ECLI:NL:GHSHE:2025:2437

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
20-003129-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De uitspraak van de politierechter vond plaats op 20 november 2024, waarbij de verdachte een gevangenisstraf van drie weken kreeg opgelegd, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie maanden werd bevolen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht om bevestiging van het vonnis waarvan beroep. De raadsman van de verdachte heeft gepleit voor een verlenging van de proeftijd in plaats van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, en heeft aangevoerd dat een gevangenisstraf van drie maanden zou leiden tot verlies van werk en inkomen voor de verdachte.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van de diefstal in ’s-Hertogenbosch. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met aanvulling van gronden en toepasselijke wettelijke voorschriften. De beslissing van het hof is op 3 september 2025 uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003129-24
Uitspraak : 3 september 2025
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 20 november 2024, parketnummer 01-361058-24 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 01-264749-23, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek van voorarrest. Daarnaast is bij dat vonnis de tenuitvoerlegging bevolen van een eerder onder parketnummer 01-264749-23 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Namens de verdachte is bepleit om niet te tenuitvoerlegging te gelasten van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie maanden, maar in plaats daarvan de proeftijd te verlengen, dan wel de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd, kort weergegeven: de diefstal, al dan niet in vereniging, van elektronica op of omstreeks 11 november 2024 in ’s-Hertogenbosch en/of in Son en Breugel.
De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van de diefstal, voor zover deze zou zijn gepleegd in ’s-Hertogenbosch.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen die in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte om die reden niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en met de gronden waarop het berust, met aanvulling van gronden en de toepasselijke wettelijke voorschriften.
Bewijsmiddelen
De politierechter heeft ten onrechte volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, nu van een deel van het tenlastegelegde vrijspraak is bepleit.
In het geval tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Aanvulling toepasselijke wettelijke voorschriften
De door de politierechter opgesomde wetsartikelen worden aangevuld met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Dit brengt het hof niet tot de oplegging van een andere straf.
Verweer raadsman
De raadsman heeft bepleit om, in plaats van de tenuitvoerlegging te gelasten van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, de proeftijd te verlengen, dan wel de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. Hiertoe heeft hij, zonder nadere toelichting of onderbouwing met stukken, aangevoerd dat een gevangenisstraf van drie maanden ertoe zal leiden dat de verdachte zijn baan en aldus zijn inkomen en dientengevolge zijn woning zal verliezen.
Het hof verwerpt het verweer en verenigt zich met hetgeen de politierechter in het beroepen vonnis op dit punt heeft overwogen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaartde verdachte
niet-ontvankelijkin het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het tenlastegelegde voor zover betrekking hebbende op een diefstal, al dan niet gepleegd in vereniging, op of omstreeks 11 november 2024 te ’s-Hertogenbosch.
Bevestigthet vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. P.J. Hödl en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts en mr. R.J. Gras, griffiers,
en op 3 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.J.D.J. Muijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.