ECLI:NL:GHSHE:2025:2530

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
20-001313-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor bedreiging en laster

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 2004, was in eerste aanleg vrijgesproken van bedreiging met geweld, maar werd wel veroordeeld voor andere feiten, waaronder laster jegens een politieambtenaar. De rechtbank had de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 22 dagen opgelegd, met een taakstraf van 120 uren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen. Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en laster. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 dagen en een taakstraf van 100 uren, met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de slachtoffers. De verdachte is vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, omdat het hof niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat hij deze had begaan. De uitspraak benadrukt de ernst van bedreigingen en laster jegens ambtenaren in functie, en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001313-24
Uitspraak : 19 september 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 mei 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-134030-23 en 02-125405-23, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 02-090340-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2004,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-125405-23. De rechtbank heeft de overige tenlastegelegde feiten in beide in eerste aanleg gevoegde zaken bewezenverklaard en deze als volgt gekwalificeerd:
(parketnummer 02-134030-23)
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. laster jegens een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
(parketnummer 02-125405-23)
subsidiair: medeplegen van schuldheling.
De rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 22 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie waarvan 50 uren werkstraf subsidiair 25 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
Voorts heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de nog resterende 65 dagen jeugddetentie van de eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie onder parketnummer 02-090340-21 en heeft gelast dat deze 65 dagen jeugddetentie zullen worden vervangen door een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 130 uren subsidiair
65 dagen jeugddetentie.
Tot slot heeft de rechtbank het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, de verdachte partieel zal vrijspreken van het onderdeel (bedreiging met) geweld van de in de zaak met parketnummer 02-125405-23 primair tenlastegelegde diefstal in vereniging en dit feit bewezen zal verklaren, alsook het in de zaak met parketnummer 02-134030-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde en de verdachte (met toepassing van het volwassenenstrafrecht) zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 dagen met aftrek van voorarrest en een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis waarvan 50 uren werkstraf subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met aangever [slachtoffer 1] .
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof aan de verdachte een contact- en locatieverbod zal opleggen ten behoeve van aangever [slachtoffer 2] zoals gevorderd door diens advocaat.
Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie onder parketnummer 02-090340-21 zal worden toegewezen en dat de 64 dagen jeugddetentie die van deze voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie nog resteren, worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 128 uren subsidiair 64 dagen hechtenis.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is verzocht geen contactverbod met aangever [slachtoffer 1] aan de verdachte op te leggen zoals door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd alsmede het door de advocaat van aangever [slachtoffer 2] gevorderde contact- en locatieverbod af te wijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 02-134030-23 - tenlastegelegd dat:

zaak met parketnummer 02-134030-23:1.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 mei 2023 tot en met18 mei 2023 te Breda, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd metenig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een fotovan het hoofd van die [slachtoffer 1] voornoemd op internet te plaatsen metdaarbij/daar overheen een bewegend plaatje/gifje waarin een pistool wordtafgevuurd (richting zijn hoofd);

2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 april 2023 tot en
met 19 mei 2023 te Breda en/of Etten-Leur, althans in Nederland, opzettelijk de eer
en/of goede naam van politiemedewerker 406752 heeft aangerand door
tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan
ruchtbaarheid te geven, door een of meer filmpje(s) van de politiemedewerker
voornoemd op internet te plaatsen en daar de tekst bij te schrijven: ‘racistische agent
bedreigd ons zomaar met de dood en trekt vuurwapen’ en/of ‘Politie agent bedreigd
ons zomaar met de dood’ en/of ‘racistische agent bedreigd met de dood’, terwijl
verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was;

zaak met parketnummer 02-125405-23:hij op of omstreeks 12 oktober 2022 te Breda, althans in Nederland, tezamen en invereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter/bromfiets (metkenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toete eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd vangeweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk omdie diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping opheterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vluchtmogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

- die [slachtoffer 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of
- met dat mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 2] te lopen en/of
- daarbij de woorden toe te voegen 'ik steek je neer', althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2022 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter/bromfiets (met kenteken [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak in de zaak met parketnummer 02-125405-23
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-125405-23 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-125405-23
Hoewel de verdachte, rijdend op een scooter met twee andere personen, door de politie is staande gehouden, kort nadat de scooter van [slachtoffer 2] was gestolen, kan het hof op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van deze scooter. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zijn scooter is gestolen en dat hij daarbij is bedreigd met een mes, maar deze verklaring wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Het hof is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal met geweld van de scooter. De verdachte zal daarvan daarom worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-125405-23
Het hof heeft uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) heling van de scooter van [slachtoffer 2] , zodat de verdachte van het subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de scooter waarop medeverdachte [medeverdachte] reed toen hij de verdachte ophaalde, de scooter van [slachtoffer 2] was en dat deze scooter dus (kort daarvoor van [slachtoffer 2] ) was gestolen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet weet hoe de scooter van [slachtoffer 2] eruit ziet. De verklaring van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris dat iedereen in Breda weet welke scooter van [slachtoffer 2] is, is onvoldoende om uit te gaan van het tegendeel.
Het voorgaande betekent dat de verdachte van zowel het primaire als het subsidiaire tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer 02-125405-23 zal worden vrijgesproken.
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens aangever [slachtoffer 2] door zijn advocaat verzocht om aan de verdachte een contact- en locatieverbod ten behoeve van [slachtoffer 2] op te leggen.
Nu aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen jegens [slachtoffer 2] , in verband waarmee het contact- en locatieverbod worden verzocht, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zal het hof het verzochte contact- en locatieverbod afwijzen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-134030-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 14 mei 2023 tot en met 18 mei 2023 te Breda, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een foto van het hoofd van die [slachtoffer 1] voornoemd op internet te plaatsen met daar overheen een bewegend plaatje/gifje waarin een pistool wordt afgevuurd richting zijn hoofd;
2.
hij in de periode van 7 april 2023 tot en met 19 mei 2023 te Breda en Etten-Leur, opzettelijk de eer en goede naam van politiemedewerker 406752 heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door een filmpje van de politiemedewerker voornoemd op internet te plaatsen en daar de tekst bij te schrijven: ‘racistische agent bedreigd ons zomaar met de dood en trekt vuurwapen’, terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van dit arrest worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-134030-23Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte ontkent dat hij aangever [slachtoffer 1] heeft bedreigd. Volgens de verdediging wordt het verhaal van aangever niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Aangever [slachtoffer 1] heeft drie dagen voordat hij op 18 mei 2023 aangifte deed, kennisgenomen van een afbeelding, afkomstig van zijn Facebook-account met daaroverheen een gifje met een afvurend pistool richting een targetmarkering op zijn voorhoofd. Deze afbeelding stond op het TikTok-account [accountnaam] .
Het hof is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen in de bijlage bij dit arrest kan worden vastgesteld dat de verdachte de desbetreffende afbeelding met het gifje op zijn TikTok-account heeft geplaatst en dat hij daarmee aangever heeft bedreigd. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat het account op TikTok met de gebruikersnaam [accountnaam] van hem is. Uit het dossier blijkt verder niet dat anderen dan de verdachte toegang hebben tot dit TikTok-account.
Gelet op het voorgaande acht het hof het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-134030-23
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit bij gebrek aan overtuigend bewijs.
Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de agenten onherkenbaar in beeld zijn gebracht en hierdoor niet blijkt tot wie de tekst bij de filmpjes is gericht. Ook staan er geen namen bij. Er is dan ook geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. Een en ander moet bezien worden in de context van het geval, de diagnoses van de verdachte en zijn angst dat de agent hem iets aan zou doen. De gedraging van de verdachte kan in dat licht de kwalificatie van laster niet dragen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De verdachte wordt verdacht van laster dan wel smaad(schrift) ten opzichte van een politieambtenaar.
Smaad(schrift) is strafbaar gesteld in artikel 261, eerste en tweede lid van het Wetboek van Strafrecht en houdt in de opzettelijke aanranding van iemands eer of goede naam, door middel van de tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel daaraan ruchtbaarheid te geven.
Laster, strafbaar gesteld in artikel 262, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, is een gekwalificeerde vorm van smaad(schrift). Er is sprake van laster wanneer degene die het misdrijf van smaad(schrift) pleegt, weet dat het bepaalde feit waarvan hij de beledigde beschuldigt in strijd met de waarheid is.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de verklaring van de verdachte kan worden vastgesteld dat de verdachte de betrokken politieagent heeft gefilmd en dat hij deze beelden vervolgens met onder meer de tekst: ‘Racistische agent bedreigd ons zomaar met de dood en trekt vuurwapen’ op zijn TikTok-account heeft geplaatst.
Het hof stelt vast dat de verdachte, door het filmpje van de politieagent te plaatsen op een social media kanaal als TikTok, ruchtbaarheid heeft willen geven aan de door hem aan de politieagent verweten feiten en hij daarmee opzettelijk diens eer of goede naam heeft aangerand. De verdachte wist dat de door hem verweten feiten in strijd waren met de waarheid. Immers, er was in het geheel geen sprake van racistische uitingen dan wel dat de politieagent zijn vuurwapen trok en de verdachte met de dood bedreigde.
Gelet op het voorgaande acht het hof het onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren. Ook hetgeen overigens door de verdediging is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-134030-23 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak met parketnummer 02-134030-23 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
laster, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij aangever [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft de profielfoto van aangever, afkomstig van diens Facebook-account, op het TikTok- account van de verdachte geplaatst met daar overheen een gifje van een pistool dat afvuurt richting een targetmarkering op het voorhoofd van aangever. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en bij hem en zijn gezin gevoelens van onveiligheid en onbehagen teweeggebracht. Slachtoffers van doodsbedreigingen kunnen nog geruime tijd nadelige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Het hof rekent dit de verdachte zeer aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan laster jegens een politieagent in functie. De verdachte heeft een filmpje van de agent op Tik Tok geplaatst en heeft daar bijgeschreven dat de agent racistisch is, een vuurwapen heeft getrokken en hem met de dood heeft bedreigd. De verdachte wist dat dit ongegronde aantijgingen zijn. Door zijn handelen heeft de verdachte aangever in een kwaad daglicht gesteld en zijn eer en goede naam op ernstige wijze bezoedeld. Tevens heeft hij hiermee afbreuk gedaan aan het ambtelijk gezag van de politie. Het hof acht dit alles zeer kwalijk. Ambtenaren met een publieke taak moeten - in het belang van de openbare orde en veiligheid - kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met onterechte aantijgingen en beledigingen.
Het hof stelt vast dat de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde de leeftijd van achttien jaren doch niet die van drieëntwintig jaren had bereikt. Bij de strafoplegging ziet het hof zich voor de vraag gesteld of het volwassenenstrafrecht, dan wel het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. Het hof heeft in dit verband acht geslagen op de brief d.d. 21 augustus 2025 van [naam] ( [stichting 1] ), die als jeugdreclasseerder bij de verdachte is betrokken. Daarin is vermeld dat de jeugdreclassering het advies van de volwassenenreclassering in de reclasseringsadviezen d.d. 19 april 2025, 25 juli 2025 en 14 augustus 2025 in andere lopende strafzaken tegen de verdachte om het volwassenenstrafrecht toe te passen, passend acht. In deze adviezen is door de reclassering aangegeven dat de verdachte inmiddels 20 jaar oud is en de inzetmogelijkheden vanuit de jeugdreclassering zijn uitgeput. De periode van pedagogische beïnvloeding is inmiddels niet meer aan de orde. De verdachte heeft zelf nu een rol als vader, waarbij hij aangesproken dient te worden op zijn verantwoordelijkheden binnen deze nieuwe rol en hij leert deze ook te nemen, zo geeft de reclassering aan.
Gelet op het onderbouwde advies van de volwassenenreclassering in voormelde reclasseringsadviezen, waarin de jeugdreclassering zich kan vinden, is het hof van oordeel dat toepassing dient te worden gegeven aan het volwassenenstrafrecht.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 mei 2025, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Uit dit uittreksel volgt dat de verdachte zich voorafgaand aan het bewezenverklaarde schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen van onder meer politieambtenaren. Ook blijkt daaruit dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in de proeftijd liep van een voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Het hof weegt dit ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 16 april 2024, opgemaakt door Reclassering Nederland. Hierin is vermeld dat de kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld zolang een verplicht kader is ingezet. Bij het ontbreken van een dergelijk kader schat de reclassering het recidiverisico in als hoog. Dit heeft te maken met de risicoverhogende factoren die met name zijn gelegen in de psychische problematiek en de verstandelijke beperking van de verdachte. De reclassering adviseert een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met onder meer aangever [slachtoffer 1] en zijn gezin en dagbesteding.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan gedurende het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof is door en namens de verdachte naar voren gebracht dat hij een bijstandsuitkering ontvangt en bij zijn ouders woont en dat hij met zijn ex-partner een dochtertje heeft waarmee hij ongewild geen omgang heeft, in verband waarmee hij inmiddels een procedure is gestart.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende en nu het hof tot vrijspraak komt in de zaak met parketnummer 02-125405-23, acht het hof, in afwijking van de straf die de rechtbank heeft opgelegd en de eis van de advocaat-generaal, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 22 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis waarvan 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
Volgens de berekening van het hof heeft de verdachte in totaal 22 dagen in voorarrest doorgebracht. Het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf is van dezelfde duur. Dat betekent dat de verdachte na het onherroepelijk worden van dit arrest niet terug in detentie hoeft, tenzij hij zich gedurende de proeftijd opnieuw schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof ziet aanleiding om aan het voorwaardelijke strafdeel de hierna in het dictum te noemen bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, met uitzondering van het gevorderde contact- en locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer 2] waarvoor het hof verwijst naar hetgeen dienaangaande hiervoor is overwogen en met uitzondering van het gevorderde locatieverbod ten aanzien van aangever [slachtoffer 1] en zijn gezin nu er geen aanwijzingen zijn dat dit nodig is naast het op te leggen contactverbod met deze personen.
Beslag
Uit het dossier in de zaak met parketnummer 02-134030-23 blijkt dat onder de verdachte drie telefoons in beslag zijn genomen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte desgevraagd te kennen gegeven dat deze telefoons aan hem zijn teruggegeven. Het hof hoeft daarover dan ook geen beslissing meer te nemen.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 87 dagen, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 24 december 2021 onder parketnummer
02-090340-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat van voornoemde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 87 dagen, vanwege een eerdere gedeeltelijke tenuitvoerlegging daarvan, nog 64 dagen jeugddetentie resteren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat die nog niet tenuitvoergelegde straf niet ten uitvoer wordt gelegd, maar in plaats daarvan wordt omgezet in een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 128 uren subsidiair 64 dagen hechtenis.
Het hof is van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de nog niet tenuitvoergelegde voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie op zijn plaats is. Echter op grond van hetgeen omtrent de actuele persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, bevelen dat in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de resterende 64 dagen jeugddetentie een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
128 uren, subsidiair 64 dagen hechtenis, zal worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 262, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-125405-23 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-134030-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 02-134030-23 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;

stelt als bijzondere voorwaarden:

- dat de verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest meldt bij Reclassering Breda op het adres [adres 2] nadat hij telefonisch een afspraak heeft gemaakt via [telefoonnummer] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat de verdachte zich laat behandelen door [GGZ] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- dat de verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- dat de verdachte meewerkt aan begeleiding vanuit [stichting 2] of soortgelijke begeleidende instantie, ter beoordeling van de reclassering en zolang als de reclassering dat nodig acht. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels van de zorgverlener en dient een actieve inspanning te verrichten voor de begeleiding;
- dat de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 1976), [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] , allen woonachtig op [adres 3] , zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van het resterende gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 december 2024 met parketnummer 02-090340-21, te weten een jeugddetentie voor de duur van 64 dagen, de tenuitvoerlegging van een
taakstraf in de vorm van een werkstrafvoor de duur van
128 (honderdachtentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
64 (vierenzestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. S.C. van Duijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.J.G. Streutjes, griffier,
en op 19 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. S.C. van Duijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.