In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor belaging. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 120 uren opgelegd, subsidiair 60 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren en een contactverbod met de aangeefster. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De verdachte voerde verweer tegen de bewezenverklaring en de opgelegde straf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter op onderdelen niet kunnen verenigen, maar heeft om redenen van efficiëntie het gehele vonnis vernietigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2023 tot en met 13 november 2023 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster door haar meerdere keren te bellen, met het oogmerk haar te dwingen iets te doen of vrees aan te jagen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging en heeft een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren opgelegd, met een contactverbod. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de aangeefster van € 500,00 voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de strafbaarheid van de verdachte bevestigd en de vordering van de benadeelde partij toegewezen.