ECLI:NL:GHSHE:2025:3290

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
20-001731-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en valsheid in geschrift door een financial controller, meermalen gepleegd, met een aanzienlijke schade voor de werkgever

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van diefstal en valsheid in geschrift, gepleegd in de periode van 1 januari 2014 tot en met 18 maart 2020. De verdachte, die werkzaam was als financial controller, heeft zich schuldig gemaakt aan het verduisteren van een bedrag van € 6.158.203,44, dat toebehoorde aan zijn werkgever. Dit deed hij door onbevoegd gebruik te maken van de wachtwoorden en tokens van collega's om batchbetalingen klaar te zetten en goed te keuren. Daarnaast heeft hij valse documenten opgesteld om zijn daden te verdoezelen. De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren opgelegd, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. Het hof heeft rekening gehouden met de complexe psychiatrische achtergrond van de verdachte en zijn bereidheid tot behandeling. De verdachte heeft inmiddels een deel van het gestolen bedrag terugbetaald en heeft zijn leven weer opgepakt. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de op te leggen straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001731-23
Uitspraak : 19 november 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 9 juni 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-087001-22 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd (
  • valsheid in geschrift, meermalen gepleegd (
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Door de verdediging is aan het hof verzocht om de verdachte ten aanzien van feit 1 vrij te spreken van het primair tenlastegelegde en voor het subsidiair tenlastegelegde te veroordelen. Daarnaast is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging is gewijzigd en daarmee de grondslag van de verdenking is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 18 maart 2020te Santpoort-Noord, gemeente Velsen, en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland,meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een bedrag van 6.158.203,44 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, enwelk(e) goed/geldbedrag verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en/of van zijn beroep, te weten assistent controller en/of financial controller, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primairhij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 18 maart 2020 in Nederland een bedrag van in totaal 6.158.203,44 euro, dat aan [benadeelde] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door het gebruik van een wachtwoord (van een collega) en een token (van een collega) ten behoeve van het klaarzetten van batchbetalingen tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was;
hij omstreeks 18 december 2019 in Nederland, meermalen geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt door
- overeenkomsten van omzetting geldlening op te maken en daarin op te nemen een fictieve financiering door [benadeelde] van de investeringen van hem, verdachte, in de bedrijven [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of
- die overeenkomsten te laten ondertekenen door directeuren van [benadeelde] en/of
- die overeenkomsten zelf te ondertekenen, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In het geval tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van het geldbedrag van € 6.158.203,44, door het onbevoegd gebruik maken van een wachtwoord en een token van een collega waarmee hij de batchbetalingen heeft klaargezet.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep aan het hof verzocht – naar het hof begrijpt – om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen en te volstaan met het opleggen van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, eventueel in combinatie met een taakstraf. Daarbij heeft de raadsvrouw het hof verzocht om bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel te verbinden en bij de strafoplegging in strafmatigende zin meer in het bijzonder rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is tevens gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich gedurende een periode van ruim zes jaren meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte en diefstal van een totaalbedrag van € 6.158.203,44, toebehorende aan zijn werkgever [benadeelde] (hierna [benadeelde] ). De verdachte was in die periode in verschillende functies voor [benadeelde] werkzaam, vanaf 2017 als ‘financial controller Europe’. In deze functies was de verdachte verantwoordelijk voor de financiële administratie van [benadeelde] binnen Europa, waarbij hij onder andere de betalingen van [benadeelde] diende goed te keuren. De verdachte heeft onbevoegd gebruik gemaakt van het wachtwoord en de token van een collega, waardoor hij batchbetalingen zelf kon klaarzetten en vervolgens deze zelf goedkeurde.
De aldus verkregen geldbedragen heeft hij jarenlang besteed aan zijn luxe levensstijl, waaronder het financieren van een dubbelleven, luxe-uitgaven zoals dure auto’s en reisjes naar het buitenland en contacten met sekswerkers. Uit het dossier is het hof bovendien gebleken dat de verdachte op enig moment zelfs valselijk overeenkomsten tot omzetting geldlening heeft opgesteld met als doel zichzelf in te dekken.
Door aldus te handelen heeft verdachte slechts oog gehad voor eigen geldelijk gewin. Hij heeft op doelbewuste, stelselmatige en geraffineerde wijze forse financiële schade toegebracht aan de gedupeerde en aan de maatschappij en daardoor het vertrouwen in het handelsverkeer geschaad. Voorts heeft de verdachte door zijn handelen het vertrouwen dat zijn collega's in hem hadden ernstig geschaad. Door op deze manier te handelen heeft hij er kennelijk niet bij stilgestaan dat de desbetreffende collega’s door zijn toedoen in de problemen hadden kunnen komen, met alle gevolgen van dien. Verder neemt het hof, met de rechtbank, het de verdachte kwalijk dat de verdachte als registeraccountant in strijd heeft gehandeld met zijn beroepsethiek en door zijn handelen in die functie het vertrouwen in zijn beroepsgroep heeft beschadigd.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte, nadat alles uitkwam, volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek en openheid van zaken heeft gegeven. Voorts is een gedeelte van het gestolen geldbedrag inmiddels terugbetaald en is er door de verdachte, door tussenkomst van de curator in zijn faillissement, met [benadeelde] een terugbetalingsregeling getroffen. Hij heeft zijn leven weer opgepakt en is weer aan het werk gegaan om aan de overeengekomen betalingsverplichting te kunnen (blijven) voldoen. Ook is hij meteen, ter voorkoming van recidive, zelfstandig psychologische hulp gaan zoeken. Met zijn kinderen heeft de verdachte inmiddels een omgangsregeling en hij heeft de angst om die verbinding met zijn kinderen te verliezen. Ten slotte heeft de verdachte zich als registeraccountant uitgeschreven uit het Accountantsregister en is zijn inschrijving in het register voor de duur van 10 jaar doorgehaald. Verdachte erkent ondubbelzinnig zijn aandeel in de strafbare feiten en neemt daarvoor de volledige verantwoordelijkheid. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij spijt betuigd voor zijn gedragingen en deze spijtbetuiging komt op het hof oprecht over.
Het hof heeft in het voordeel van de verdachte ook acht geslagen op de brief van de huidige werkgever van de verdachte d.d. 27 oktober 2025, waaruit blijkt dat de verdachte sinds 2020 bij hem werkzaam is, hij zeer tevreden is over zijn werkzaamheden en dat het bestaan van dit bedrijf inmiddels afhankelijk is geworden van de verdachte.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof verder acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 3 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder en ook niet nadien (onherroepelijk) voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van het door Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsadvies van 17 mei 2023 omtrent de persoon van de verdachte, waarin zij heeft geconcludeerd dat het recidiverisico als laag moet worden ingeschat. Geadviseerd is om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet voor het opleggen van een gevangenisstraf geen contra-indicaties in de vorm van zwaarwegende consequenties die specifiek voor de verdachte gelden. De vrijwillige forensische behandeling van de verdachte kan in detentie worden voortgezet. Omdat de verdachte deze behandeling in een vrijwillig kader grotendeels heeft afgerond en voornemens is volledig af te ronden, ziet de reclassering geen meerwaarde in verdere interventies om het recidiverisico te verlagen.
Echter, heeft het hof ook acht geslagen op de door de verdediging ingebrachte, omtrent de persoon van de verdachte door “Forensisch Maatwerk” opgestelde voorlichtingsrapportage van 18 juli 2024, de aanvullende voorlichtingsrapportage van 29 oktober 2025 alsmede de brief van 28 oktober 2025 van drs. [psycholoog] , GZ-psycholoog. Blijkens deze stukken, in onderling verband en samenhang gelezen, is er bij de verdachte, zakelijk weergegeven, sprake van een complex psychiatrisch beeld met diverse persoonlijkheidsstoornissen (waaronder narcisme, borderline en antisociale trekken), een persisterende depressieve stoornis, PTSS, een voedings- en eetstoornis en ADHD. Daarnaast is sprake van seks- en gokverslaving, waarbij er sprake is van compulsieve patronen die functioneren als ontlading van spanning en stress. Geconcludeerd wordt dat de psychische belastbaarheid en de complexiteit van de stoornissen zijn toegenomen dan wel complexer zijn dan aanvankelijk gedacht. Dit maakt dat de kans op ontregeling en terugval zonder adequate behandeling als verhoogd wordt beschouwd. De huidige behandeling richt zich voornamelijk op PTSS en ondersteunende gesprekken, maar structurele behandeling van de onderliggende stoornissen heeft nog niet plaatsgevonden en regie ontbreekt nog steeds. De behandelend psycholoog benadrukt dat de verdachte onvoldoende in staat is gebleken om zelfstandig regie te voeren over het complexe herstelproces. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering, ambulante behandelverplichting bij [psychiatrisch ziekenhuis] of een andere forensisch-psychiatrische instelling, meewerken aan nadere diagnostiek door een forensisch psychiater om hem in te stellen op passende medicatie en tot slot het creëren van stabilisatie van zijn leefgebieden.
De aard en ernst van het bewezenverklaarde rechtvaardigen naar het oordeel van het hof in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Het hof heeft daarbij ook gelet op hetgeen doorgaans voor vergelijkbare delicten aan straffen wordt opgelegd, waarbij acht is geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het hof ziet echter in het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, met name in hetgeen bij die gelegenheid is gebleken omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aanleiding om in de onderhavige zaak hiervan af te wijken en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur aan de verdachte op te leggen.
Het hof overweegt daarbij dat genoegzaam is komen vast te staan dat aan het bewezenverklaarde handelen van de verdachte een complex psychiatrische achtergrond ten grondslag ligt en dat er thans nog een hulpvraag bij de verdachte aan de orde is. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat hij graag behandeld wil worden voor zijn psychische problematiek en stelt zich bereidwillig op tegenover behandeling, begeleiding en toezicht onder door het hof te stellen voorwaarden.
Naar het oordeel van het hof brengt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het risico met zich dat de huidige beschermende factoren van de verdachte ondermijnd zullen worden en het hof acht dit daarom niet opportuun. Bovendien heeft de verdachte een fulltime baan gevonden en is hij met een curator aan de slag gegaan met het afbetalen van [benadeelde] die schade heeft geleden door het bewezenverklaarde. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep getoond inzicht te hebben in het laakbare van zijn handelen en de oprechte indruk bij het hof gewekt dat hij diepgevoelde spijt heeft en voorts dat hij volledige verantwoordelijkheid neemt en zorg draagt voor het vergoeden van de door hem ontstane financiële schade. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte, de benadeelde en de samenleving er het meest bij gebaat zijn dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd zal worden, maar dat aan hem, de verdachte, de hulp en begeleiding zal worden geboden die nodig wordt geacht.
Alles afwegende zal het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met een proeftijd van 3 jaren aan de verdachte opleggen, als stok achter de deur zodat de verdachte zich niet nogmaals zal inlaten met het plegen van dergelijke strafbare feiten. Het hof ziet in de bij de verdachte vastgestelde psychische problematiek die mede ten grondslag ligt aan de bewezenverklaarde feiten, aanleiding om na te melden bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel te verbinden, tot nakoming waarvan de verdachte zich bereid heeft verklaard. Het hof acht het belangrijk dat verdachte leert omgaan met zijn reële problemen en daarvoor professionele begeleiding en behandeling krijgt. Gelet op de ernst van de feiten en de hoogte van het benadelingsbedrag ziet het hof aanleiding om daarnaast aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen van na te melden duur.
Met de verdediging is het hof voorts van oordeel dat de behandeling van de zaak zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op 13 maart 2020 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte en in april 2020 heeft de verdachte te horen kreeg dat de aangifte namens [benadeelde] doorgezet zou worden. Naar het oordeel van het hof kon de verdachte vanaf dat laatste moment in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem een strafvervolging zal worden ingesteld. Gelet hierop wordt de aanvang van de redelijke termijn vastgesteld op 1 april 2020. De rechtbank heeft op 9 juni 2023 vonnis gewezen, waardoor sprake is van een overschrijding van ruim 14 maanden. Namens verdachte is op 22 juni 2023 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 19 november 2025 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van hoger beroep – arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is hierdoor met 5 maanden overschreden.
Naar het oordeel van het hof zijn er geen bijzondere omstandigheden aanwezig die deze overschrijding rechtvaardigen. Het hof zal daarom aan die overschrijding de navolgende consequenties verbinden.
Zonder schending van de redelijke termijn zou – naast de hierboven genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf – een onvoorwaardelijk taakstraf voor de duur van 240 dagen subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden zijn geweest. Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof de aan de verdachte in beginsel op te leggen straf zal worden verminderd met tien procent.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met een proeftijd van 3 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 216 uren subsidiair 108 dagen hechtenis. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, locatie [locatie] , [adres 2] of via het telefoonnummer [telefoonnummer] . Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering vervult tevens de rol van coördinator van het totale behandeltraject, inclusief verwijzing naar en afstemming met behandelaren, huisarts en eventuele forensische instellingen;
- de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd medewerking verleent aan diagnostiek en een ambulante behandeling bij [psychiatrisch ziekenhuis] of een soortgelijke ambulante forensisch-psychiatrische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, gericht op onder andere (1) het voorkomen van vermogensdelicten (zorgprogramma Vermogen); (2) behandeling van de onderliggende persoonlijkheidsproblematiek; (3) behandeling van seks-, eet- en gokverslaving; en (4) verbetering van impulscontrole, copingstrategieën en zelfbeeld. De veroordeelde zal zich daarbij houden aan de regels en de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt het innemen van medicatie;
- de veroordeelde actief meewerkt aan behoud van werk, woning en schuldenregelingen, onder begeleiding van de reclassering. De reclassering ziet toe op financiële stabiliteit, waaronder het treffen van afbetalingsregelingen binnen zijn beperkte draagkracht.
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
216 (tweehonderdzestien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
108 (honderdacht) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Hanssen, voorzitter,
mr. R.A.T.M. Dekkers en mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Harskamp, griffier,
en op 19 november 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. L. van Harskamp is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.