[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1983,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond te Roermond.
De rechtbank heeft verdachte ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde vrijgesproken en heeft verdachte ter zake van feit 1 – mensenhandel – veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de rechtbank beslist omtrent het beslag.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid en omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd.
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 onder het eerste en tweede gedachtestreepje tenlastegelegde. Het eerste gedachtestreepje heeft betrekking op gedragingen als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 1, van het Wetboek van Strafrecht te weten werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van het slachtoffer met het oogmerk van seksuele uitbuiting. Het tweede gedachtestreepje ziet op de gedragingen als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 4, van het Wetboek van Strafrecht, te weten het dwingen of bewegen van het slachtoffer zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard.
De verdediging heeft in hoger beroep te kennen gegeven dat het hoger beroep niet is gericht tegen deze (deel)vrijspraken van het onder feit 1 onder het eerste en tweede gedachtestreepje tenlastegelegde en dat dit wat de verdediging betreft beschermde vrijspraken betreffen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van beschermde vrijspraken, zodat het onder feit 1 tenlastegelegde volledig aan de orde is in hoger beroep.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Of een gedraging dan wel een samenstel van gedragingen één of meer feiten oplevert, is mede afhankelijk van de aard van het aan de orde zijnde delict, zoals die onder meer blijkt uit de delictsomschrijving en de strekking van de strafbaarstelling.
In de tenlastelegging van deze strafzaak wordt onder feit 1 na een algemeen deel betreffende tijd, plaats en medeplegen met sub aanduidingen, gescheiden door en/of, verwezen naar de verschillende onderdelen van artikel 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht waarbij de getallen genoemd achter iedere sub overeenkomen met de in de wettekst voorkomende getallen met daar achter de delictsomschrijving. Daarna volgt een algemeen deel, inhoudende een feitelijke beschrijving van de gedragingen van de verdachte. Bij die feitelijke beschrijving is geen specifieke verwijzing naar een van de hiervoor genoemde subonderdelen gemaakt, zodat de steller van de tenlastelegging kennelijk heeft bedoeld dat al die gedragingen op elke van de voorgaande op de wettekst gebaseerde subonderdelen betrekking hebben.
Lezing van de tenlastelegging brengt naar het oordeel van het hof niet mee dat hier sprake is van een impliciet cumulatieve tenlastelegging. Dat betekent dat de tenlastelegging in hoger beroep dan ook in haar geheel zal worden beoordeeld.
Ten overvloede overweegt het hof dat de verdediging het appel bij appelakte uitdrukkelijk heeft beperkt tot feit 1 en niet tot onderdelen daarvan. Het beperken van het appel door de verdediging tot alleen de onderdelen van feit 1 waarvoor de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld was door de wijze van ten laste leggen in deze zaak ook niet mogelijk nu naar het oordeel van het hof geen sprake is van gevoegde zaken als bedoeld in artikel 407, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en de verdachte ter zake het onder 1 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest en met een beslissing omtrent het beslag overeenkomstig de rechtbank.
De verdediging heeft verweren gevoerd betreffende de bewezenverklaring alsmede de strafoplegging.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 t/m 19 januari 2023 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- ( telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of
- ( telkens) heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten, [slachtoffer 1] , (sub 6°),
hierin bestaande dat hij, verdachte,
- een advertentie van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt en/of geplaatst op een (of meer) sekswebsite(s) en/of
- afspraken met klanten heeft gemaakt en/of klanten heeft geregeld voor die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft laten afgeven aan verdachte, althans die [slachtoffer 1] geen gedeelte, althans weinig van haar verdiensten heeft laten behouden, en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) heeft mishandeld en/of
- die [slachtoffer 1] (anaal) heeft verkracht en/of
- verdovende middelen aan die [slachtoffer 1] heeft verstrekt en [slachtoffer 1] daardoor afhankelijk van hem heeft gemaakt en/of
- die [slachtoffer 1] in een woning heeft opgesloten en/of die [slachtoffer 1] (nooit) alleen heeft gelaten en/of die [slachtoffer 1] in een door verdachte gecontroleerde situatie heeft gehouden, in elk geval één of meer (andere) handelingen heeft verricht, strekkende tot het brengen en/of houden van die [slachtoffer 1] in een dwang- en/of uitbuitingssituatie, in elk geval in een van de verdachte afhankelijke positie.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht met de rechtbank niet bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] door middel van de in de tenlastelegging genoemde dwangmiddelen heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting (sub 1°). De verdachte zal van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Met de rechtbank, en overigens ook met de advocaat-generaal en de verdediging, is het hof verder van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde verkrachten van het slachtoffer [slachtoffer 1] . Het hof neemt hierbij in aanmerking dat deze verkrachting in de inleidende dagvaarding ook afzonderlijk als feit 2 aan de verdachte ten laste is gelegd en dat de verdachte daarvan door de rechtbank inmiddels onherroepelijk is vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2023 t/m 19 januari 2023 in Nederland [slachtoffer 1] door dwang, geweld en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten, [slachtoffer 1] , (sub 6°),
hierin bestaande dat hij, verdachte,
- een advertentie van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt en geplaatst op een sekswebsite en
- afspraken met klanten heeft gemaakt voor die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] al haar verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft laten afgeven aan verdachte en
- die [slachtoffer 1] heeft mishandeld en
- verdovende middelen aan die [slachtoffer 1] heeft verstrekt en
- die [slachtoffer 1] in een door verdachte gecontroleerde situatie heeft gehouden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, proces-verbaalnummer: LBRCC23001-78, Onderzoek Bangalore, gesloten d.d. 20 april 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 378). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2023, opgenomen op dossierpagina’s 42 tot en met 47 en bijbehorende bijlage (dossierpagina 48), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(p. 42)
Op donderdag 19 januari 2023, omstreeks 19.35 uur, reden wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , over de parkeerplaats bij [adres] . Wij zagen dat er een man bij de geparkeerde auto's in onze richting liep. Op het moment dat wij dichterbij kwamen zagen wij dat deze man van ons weg liep. Zodoende de man aangesproken en hem gevraagd wat hij hier deed. Hij vertelde ons dat hij uit Venray kwam en dat hij een afspraak had gemaakt via internet om betaald seks te hebben met een vrouw. Hem gevraagd waar hij de afspraak precies had om betaald seks te hebben met een vrouw. Hij vertelde ons dat het adres [adres] betrof.
(p. 43)
Op donderdag 19 januari 2023, omstreeks 19.40 uur, stonden wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , op de galerij van [adres] . Wij hebben aangebeld. Wij zagen dat een vrouw de voordeur opende.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg aan de vrouw of wij even binnen mochten komen. Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , zagen dat de vrouw een stap opzij deed en tegen ons zei: “Kom maar.” Wij liepen hierop de woning binnen en kwamen in de hal. De vrouw liep voor ons uit de woonkamer in. In de woonkamer zagen wij een man op de bank zitten en een vrouw staan. De man vertelde dat zijn naam [verdachte] was. De vrouw die stond vertelde dat ze [slachtoffer 1] heette en de vrouw die ons binnen liet vertelde dat ze [slachtoffer 2] heette.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg aan [slachtoffer 1] of ze met mij mee wilde lopen naar een slaapkamer zodat ik even rustig met haar kon praten. Dit wilde ze wel.
(p. 44)
Ik vroeg aan [slachtoffer 1] of ze mij aan wilde kijken en of ze mij kon vertellen wat ze hier deed. Ik zag dat [slachtoffer 1] mij heel voorzichtig aan keek en dat ze toen direct weg keek. Ik zag dat ze bang was. Ik zag dat ze trilde met haar handen en dat ze ingetogen en timide op het bed zat. Ik zei tegen haar dat ik haar wilde helpen en dat ik er nu voor haar was. Ik zag dat ze mij voorzichtig aan keek en hoorde dat ze tegen mij fluisterde: "Ik wil hier weg."
Ik keek haar aan en zag dat ze angstig uit haar ogen keek. Ik zag op dat moment ook een verdikking aan de linkerzijde van haar gezicht ter hoogte van haar linkeroog. Ik zag dat er een bonte verkleuring onder en naast haar linker oog zat. Ook boven haar ooglid zag ik een verkleuring van de huid.
Ik vroeg aan haar hoe ze aan de verwonding in haar gezicht kwam. Ik zag dat ze naar beneden keek. Ik vroeg of ze mij aan wilde kijken. Ik zag dat ze met haar mond trilde en dat ze met haar handen een slaande beweging maakte. Ik concludeerde hieruit dat ze klappen had gekregen in haar gezicht en dat deze klappen het letsel hadden veroorzaakt. Ik merkte dat ze erg angstig bleef en op dezelfde manier als hierboven omschreven op bed bleef zitten.
Ik vroeg aan haar hoe lang ze nu hier in deze woning was. Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat ze hier nu twee dagen was.
Ik vroeg aan haar of ze hier vrijwillig was. Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat ze hier weg wilde en dat ze heel erg bang was. Ik vroeg aan haar voor wie ze bang was. Ik zag dat ze naar de woonkamer wees. Ik vroeg aan haar wat de man bij haar gedaan had. Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat ze door hem geslagen was. Gisteren op de bank. Ik vroeg wat er nog meer gebeurd was. Ik zag dat ze weer naar beneden keek.
Ik vroeg aan haar of ze verdovende middelen gebruikt had. Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat ze iets gebruikt had, cocaïne. Ik vroeg aan haar of ze seks had gehad met [verdachte] .
Ik zag dat ze knikte en hoorde dat ze ja zei. Ik vroeg aan haar wat er gebeurd was. Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat ze seks had terwijl ze dit niet wilde, dat ze dit maar toeliet zodat ze er vanaf was en dat ze bang voor hem was. Ik zag aan het gezicht van [slachtoffer 1] dat ze ontdaan was en dat ze angstig uit haar ogen keek. Haar hele gezicht trilde vanaf haar mond, haar handen knepen samen en ontspande zich een aantal malen achter elkaar. Ik hoorde dat ze wederom zei: "Ik wil hier weg." Ik vroeg aan haar of ze aangifte wilde doen. Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat ze alleen maar weg wilde en verder niets. Ik vroeg aan haar of [verdachte] haar nog meer pijn had gedaan. Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat hij haar alleen geslagen zou hebben. Ik vroeg aan haar hoe het kon dat ze al twee dagen hier was. Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat ze hier niet weg durfde te gaan. Ik vroeg aan haar of [verdachte] haar vast hield. Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat dat niet zo was maar dat hij gisteren helemaal uitgeflipt was tegen haar. Hij zou haar bij de deur weg gehouden hebben en haar op de bank in elkaar geslagen hebben.
(p. 45)
Op donderdag 19 januari 2023, omstreeks 20.10 uur, hielden wij, verbalisanten [verbalisant 2]
en [verbalisant 3] , verdachte [verdachte] aan ter zake mishandeling en
vrijheidsberoving.
Hierna heb ik nog een gesprek gevoerd met [slachtoffer 1] in het bijzijn van [slachtoffer 2] . Het werd al snel duidelijk dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] , beiden heel erg bang waren voor [verdachte] .
Op dat moment begon [slachtoffer 2] te vertellen. Ze zei tegen [slachtoffer 1] : “Vertel het ze nu maar. Ik ben zo blij dat de politie er is het voelt echt als een opluchting, een soort bevrijding, toch?” Ik zag dat [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] aankeek toen ze dit zei. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] ook zei dat het inderdaad een opluchting was. Ik zei tegen [slachtoffer 1] dat ze kon vertellen over wat [slachtoffer 2] bedoelde. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] tegen mij zei dat [slachtoffer 1] hier gehouden werd. Ik vroeg aan [slachtoffer 2] hoe ze dat bedoelde. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] tegen mij zei dat [slachtoffer 1] gisteren weg wilde lopen en dat [verdachte] haar terug trok naar de bank. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] toen tegen mij zei dat [verdachte] toen helemaal uitgeflipt was en dat ze daar de verwonding in haar gezicht van had.
(p. 46)
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , hoorde nog van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , dat [verdachte] het
verdiende geld uit seksdates zelf inde en tot zich hield.
Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , kunnen zeggen dat beide vrouwen, [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 1] , zeer angstig over [verdachte] spraken. Ze keken angstig uit hun ogen en het leek echt alsof ze iets gruwelijks hadden meegemaakt.
2. Proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2023, opgenomen op dossierpagina’s 49 en 50, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(p. 49)
Op donderdag 19 januari 2023, omstreeks 20.45 uur zag ik, verbalisant [verbalisant 4] , dat [slachtoffer 1] gebeld werd op haar mobiele telefoon. Ze had de telefoon in haar handen. Ik zag dat ze deze oproep negeerde. Enkele seconde later ging de telefoon nogmaals over. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 1] zei: “Ik kan deze wel even opnemen.” Ik stond ongeveer een meter bij [slachtoffer 1] vandaan, waardoor ik de stem aan de andere kant van de lijn kon horen. Ik hoorde dat een mannelijke stem het volgende zei: “Ik had een afspraak met jou.” Ik hoorde dat [slachtoffer 1] hierop zei “Ja, ja” en zag dat ze hierop de oproep meteen beëindigde. Ik vroeg aan [slachtoffer 1] of haar telefoon werd gebruikt voor het werven van klanten in de escortscene. [slachtoffer 1] zei dat [verdachte] dit regelde met haar telefoon. [slachtoffer 1] zei dat ze de telefoon van een vriend had geleend en dat [verdachte] het oude simkaartje eruit had gehaald en een nieuw simkaartje erin had gedaan. Ik vroeg aan [slachtoffer 1] wie het geld ontvangt van de klanten. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat ze zelf het geld ontving, maar dit vervolgens allemaal aan [verdachte] moest geven.
Ik vroeg aan [slachtoffer 1] of ik met haar toestemming in de telefoon mocht kijken. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat dit mocht en ze overhandigde mij haar mobiele telefoon. De telefoon was reeds ontgrendeld. Ik zag dat het laatste nummer dat haar gebeld had [telefoonnummer 1] betrof. Ik zag in de Whatsappapplicatie tientallen chats van diverse telefoonnummers. Ik zag dat deze chats van 18 januari 2023 en 19 januari 2023 waren. Ik opende enkele chats waarop ik zag dat het om het maken van afspraken met betrekking tot seks gerelateerde handelingen ging. Ik zag in een van de berichten een link van een advertentie, te weten: [website 1]
Ik zag in een ander bericht dat Blerick [adres] als locatie op wordt gegeven. Ik zag in een volgende chat dat er gevraagd werd of er ook met een tikkie betaald kon worden. Ik
zag dat hierop 'ja' geantwoord werd.
3. Proces-verbaal van bevindingen gesprek [slachtoffer 2] van 20 januari 2023, opgenomen op dossierpagina’s 85 t/m 87, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven :
(p. 85)
Op vrijdag 20 januari 2023, omstreeks 14:00 uur, arriveerden wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , bij de woning van het vermeende slachtoffer [slachtoffer 2] , aan [adres] . Op genoemde dag om 13:00 uur had [slachtoffer 2] een afspraak staan voor een intake zeden/mensenhandel. [slachtoffer 2] verscheen niet op de afspraak, derhalve reden wij naar haar woning toe.
Vervolgens hebben wij de reden van onze komst verteld, namelijk een intake houden voor zeden dan wel mensenhandel. Wij hoorden dat [slachtoffer 2] zei dat ze daar eigenlijk geen zin in had en dat ze erg bang is voor ' [verdachte] ' (
hof begrijpt: verdachte [verdachte]). Vervolgens vroegen wij aan [slachtoffer 2] of zij bereid is om een getuigenverklaring af te leggen, ook dit wilde zij niet. Ze wilde ons wel vertellen wat er was gebeurd.
Wij hoorden dat [slachtoffer 2] het volgende vertelde:
- Dat [verdachte] op de telefoon van [slachtoffer 1] een account aangemaakt op [website 1] voor [slachtoffer 1] :
- Dat zij in een van de afgelopen nachten wakker werd van hard gegil van [slachtoffer 1] en
hierbij rare geluiden hoorde:
- Dat [slachtoffer 2] had gehoord dat [slachtoffer 1] zei: “Stoppen”;
- Dat zij zag dat [slachtoffer 1] de volgende ochtend een dik gezicht had;
- Dat [slachtoffer 1] de woning wilde verlaten om even een frisse neus te halen, maar dat dit niet
- Dat [verdachte] dan schreeuwde “Nee!”
- Dat [slachtoffer 1] ook bang is voor [verdachte] ;
- Dat er afgelopen woensdag twee (2) klanten zijn geweest waarmee [slachtoffer 1] seksuele
handelingen heeft verricht tegen betaling;
- Dat het contact met de klanten verliep via [verdachte] ;
- Dat een klant € 150, - contant had betaald aan [slachtoffer 1] , die het geld vervolgens meteen aan
4. Proces-verbaal van bevindingen, verklaring [slachtoffer 1] , van 6 februari 2023, opgenomen op dossierpagina’s 78 en 79, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
[slachtoffer 1] heeft op 6 februari 2023 bij de politie - samengevat - het volgende
verklaard:
- Ze bang is voor [verdachte] ;
- Zij geld wilde verdienen en [verdachte] wel wat wist;
- Zij had aangegeven klanten te willen ontvangen voor prostitutiewerk;
- [verdachte] dit allemaal regelde omdat zij dyslectisch is;
- [verdachte] klanten heeft geregeld;
- [verdachte] de eerste twee dagen prima was;
- Haar eerste klant [getuige] heette;
- Zij gebracht werd door [verdachte] naar deze klant in Venray;
- De klant 700 euro moest betalen;
- Er een tikkie van 700 euro gestuurd is om dit te betalen;
- Zij niets van die 700 euro heeft gekregen;
- Het haar tegenviel dat zij geen geld kreeg;
- Dit niet de bedoeling was;
- Zij hier ook geld aan over wilde houden;
- Zij meerdere klanten heeft gehad;
- Zij ongeveer in totaal 1000 a 1500 euro heeft verdiend maar helemaal geen geld
- [verdachte] na ongeveer 2 dagen raar begon te doen;
- [verdachte] haar heeft geslagen;
- [verdachte] ook tegen haar voortanden heeft geslagen waardoor er nu een stuk van de
tand af is en deze los staan
- Ze toen heel blij was dat de politie is gekomen.
5. Proces-verbaal verhoor getuige, verklaring [slachtoffer 1] , van 6 februari 2023, opgenomen op dossierpagina’s 69 tot en met 74 voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
(p. 70)
O: [slachtoffer 1] geeft aan dat haar voortanden los staan. Ze vertelde dat wij van de politie wel een foto hadden gemaakt van haar rode opgezwollen gezicht. Maar niet van haar tanden. De voortanden van haar zijn losgeslagen door een vuistslag die [verdachte] (
het hof: verdachte) in haar gezicht gaf.
(p. 72)
A: Hij (
hof: verdachte) heeft voor mij die klanten geregeld want ik ben analfabeet. En een (1) klant heeft al betaald en toen via de taxi terug. Toen ben ik naar hem gegaan en zijn die klappen begonnen omdat ik niet meer geld had gekregen, schijnbaar, denk ik.
O: Opmerking mentor: “Hij had je op de site gezet toch?”
A: Ja. Nee maar die klappen zijn pas gebeurd die avond voor een klant. De klant van de hele nacht toen was alles goed. Maar daarna was een klant die wilde mij niet en die had al een Tikkie betaald. Die heeft mij toen naar [slachtoffer 2] teruggebracht. Toen is de trammelant begonnen en zijn de klappen begonnen. Hij dacht dat ik misschien geld had maar ik had geen geld.
V: Hoe vaak heb je klappen van hem gekregen?
A: Oh dat weet ik niet. Ik denk een stuk of tien keer. Alles wat ik zei, begreep hij verkeerd. Ik durfde ook niets meer uit te leggen.
V: Die tien klappen is dat op een moment geweest of anders?
A: Nee dat was de hele avond tot 's morgens vroeg.
V: En je zei dat hij klanten voor jou regelde. Hoeveel klanten heb je gehad?
A: Twee of drie klanten. Ja, maar wel een hele nacht voor 700 of 800 via een Tikkie had hij betaald en die andere weet ik niet meer precies. Maar daar heb ik geen rooie cent van gezien.
(p. 73)
V: Wie bepaalde dan welke prijs ervoor betaald moest worden?
A: Hij. Ik kan toch niet schrijven, ik ben analfabeet. Hij was met de telefoon bezig. Hij heeft met de klanten geappt. Ik kan niet schrijven.
6. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2023, opgenomen op dossierpagina’s 80 tot en met 84, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] - zakelijk weergegeven:
(p. 81)
V: Je hebt gisteren al iets verteld over het geld wat verdiend werd met de seks met klanten. Welke afspraken had jij met [verdachte] hierover gemaakt?
A: Helemaal geen.
V: Wie ontving het geld van de klanten via een Tikkie?
A: [verdachte] .
V: Wie heeft de foto's gemaakt?
A: [verdachte] . Ik zeg gewoon [verdachte] .
V: Hoe werd er betaald?
A: Met een Tikkie en cash geld.
V: Op welke rekening werd er geld gestort dat verdiend werd?
A: Op een rekening van een vriend van [verdachte] en toen heeft [verdachte] dat naar zijn bank overgemaakt.
V: Wat gebeurde vervolgens met het geld?
A: Er werd coke van gehaald en een keer Viagra. Ik kreeg ook daarvan coke en [slachtoffer 2] ook.
V: Hoe was het verdeeld die coke?
A: We deden coke gebruiken via het roken en [verdachte] bepaalde wie en wat. Hij had het in zijn handen en kreeg altijd het meeste.
V: Hoeveel geld heb jij er aan over gehouden?
A: Niets. Behalve dat ik iets van de coke kon gebruiken.
7. Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris in de rechtbank Limburg d.d. 14 september 2023, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik ken [verdachte] . Ik dacht dat het een goede vriend was, maar ik heb mij heel snel
vergist. [verdachte] heeft mij met een vuist in het gezicht geslagen en ik ben daardoor een voortand kwijtgeraakt. Mevrouw laat haar voortanden zien en zegt: “ [verdachte] heeft dat gedaan.” Ik zat op de site [website 1] . Aan [verdachte] heb ik gevraagd om mij te helpen om mij op die site te zetten. Ik was namelijk niet zo handig met de computer en ik kan niet lezen en schrijven. Hij heeft daarvoor de telefoon van [betrokkene] gebruikt. Ik had een probleem met drugs en drank. Toen [verdachte] eenmaal het geld geroken had, mocht ik van hem de deur niet meer uit. Het geld dat ik verdiende op de sekssite heb ik zelf nooit gezien. Ik gebruikte in die periode coke. Dat deed ik om te verdoven. Ik kreeg coke van hem
(het hof begrijpt: van verdachte). Hij gebruikte zelf ook. U vraagt mij of ik nog steeds bang ben voor [verdachte] . Ja, ik ben nog steeds heel erg bang voor [verdachte] .
8. Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 22 februari 2023, opgenomen op dossierpagina’s 277 tot en met 281 voor zover inhoudende als verklaring van [getuige] zakelijk weergegeven:
(p. 278)
V: Heb jij in 2023 gebruik gemaakt van een prostituee?
A: Ja, klopt.
V: Wanneer was dit?
A: Ergens na Nieuwjaar, maandje geleden denk ik.
V: Op welke manier is er een afspraak tot stand gekomen voor jullie twee?
A: Ik belde met het nummer dat bij de advertentie stond. Toen sprak ik met haar af. Zij werd toen gebracht door twee jongens. Een van hen heette [verdachte] . Die andere jongen sprak geen Nederlands.
V: Hoe ben je bij deze prostituee uitgekomen?
A: [website 2]
V: Welke seksuele handeling zou zij bij jou verrichten?
A: Zij zou een aantal uren blijven en daarna weer naar huis gaan.
V: Welke prijs was hiervoor afgesproken?
A: Volgens mij 600,- euro zoiets.
V: Op welke manier heb je dit geld betaald?
A: Via een Tikkie.
V: Wat was de 'werknaam' van deze prostituee?
(p. 279)
V: Was het [naam 1] ?
A: Ja! Nu je het zegt.
V: Deze afspraak was op dinsdag 17 januari 2023 in de avonduren in Venray.
A: Dat kan wel.
V: Was deze afspraak bij jou thuis?
A: Ja.
V: Heb jij gezien hoe het slachtoffer bij jouw woning aan kwam?
A: Volgens mij per auto. Volgens mij was die auto van die andere jongen.
Ik vroeg namelijk waarom ze met twee mannen waren en toen werd er gezegd dat [verdachte] geen auto had. [naam 1] zei dit.
V: Kwam ze alleen? Werd ze afgezet?
A: [naam 1] kwam met die twee mannen naar binnen. Die mannen stelden zich netjes voor en gingen toen ook weer. Die jongen leek me een Oost-Europese man. Deze vertelde me ook dat ik een Tikkie van hem moest betalen.
V: Het slachtoffer vertelde dat zij bij een klant genaamd [getuige] uit Venray is geweest en dat jij € 700, - door middel van een Tikkie hebt betaald voor de seksuele diensten.
A: Dat kan goed kloppen. Er zat ook drugs bij voor dat geld. 200,- euro was voor cocaïne.
9. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 3 mei 2023, opgenomen op dossierpagina’s 361 tot en met 370 voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte] zakelijk weergegeven:
(p. 364)
O: We hebben het toen straks al gehad over uw bankrekening(en). Hier willen wij graag nog even op terugkomen. Om te beginnen op de bankrekening bij de ING-bank, met nummer:
[rekeningnummer] .
O: Verdachte kijkt op zijn bankpas en zegt dat het dat nummer is.
V: Wij zagen dat hier enkele betaalverzoeken per Tikkie op binnenkwamen. Vertel daar eens iets over.
A: Ja, ik werd gevraagd om hen naar een adres te brengen in Venray. Zij gingen daar naar binnen. [verdachte] (
hof: verdachte) kwam toen naar buiten en vroeg of ik een bankpasje had en of hij geld over kon maken naar mijn bank. Ik begreep van [verdachte] dat hij zelf geen bankpas meer had, omdat hij deze zou zijn kwijtgeraakt. Ik ging uiteindelijk akkoord en ben achter [verdachte] aan naar binnen gelopen. Ik zag dat daar een onbekende meneer zat met de mevrouw die bij mij en [verdachte] was. Ik downloadde daar ter plaatse de Tikkie app. De meneer maakte toen geld over naar mijn rekening.
(p. 365)
V: Het gaat dan om een Tikkie van €700.-, die op 17 januari 2023 bij u binnenkwam.
A: Ja.
V: Dat is een behoorlijk bedrag voor een Tikkie. Waar ging dat over?
A: Ik weet het niet, ze hebben mij gevraagd.
V: Wanneer kwam u erachter dat het om €700,- ging?
A: Toen door [verdachte] gevraagd werd of hij het geld mocht overmaken op mijn rekening, ging ik naar binnen en vroeg ik voor hoeveel het was. Ze zeiden toen dat het voor zevenhonderd euro was. Ik zei toen dat ik het geld niet wilde pinnen, zolang het nog niet op mijn rekening bijgeschreven werd.
Later zouden we het geld dan voor [verdachte] van mijn rekening gaan halen om het contant aan hem te overhandigen. Zij zeiden toen dat het geld direct overgemaakt zou worden. Ik vroeg toen waarom het zo'n haast had, waarop [verdachte] geen duidelijk antwoord gaf. Hij benadrukte dat hij geld nodig had. [verdachte] had altijd haast, het moest altijd nu.
V: Bleef het bij dat Tikkie van €700,- of werden er daarna nog Tikkies verstuurd naar deze persoon?
A: Het enige geld dat we die avond hebben gekregen was die Tikkie. Ik heb dit geld diezelfde avond teruggegeven.
V: Hoe is dat teruggeven gegaan?
A: Ik ben toen met [verdachte] naar een bank gereden om het geld af te halen, maar die bank was dicht.
We zijn toen naar tankstations gereden om het geld af te halen. Ik heb uiteindelijk een bepaald geld bedrag contant aan hem gegeven. Wat toen nog over was heb ik overgemaakt naar de rekening van [verdachte] .
(p. 366)
Dan willen we het graag met u hebben over [verdachte] .
V: Hoe noemt u hem?
A: [verdachte] .
(p. 367)
V: Als jullie samen afspraken, waar moest u [verdachte] op gaan halen?
A: Hij stuurde mij dan een adres.
(p. 368)
O: Wij willen u graag een afbeelding laten zien van deze [slachtoffer 1] , misschien dat u daar eens op kunt reageren.
Foto 5 (
het hof: de foto op pagina 375 van het procesdossier)
A: Ja, dat is die mevrouw die ik naar Venray bracht. Zij stond toen bij de moeder van [verdachte] thuis met haar hondje. [verdachte] vroeg mij of ik haar naar Venray wilde brengen.
V: Dus uiteindelijk reden jij, [verdachte] , die vrouw en haar hondje met jou mee naar Venray?
A: Nee, de eerste keer dat ik die vrouw zag moest ik haar naar Sevenum brengen.
V: We hebben dus één ritje naar Sevenum, één ritje naar [slachtoffer 2] en één rit naar Venray?
A: Ja, dag één was van de moeder van [verdachte] naar Sevenum en de volgende dag was de rit van
Sevenum naar die flats bij de Maas en de rit naar Venray.
10. Proces-verbaal van bevindingen – [website 1] advertentie “ [naam 1] ” – van 15 februari 2023, opgenomen op dossierpagina’s 97 en 98 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(p. 97)
Uit het onderzoek bleek dat er op donderdag 19 januari 2023 door een van de verbalisanten ter plaatse op [adres] te Venlo in de telefoon van [slachtoffer 1] werd gekeken. Hierbij werd een advertentie aangetroffen van de prostitutiesite [website 1] met de volgende URL: [website 1]
Opmaakdatum: 15 Jan 2023, 17:37 uur
Gegevens adverteerder: [naam 1] , Female, Dutch, [geboortedatum]
(p. 98)
Door de advertentiesite [website 1] wordt tijdens het aanmaken van de advertentie gevraagd naar een verificatiefoto. Op deze verificatiefoto werd door mij [slachtoffer 1] , geboren [geboortedag 2] te [geboorteplaats 2] herkend.
10. Proces-verbaal van bevindingen tactisch onderzoek GSM REDMI [slachtoffer 1] van 24 januari 2023, opgenomen op dossierpagina’s 108 en 109 met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(p. 108)
Uit het onderzoek kwam naar voren dat Redmi Note 11 in gebruik is geweest bij:
[slachtoffer 1]
Geboren op [geboortedag 2] te [geboorteplaats 2]
Soort goed: Smartphone
Merk: Redmi Note 11
IMEInummer: [IMEI-nummer 1]
Eigenaar: [betrokkene]
(p. 109)
Onder "chats" trof ik 71 WhatsApp berichten aan uit de periode van 18 januari 2023 tot en met 21 januari 2023. Uit deze chats kwam kort en zakelijk weergegeven het volgende naar voren:
• Hoofdzakelijk betroffen het WhatsApp-berichten, waarin aan de gebruiker van deze inbeslaggenomen telefoon informatie werd gevraagd naar seksuele diensten of waarin een afspraak werd gemaakt voor betaalde seks. Er werd in sommige berichten gerefereerd aan een advertentie op [website 1] onder de naam “ [naam 1] ”. In meerdere berichten gaf de gebruiker van de telefoon onder andere aan dat anale seks en seks zonder condoom mogelijk waren. In een ander bericht schreef de gebruiker van de telefoon dat alleen pijpen zonder condoom mogelijk was, maar tegen een meerprijs van € 75, - was “bare”, dat vaginale of anale seks zonder condoom betekent, ook mogelijk was.
• In meerdere WhatsApp-berichten schreef de gebruiker van de inbeslaggenomen telefoon dat 1 uur seks, € 150,- kostte en een half uur € 75,-.
• In sommige WhatsApp-berichten schreef de gebruiker van de inbeslaggenomen telefoon dat betaling middels een Tikkie mogelijk was. Indien het om escort ging, gaf de gebruiker aan dat dit alleen mogelijk was na betaling middels een Tikkie.
• In één WhatsApp-bericht vroeg een mogelijke klant om even te bellen. De gebruiker van de inbeslaggenomen telefoon schreef toen dat [naam 1] even weg was.
• In meerdere WhatsApp-berichten schreef de gebruiker van de inbeslaggenomen telefoon dat haar bezoekadres aan de [adres] in Blerick was.
• In meerdere WhatsApp-berichten schreef de gebruiker van de inbeslaggenomen
telefoon dat zij naar Sevenum ging.
• In één van deze WhatsApp-berichten schreef de gebruiker van de inbeslaggenomen telefoon: “Hallo. Met [slachtoffer 1] ”.
• Er werd één WhatsApp-bericht aangetroffen waarin de volgende internetlink werd
gestuurd naar de gebruiker van deze telefoon: [website 1]
12. Het als bijlage bij voornoemd proces-verbaal gevoegde extractierapport voor zover inhoudende als Whatsapp-berichten op pagina’s 151 tot en met 153:
Werk je vnv? (18-1-2023 20:47)
Ik kan pas rond 23.00 (18-1-2023 20:56)
Oke kan (18-1-2023 21:23)
Woon je alleen? (18-1-2023 21:25)
Kunnen we even bellen (18-1-2023 21:39)
Outgoing call from [naam 1] (18-1-2023 21:42)
Ja [naam 1] is. Ef weg 5 min is terug (18-1-2023 21:43)
13. Proces-verbaal van bevindingen Telecomanalyse IMEI’s [slachtoffer 1] van 3 maart 2023, opgenomen op dossierpagina’s 240 t/m 244, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(p. 241)
Van de onder het slachtoffer [slachtoffer 1] in beslag genomen telefoon werd op forensische wijze een identieke kopie gemaakt. Aan deze kopie werd onderzoek gepleegd. Uit dit onderzoek bleek dat de telefoon een zogenaamd duo-sim toestel betrof met de IMEI's [IMEI-nummer 1] en [IMEI-nummer 2] .
Uit het onderzoek aan de verstrekte historische verkeersgegevens bleek dat het toestel in gebruik bij [slachtoffer 1] , op 17 januari 2023, om 20.43 uur, een telecommast in Sevenum aanstraalde.
(p. 242)
Om 22.52 uur tot en met 22.59 uur straalt het toestel een telecommast aan in Venray. Om 23.17 uur bevond het toestel zich weer in Venlo. Op 18 januari 2023, om 02.38 uur, wordt er met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , waarvan de simkaart zich op dat moment in het toestel in gebruik bij [slachtoffer 1] bevond, voor de eerste maal contact gemaakt met een telecommast.
Uit het onderzoek aan de verstrekte historische verkeersgegevens bleek dat het toestel in gebruik bij [slachtoffer 1] , met IMEI [IMEI-nummer 1] en telefoonnummer [telefoonnummer 2] in de periode 18 januari 2023 tot en met 19 januari 2023, met uitzondering van één uitstap naar Tegelen, vrijwel continue op de telecommasten in [locaties] aanwezig was. Dit zou kunnen impliceren dat het laatstgenoemde toestel constant in de buurt van de [adres] bleef.
(p. 244)
Uit de telecomgegevens bleek dat het genoemde toestel niet de gehele nacht telecommasten in de omgeving van Venray aanstraalde, maar dat deze op enig moment weer op de telecommasten van Venlo aanstraalde.
14. Separaat proces-verbaal van (afsluitend) verhoor van 19 januari 2024, proces-verbaalnummer LBRCC23001-85, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Op 15 januari (
het hof: 2023) komt die [slachtoffer 1] bij [slachtoffer 2] binnen.
(p. 2)
16 januari bleef [slachtoffer 1] plakken in de woning van [slachtoffer 2] . Ik heb met die Litouwse jongen geregeld dat ze in Sevenum afgezet werd. Ik ben meegereden. De foto’s bleken niet goed te zijn om op de advertentie te plaatsen. We hebben toen nieuwe foto’s gemaakt. We waren samen in een kamer en daar kleedde [slachtoffer 1] zich uit. Ze poseerde en ik maakte foto’s van haar. Die waren bedoeld voor de advertentie. In de middag belt zij mij op, omdat ze een vaste klant had ergens in Venray. Ze vroeg of die vriend van mij, die Litouwse vriend,
(p. 3)
Haar naar die klant kon brengen. Dat heb ik aan die jongen gevraagd. Hij vond dat prima. [slachtoffer 1] gaf mij het adres van die klant, dat heb ik weer aan die jongen gegeven en toen zij we daarnaartoe gereden.
(p. 4)
V: Kunt u ons vertellen van welk e-mailadres je toen gebruik maakte?
A: Ik moest een mailadres hebben voor die advertentie.
V: Wat zegt het e-mailadres [e-mailadres 1] je?
A: Kan hem zijn.
(p. 5)
A: De advertentie werd door mij daar ter plekke opgemaakt voor [slachtoffer 1] .
V: Wat zegt het e-mailadres [e-mailadres 2] u?
A: Dat was voor [slachtoffer 1] . Ik maakte het adres voor haar aan. Ik ontving een bericht op mijn telefoon, via haar e-mailadres dat haar account opgemaakt was.
15. Proces-verbaal van verhoor van 16 februari 2023, opgenomen op de dossierpagina’s 311 tot en met 321 voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
(p. 316)
V: Weet u of [slachtoffer 1] psychische problemen heeft?
A: Zij deed wel gek in het huis. Zij slikt allemaal medicatie, oxazepam en valium enzo. Die dag dat ik haar heb gezien... Zij ging allemaal wankelen enzo. Zij was niet echt stabiel op de voeten, wankelen enzo. Ik denk dat dat van de medicatie kwam. Ik zag dat zij van die medicatie nam.
V: Wat weet u van de verslavingen van [slachtoffer 1] ?
A: Zij gebruikt cocaïne. Ik heb dat ook gerookt. En zij gebruikt ook GHB enzo. En dus veel
medicatie.
V: Alles door elkaar?
A: Ja.
(p. 317)
A: Ik heb [slachtoffer 1] drugs gegeven.
16. Het proces-verbaal van de in de zaak gehouden terechtzitting in eerste aanleg d.d. 31 januari 2024, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb het
(het hof begrijpt: de advertentie van [slachtoffer 1] op [website 1] )voor haar gemaakt. Ik heb het account op de telefoon van [betrokkene] aangemaakt.
17. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juli 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik [verdachte] wordt genoemd.
18. Een schriftelijk bescheid als bijlage gevoegd bij de mail van 17 februari 2025 van de advocaat van [slachtoffer 1] aan het hof, zijnde een schrijven van [naam 2] , ambulant begeleider, voor zover dit inhoudt, zakelijk weergegeven:
Mevrouw [slachtoffer 1] is een zeer kwetsbare en getraumatiseerde vrouw. Ze heeft een verstandelijke beperking. Haar IQ is 52. Mevrouw [slachtoffer 1] is gediagnosticeerd met PTSS.
Mevrouw [slachtoffer 1] is zeer kwetsbaar. Vanwege trauma en haar verstandelijke beperking raakt ze snel uit balans. Haar copingsmechanisme in moeilijke situaties is om zichzelf te verdoven. Ze is ook zeer beïnvloedbaar, waardoor mensen vaak misbruik van haar maken en ze in zeer vervelende situaties terecht komt.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken en heeft daartoe in de kern hetzelfde aangevoerd als in eerste aanleg. Kort gezegd komt het standpunt van de verdediging hierop neer dat verdachte die [slachtoffer 1] niet heeft bewogen of gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard. Het enige wat verdachte heeft gedaan, is dat hij op verzoek van [slachtoffer 1] haar heeft geholpen bij het maken van een nieuwe [website 1] -advertentie. Voor zover [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daaromtrent anders hebben verklaard, zijn die verklaringen ongeloofwaardig, aldus de verdediging.
Het hof verwerpt dit verweer en verenigt zich grotendeels met de daarop betrekking hebbende bewijsoverwegingen van de rechtbank die hierna in enigszins aangepaste vorm zullen worden herhaald, met dien verstande dat het hof anders dan de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt van het onder het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde – kort gezegd – dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bewogen tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard.
Het hof overweegt aanvullend dat in hoger beroep door de verdediging is verzocht om [slachtoffer 1] (opnieuw) als getuige te horen en dat dit verzoek door het hof bij gelegenheid van een regiezitting is afgewezen, omdat [slachtoffer 1] al eerder bij de rechter-commissaris is gehoord en er sprake is van een gegrond vermoeden dat de gezondheid of het welzijn van [slachtoffer 1] in gevaar wordt gebracht door het opnieuw afleggen van een verklaring. Het verzoek om [slachtoffer 1] opnieuw als getuige te horen is door de verdediging bij de inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep niet herhaald. Wel heeft de verdediging gesteld dat [slachtoffer 1] in een telefoongesprek met de verdachte, dat door de verdachte eind 2024 met [slachtoffer 1] zou zijn gevoerd en door de verdachte is gefilmd, kenbaar heeft gemaakt dat zij niet door de verdachte is vastgehouden en dat door de eerdere afwijzing door het hof van het verzoek tot het horen van [slachtoffer 1] er sprake is van een inbreuk op het verdedigingsbelang.
Het hof overweegt dat [slachtoffer 1] op 14 september 2023 in aanwezigheid van de verdediging bij de rechter-commissaris als getuige is gehoord. Er is toen sprake geweest van een effectieve ondervragingsmogelijkheid voor de verdediging. [slachtoffer 1] heeft hij die gelegenheid verklaard dat zij bij de politie de waarheid heeft verteld en niet heeft gelogen. Ook verklaart zij dat zij nog steeds erg bang is voor de verdachte, dat zij bang is dat de verdachte haar iets aan zal doen als hij vrij komt en dat zij daarom geen aangifte heeft gedaan.
Het telefonisch gesprek dat in hoger beroep door de verdediging is ingebracht en door de politie woordelijk is uitgewerkt in een aanvullend proces-verbaal, houdt onder meer het volgende in (M = man, V = vrouw):
M: " [slachtoffer 1] luister jij bent daar in die huis gekomen, heb ik jou daar vastgehouden"?
V: "Ik heb jouw help gevraagd, weet ik."
M: "Maar heb ik jou daar vastgehouden? Jij bent daar zelf in die huis met die [slachtoffer 2] (fonetisch) blijven plakken toch?"
V: "Ja"
M: "Ja, heb ik jou daar vastgehouden?"
V: "Nee"
Het hof is van oordeel dat voor zover de uitlatingen door de vrouwelijke persoon in dit gesprek door [slachtoffer 1] zijn gedaan, die uitlatingen geenszins afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de tot het bewijs gebezigde inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 1] . Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris – buiten de aanwezigheid van de verdachte – in de kern haar eerdere verklaringen tegenover de politie heeft bevestigd en tegelijkertijd kenbaar heeft gemaakt dat zij zeer angstig is voor represailles van de kant van de verdachte en dat zij daarom ook geen aangifte heeft willen doen. Angst bij [slachtoffer 1] is door de verbalisanten ook waargenomen toen zij de woning waar [slachtoffer 1] en de verdachte op dat moment verbleven betraden. Het wekt dan ook geen verbazing en is in lijn met de bewezenverklaring dat [slachtoffer 1] de verdachte niet tegenspreekt en bevestigt wat hij kennelijk van haar wil horen, ook al is dat bezijden de waarheid. Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] neemt het hof daarnaast in aanmerking dat de voor de verdachte belastende verklaringen van [slachtoffer 1] in belangrijke mate steun vinden in andere bewijsmiddelen. Het voorgaande – in onderling verband en samenhang beschouwd – maakt ook dat het hof van oordeel is dat de procedure in zijn geheel eerlijk is verlopen en voldoet aan de eisen die artikel 6 EVRM daaraan stelt.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen het navolgende af en sluit hierbij grotendeels aan bij de bewijsoverweging van de rechtbank.
Uit het procesdossier volgt dat [slachtoffer 1] uit eigen initiatief met prostitutiewerkzaamheden begon zodat zij daarmee geld kon verdienen. De verdachte heeft voor [slachtoffer 1] een advertentie voor het leveren van seksuele diensten onder de naam ‘ [naam 1] ’ gemaakt op [website 1] . [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben verklaard dat de verdachte vervolgens de telefoon beheerde waarmee de seksafspraken gemaakt werden. Dit vindt bevestiging in het gegeven dat toen [slachtoffer 1] de nacht met een klant in Venray doorbracht, deze telefoon weer richting Venlo reisde. Ook vindt dit bevestiging in het feit dat [slachtoffer 1] zelf heeft verklaard dat zij niet kan lezen en schrijven en dat wanneer een klant na enkele chatberichten over het maken van een afspraak probeerde te bellen met ‘ [naam 1] ’ er wordt gereageerd met een bericht dat ‘ [naam 1] ’ even weg is. Het door [slachtoffer 1] met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld werd door verdachte geïnd of aan hem gegeven en kwam niet ten goede van [slachtoffer 1] . Uit de bewijsmiddelen komt verder naar voren dat [slachtoffer 1] gaandeweg door verdachte in een gecontroleerde situatie werd gehouden. Toen een klant haar weigerde en zij zonder geld terugkeerde, zijn de geweldshandelingen begonnen. Door het op haar toegepaste geweld was [slachtoffer 1] bang voor de verdachte geworden en durfde zij de woning waarin zij verbleef en waar ook klanten werden ontvangen niet te verlaten. Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer 1] een zeer kwetsbare vrouw is die zich zonder professionele begeleiding nauwelijks staande kan houden in de maatschappij. Zij is verslaafd en verdachte beheerde het geld en voorzag haar van drugs. [slachtoffer 1] was in de tenlastegelegde periode door deze feiten en omstandigheden niet meer in staat om zich aan de door de verdachte gecreëerde uitbuitingssituatie te onttrekken.
Door aldus te handelen heeft de verdachte [slachtoffer 1] naar het oordeel van het hof beperkt in haar keuzevrijheid om op te houden met het verlenen van seksuele diensten tegen betaling (art. 273f lid 1, sub 4, Sr) en heeft hij opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] (art. 273f lid 1, sub 6, Sr).
Voor het overige vinden de gevoerde bewijsverweren reeds hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen. Het hof ziet geen enkele redenen om aan de betrouwbaarheid en juistheid daarvan te twijfelen. Het hof verwerpt de gevoerde bewijsverweren dan ook in al hun onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 4° en 6° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd, een persoon is bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer.
Mensenhandel is een uitermate ernstig misdrijf waarbij een ernstige inbreuk op de menselijke waardigheid en integriteit van het slachtoffer wordt gemaakt, vaak met blijvende psychische en andere gevolgen.
De rechtbank heeft in het kader van de straf het navolgende overwogen (pagina 10 en 11 van het vonnis).
“Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte [slachtoffer 1] - aanvankelijk op haar verzoek heeft geholpen bij het aanmaken van een account op een sekswebsite. Al gauw is die helpende hand echter vervangen door uitbuiting, die gelukkig door alert optreden van de politie naar aanleiding van zorgsignalen rond de woning waar [slachtoffer 1] verbleef, slechts
enkele dagen geduurd heeft. De verdachte heeft [slachtoffer 1] in een gecontroleerde situatie
gehouden, haar van drugs voorzien, haar mishandeld en haar verdiensten ingepikt.
De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij op die wijze misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] . De verdachte heeft de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] geweld aangedaan door haar in te zetten als instrument om financieel voordeel te behalen. Middels de door [slachtoffer 1] gegenereerde inkomsten kon immers ook verdachte in zijn verslaving voorzien.”
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht maken bij mensenhandel in geval van (oogmerk van) seksuele uitbuiting onderscheid tussen een drietal categorieën die samenhangen met de inbreuk die wordt gemaakt op de grondrechten en de autonomie van het slachtoffer. Daarbij omvat categorie I de gevallen waarbij de minste inbreuk is gemaakt (oriëntatiepunt 4 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk of korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf), categorie II de iets ernstigere gevallen (oriëntatiepunt 14 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf) en categorie III de meeste ernstige gevallen (vertrekpunt 30 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf).
- het slachtoffer een bijzonder kwetsbare vrouw is en de verdachte van die kwetsbaarheid misbruik heeft gemaakt,
- de verdachte haar heeft mishandeld waarbij zij zichtbaar letsel heeft opgelopen (te weten een flinke verkleuring rondom haar linkeroog en letsel aan haar gebit);
- het slachtoffer (nagenoeg) geen autonomie/beschikkingsvrijheid meer had en zij de woning waarin zij verbleef niet durfde te verlaten uit angst voor de verdachte;
- de situatie slechts is geëindigd door actief optreden van de politie en derhalve niet door omstandigheden die van de wil van de verdachte afhankelijk zijn.
Het bewezenverklaarde bevindt zich naar het oordeel van het hof tegen deze achtergrond tussen categorie II en III.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof is van oordeel dat alles overziende een gevangenisstraf van 20 maanden passend en geboden is. Het hof komt derhalve tot een hogere gevangenisstraf dan de rechtbank en een straf die het door de verdachte in deze zaak ondergane voorarrest overstijgt.
Het hof ziet in de door de verdediging naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden om tot een ander oordeel te komen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Van de na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.