissing
17 november 2021 en 28 juni 2023;