In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 7 mei 2024 was gewezen. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk versperren van een fietspad door een touw over het pad te spannen, wat leidde tot een ongeval waarbij een andere verkeersdeelnemer, [slachtoffer], ernstig letsel opliep. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een zwaardere straf van vijf maanden gevangenisstraf. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk het fietspad had versperd en dat er gevaar voor de verkeersveiligheid was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de opgelegde straf en in plaats daarvan een taakstraf van 120 uren opgelegd, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn intentie om de veiligheid te waarborgen, maar ook met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer. De redelijke termijn van de procedure werd ook besproken, waarbij het hof constateerde dat er een overschrijding had plaatsgevonden in de eerste aanleg, maar dat de behandeling in hoger beroep binnen de redelijke termijn was afgerond.