ECLI:NL:GHSHE:2025:320

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
20-001848-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake snelheidsovertreding en geldboete

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 juni 2024. De verdachte, geboren in 1990 en wonende te Maastricht, was eerder vrijgesproken van een snelheidsovertreding. De officier van justitie heeft tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld. De verdachte werd ten laste gelegd dat zij op 22 juli 2023 op de Viaductweg te Maastricht met een snelheid van ongeveer 84 kilometer per uur had gereden, terwijl de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 62, bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De verdachte heeft ter zitting een bekennende verklaring afgelegd en het hof heeft geoordeeld dat er geen schending van het recht op een eerlijk proces was, ondanks dat een aanvullend proces-verbaal pas één dag voor de zitting was verstrekt. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 419,00, subsidiair 8 dagen hechtenis, en heeft daarbij rekening gehouden met haar persoonlijke omstandigheden en financiële draagkracht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001848-24
Uitspraak : 7 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 juni 2024, in de strafzaak met parketnummer 96-015056-24 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de eerder aan de verdachte uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en haar vrijgesproken van de tenlastegelegde ‘overtreding van het bepaalde bij artikel 62, bord A1 van bijlage I, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990’.
De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de eerder uitgevaardigde strafbeschikking zal vernietigen, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake daarvan zal veroordelen tot een geldboete ter hoogte van € 419,00 subsidiair 8 dagen hechtenis.
De verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen omdat het vonnis niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 22 juli 2023 te Maastricht als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Viaductweg, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 – op welk bord een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was aangegeven – heeft gereden met een snelheid van ongeveer 84 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 22 juli 2023 te Maastricht als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Viaductweg, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 – op welk bord een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was aangegeven – heeft gereden met een snelheid van ongeveer 84 kilometer per uur.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft vrijspraak bepleit. De verdachte heeft – in de kern weergegeven – aangevoerd dat sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM) vanwege het feit dat het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2025 aan haar is verstrekt slechts één dag voor de terechtzitting in hoger beroep. Daarnaast is aangevoerd dat voormeld aanvullend proces-verbaal – zo begrijpt het hof – onvoldoende betrouwbaar is om tot het bewijs te bezigen omdat het meer dan 1,5 jaar na het tenlastegelegde feit is opgemaakt en het menselijk brein geneigd is gaten in herinneringen op te vullen, waarbij dat risico extra reëel is bij een verbalisant die van veel mensen de snelheid meet.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt in de eerste plaats vast dat geen sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Weliswaar is het aanvullend proces-verbaal slechts één dag voor de zitting aan de verdachte toegezonden maar gelet op de omvang daarvan (3 pagina’s) is het hof van oordeel dat dit geen dergelijke schending met zich brengt. Bovendien stelt het hof vast dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep uitgebreid inhoudelijk verweer heeft gevoerd, waardoor zij ook overigens niet in haar belangen is geschaad door het late toezenden.
Het hof stelt in de tweede plaats vast dat het geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de inhoud van het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2025, nu sprake is van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal en aanvullende informatie in een nader proces-verbaal ook uit eerder gemaakte eigen aantekeningen kan volgen (zo is het oorspronkelijke proces-verbaal van overtreding ook van 27 november 2023 en dus ook al vier maanden na het tenlastegelegde feit).
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en overweegt daaromtrent als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een bekennende verklaring afgelegd. Zij heeft immers desgevraagd verklaard niet te betwisten dat zij op de tenlastegelegde datum en plaats te hard heeft gereden en heeft (desgevraagd) ook verklaard dat de meting van de verbalisant – resulterend in een (gecorrigeerde) snelheid van 84 kilometer per uur – niet door haar wordt betwist.
Het hof is gelet hierop dan ook van oordeel dat de verdachte – gelet op haar bekennende verklaring, het proces-verbaal van overtreding d.d. 27 november 2023 en het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2025 – het tenlastegelegde heeft begaan.
Ten overvloede overweegt het hof dat zelfs indien wél zou worden uitgegaan van de lezing van de verdachte, inhoudende dat de desbetreffende verbalisant bij het Shell tankstation stond (en zelfs wanneer de verdachte geen bekennende verklaring zou hebben afgelegd), dit het oordeel niet anders zou maken. De ‘Aanwijzing meting snelheidsovertredingen’ schrijft namelijk de minimale afstand voor tussen (A) het gebodsbord en (B) de meetplaats, dat wil zeggen: de plek waar de verdachte reed op het moment dat haar snelheid werd gemeten. Op grond van die aanwijzing zou deze afstand minimaal 140 meter moeten zijn bij een gebodsbord met een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur.
Uit het proces-verbaal van overtreding d.d. 27 november 2023 blijkt dat de meetplaats op de Viaductweg te Maastricht was. Als via Google Maps de afstand wordt gemeten tussen:
de plek van het gebodsbord op de Noorderbrug (waar deze ook door de verdediging is gemarkeerd op de in eerste aanleg aan de kantonrechter overgelegde plattegrond); en
de eerstvolgende plek ten oosten daarvan waarbij de straatnaam van Noorderbrug verandert in Viaductweg (aangezien de verdachte
minimaaldaar gereden moet hebben om te worden geverbaliseerd met de meetplaats ‘Viaductweg),
komt daar een afstand van ongeveer 150 meter uit. Dat is meer dan de vereiste 140 meter zodat reeds daarom het verweer van de verdachte wordt verworpen. Of de verbalisant vervolgens bij het Shell tankstation stond of verderop, is daarbij irrelevant.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van het bepaalde bij artikel 62, bord A1 van bijlage I, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het besturen van een personenauto met een snelheid van ongeveer 84 kilometer per uur, terwijl de aldaar geldende maximumsnelheid 50 kilometer per uur betrof. De verdachte heeft daardoor de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en/of kunnen brengen en dit rekent het hof haar aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 27 november 2024, betreffende het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat zij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat zij werkt, voldoende inkomen heeft om van rond te komen, en geen schulden heeft.
Alles afwegende zal het hof, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, een geldboete aan de verdachte opleggen waarvan de hoogte gelijk is aan de hoogte van de oorspronkelijke strafbeschikking, te weten € 419,00 subsidiair 8 dagen hechtenis.
Bij de vaststelling van de hoogte van deze geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 62 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 30 oktober 2023 onder CJIB-nummer [CJIB-nummer] ;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 419,00 (vierhonderdnegentien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. S.C. van Duijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 7 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Schiffers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.