ECLI:NL:GHSHE:2025:296

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
20-001382-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor smaadschrift jegens ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor smaadschrift, gepleegd tegen ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 700,00, subsidiair 14 dagen hechtenis, en had de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen. De verdediging heeft primair verzocht om niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging, subsidiair om vrijspraak te bepleiten. Het hof heeft echter geoordeeld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging, omdat de aangifte van belediging door de ambtenaren voldoende was om de vervolging te rechtvaardigen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 juni 2023 te Tegelen, gemeente Venlo, opzettelijk de eer en goede naam van de ambtenaren heeft aangetast door een foto van hen op Facebook te plaatsen met een smadelijke tekst. Het hof heeft de verdediging in al zijn onderdelen verworpen en het bewezenverklaarde als wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 700,00, subsidiair 14 dagen hechtenis, en de vordering van de benadeelde partij is opnieuw niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf gelast.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001382-24
Uitspraak : 3 februari 2025
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 16 mei 2024, parketnummer 03-234639-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 03-297543-21, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van ‘smaadschrift, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een geldboete ten bedrage van € 700,00, subsidiair 14 dagen hechtenis. Voorts is de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding en is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gedeeltelijk gelast, te weten: een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Het resterende deel van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf is afgewezen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte door diens raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het Openbaar Ministerie ontvankelijk zal verklaren in de vervolging van de verdachte, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een geldboete ten bedrage van € 700,00, subsidiair 14 dagen hechtenis. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gedeeltelijk zal toewijzen, te weten een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voor het resterende deel dient de vordering te worden afgewezen.
De verdediging heeft het hof primair verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte. Subsidiair is vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Meer subsidiair, in geval van een bewezenverklaring, heeft de verdediging zich achter de door de advocaat-generaal gevorderde strafoplegging geschaard, is verzocht de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk te verklaren en is verzocht conform de politierechter en de vordering van de advocaat-generaal te beslissen op de vordering tot tenuitvoerlegging.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2023 te Tegelen, gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door een foto van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op Facebook te plaatsen met als tekst: “Let op! Geven zich uit als politie Oplichters onderweg. Rijden in blauwe auto. Let op !!!”.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. Daartoe is aangevoerd dat aan de verdachte het plegen van smaad door middel van smaadschrift is tenlastegelegd, welk strafbaar feit enkel op klacht vervolgbaar is. Ingevolge artikel 165 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is elke officier van justitie en elke hulpofficier van justitie bevoegd en verplicht tot het ontvangen van een klacht. Uit het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] volgt dat aangifte is gedaan van belediging (niet van smaad) en blijkt niet of onvoldoende dat de aangifte (of klacht) is opgenomen door de voorgeschreven ambtenaar, namelijk de hulpofficier van justitie. Om die reden kan het Openbaar Ministerie volgens de verdediging niet worden ontvangen in de vervolging van de verdachte.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de zich in het dossier bevindende processen-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] (op dossierpagina 8 en verder) en [slachtoffer 1] (op dossierpagina 12 en verder) volgt dat zij allebei aangifte wensen te doen van belediging, terwijl zij in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren als ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee. Belediging is, net als smaad, een klachtdelict. Echter, ingevolge het bepaalde in artikel 269 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) juncto artikel 267, aanhef en onder 2º, Sr geldt het klachtvereiste niet in geval de belediging wordt aangedaan aan ambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Het hof is derhalve, anders dan de verdediging, van oordeel dat in het onderhavige geval de verdachte ook zonder klacht door het Openbaar Ministerie kan worden vervolgd. Dat aangifte is gedaan van belediging en de verdachte uiteindelijk ter zake van smaad(schrift) wordt vervolgd, maakt dat oordeel niet anders.
Het hof overweegt voorts – indien in het onderhavige geval wel het klachtvereiste zou gelden – dat het bepaalde in artikel 164 Sv ertoe strekt dat vastgesteld wordt dat de tot klacht gerechtigde persoon uitdrukkelijk heeft verzocht strafvervolging in te stellen. Het hof heeft vastgesteld dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] uitdrukkelijk bij gelegenheid van hun aangifte hebben verklaard dat zij wensen dat strafvervolging zal worden ingezet en dat zij op de hoogte gehouden willen worden van het onderzoek. Voorts zijn beide ambtenaren bij de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep aanwezig geweest en heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gesteld en een vordering tot schadevergoeding ingediend. Gelet op deze omstandigheden, is het hof van oordeel dat kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] uitdrukkelijk hebben verzocht dat strafvervolging wordt ingesteld.
Gelet op het hiervoor overwogene, verwerpt het hof het verweer van de verdediging en verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de strafvervolging van de verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 juni 2023 te Tegelen, gemeente Venlo, opzettelijk de eer en de goede naam van
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en een afbeelding verspreid, door een foto van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op Facebook te plaatsen met als tekst: “Let op! Geven zich uit als politie Oplichters onderweg. Rijden in blauwe auto. Let op !!!”.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is in de eerste plaats aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op enig moment het kennelijk doel had om ruchtbaarheid te geven aan het tenlastegelegde geschrift door dit te openbaren. Uit het dossier blijkt noch dat de uitlatingen in de vereiste (mate van) openbaarheid zijn gedaan, noch dat deze door de verdachte zijn gedaan. Uit niets blijkt immers dat enig onderzoek is gedaan naar het bereik van de publicatie via het Facebookaccount “ [verdachte] ” en aan welke persoon dat account kan worden gekoppeld. Bovendien kent Facebook diverse mogelijkheden in het bereik van te publiceren berichten. Berichten kunnen ook alleen met een beperkte groep personen gedeeld worden, waardoor geen sprake is van volledige openbaarheid. Hierdoor is onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een publiek toegankelijk account en van een voor publiek toegankelijke publicatie, waardoor niet kan worden vastgesteld dat is gehandeld met het vereiste doel van ruchtbaarheid.
Voorts is aangevoerd dat geen sprake is van tenlastelegging van een bepaald feit. De zinsneden “Geven zich uit als politie” en “Rijden in blauwe auto” kunnen op zichzelf niet worden geduid als smadelijk. De zinsnede “Oplichters onderweg” is op zichzelf onvoldoende te onderkennen als een concrete gedraging.
Ten slotte is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte opzet heeft gehad op de aanranding van iemands goede eer en naam, ook niet in voorwaardelijke zin. De persoon van de verdachte is onvoldoende in verband gebracht met het Facebookaccount “ [verdachte] ” en het bericht is in volle openbaarheid gedeeld door een account met de naam “ [naam] ”. Derhalve kan de verdachte niet aansprakelijk worden gehouden voor de verweten gedraging en ontbreekt het bewijs dat de verweten gedraging met het vereiste opzet door de verdachte is gepleegd.
Dit leidt volgens de verdediging tot de conclusie dat het bewijs ontbreekt dat de verdachte aansprakelijk kan worden gehouden voor de verweten gedraging en dat de verweten gedraging met de vereiste opzet is gepleegd. Om die reden wordt vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier volgt dat de verdachte op 22 juni 2023 te Tegelen door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , naar aanleiding van een verkeersovertreding (door rood licht rijden), is staande gehouden en dat hij toen recalcitrant gedrag jegens deze ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee heeft vertoond. Na het uitschrijven van een bekeuring en nadat aan de verdachte zijn rijbewijs was teruggeven, heeft de verdachte tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gezegd dat hij een foto van hen heeft gemaakt.
Ongeveer anderhalf uur later werden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gebeld door een collega met de mededeling dat hij twee screenshots van de in de tenlastelegging genoemde post op Facebook had ontvangen van een bekende van deze collega en dat hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] daarop herkende. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] legden direct het verband tussen de eerdere staandehouding van de verdachte en de Facebook-post en voelden zich aangetast in hun eer en goede naam. Zij hebben hiervan dan ook aangifte gedaan.
De verdachte heeft bij de politie verklaard geen behoefte te hebben aan het afleggen van een verklaring en dat hij, indien hij wel een verklaring wilde afleggen, dit ook bij de officier kon doen. De verdachte is in eerste aanleg en in hoger beroep niet ter terechtzitting verschenen.
Het hof overweegt dat zich in het dossier twee screenshots bevinden (op dossierpagina’s 6 en 7). Op het eerste screenshot is een door het Facebook-account “ [verdachte] ” geplaatste post te zien met een foto van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , waarop zij zijn gekleed in het uniform van de Koninklijke Marechaussee. Het hof gaat ervan uit dat deze foto vanuit een auto is gemaakt, nu daarop – naar het oordeel van het hof – een gedeelte van het dashboard van de auto, de weerspiegeling van een ruit en de achterbumper van een andere auto kan worden waargenomen. Boven deze op Facebook geplaatste foto staat de navolgende tekst: “Let op! Geven zich uit als politie Oplichters onderweg. Rijden in blauwe auto. Let op !!!” Het hof heeft voorts op dit screenshot, direct onder de accountnaam “ [verdachte] ”, het icoon van een wereldbol waargenomen. Het hof is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat dit icoon betekent dat de post openbaar op Facebook is gedeeld en niet slechts in beperkte kring.
Het hof is voorts van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte kan worden gekoppeld aan het account “ [verdachte] ”, gelet op de met de naam van de verdachte overeenkomende accountnaam en nu er voorts geen contra-indicaties zijn gesteld noch anderszins aannemelijk zijn geworden dat dit niet het account van de verdachte is. Uit de processen-verbaal van aangifte volgt dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben gehoord dat de verdachte een foto van hen heeft genomen. De verdachte bevond zich op dat moment in zijn auto en het hof is van oordeel, zoals hiervoor overwogen, dat de desbetreffende foto ook vanuit een auto is genomen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben verklaard dat zij direct het verband tussen de staandehouding van de verdachte en de Facebook-post legden en de verdachte heeft zelf geen andersluidende verklaring afgelegd. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte tijdens zijn staandehouding een foto van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gemaakt en dat hij deze foto vervolgens, met de tenlastegelegde tekst, op zijn Facebook-account heeft gepost. Voorts stelt het hof vast dat dit bericht openbaar is geplaatst.
Het hof is ten slotte van oordeel dat ook aan het concreetheidsvereiste is voldaan. Het hof merkt daarbij op dat, anders dan de verdediging heeft aangevoerd, de tekst in zijn geheel moet worden beoordeeld en niet in losse zinsneden geknipt dient te worden. Het hof is van oordeel dat de verdachte, met het openbaar op Facebook plaatsen van de foto met de (gehele) begeleidende tekst, ruchtbaarheid heeft willen geven aan de tenlastelegging van een bepaald feit, dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] daardoor in hun eer en goede naam zijn aangetast en dat zijn opzet daarop ook was gericht.
Gelet op het vorenstaande, verwerpt het hof het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde smaadschrift.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

smaadschrift, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift jegens twee ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee. Niet alleen heeft hij zich recalcitrant jegens deze ambtenaren gedragen en hun eer en goede naam aangetast, dergelijk gedrag getuigt bovendien van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag en voor het publieke belang dat door ambtenaren van (in dit geval) de Koninklijke Marechaussee wordt gediend. Ambtenaren met een publieke taak moeten, in het belang van de openbare orde en de veiligheid, ongehinderd hun werk kunnen doen. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 november 2024, niet eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegende kan het hof zich vinden in de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het hof zal de verdachte derhalve tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 700,00 veroordelen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan op de terechtzitting is gebleken.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van immateriële schade. Nu de benadeelde partij geen bedrag heeft opgegeven ten aanzien van deze schade, heeft de politierechter de benadeelde partij in deze vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd. Echter, ingevolge artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de benadeelde partij zich in hoger beroep slechts voegen binnen de grenzen van haar eerste vordering. Het hof is derhalve, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat de benadeelde partij, ook in hoger beroep, in de vordering tot schadevergoeding niet kan worden ontvangen en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bijgevolg zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Deze voorwaardelijke straf is aan de verdachte opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Limburg, zittingsplaats Roermond, van 13 mei 2022 onder parketnummer 03-297543-21.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat – nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt – de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde taakstraf dient te worden gelast. Het hof ziet, anders dan de politierechter, de advocaat-generaal en de verdediging, geen grond om slechts de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de taakstraf te gelasten.
Het hof zal derhalve de tenuitvoerlegging bevelen van de eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 50 uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 25 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57 en 261 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 700,00 (zevenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Beveelt de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 13 mei 2022, met parketnummer 03-297543-21, te weten van: een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 3 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.