ECLI:NL:GHSHE:2025:2264

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
20-002932-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor rijden zonder geldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1971, was in eerste aanleg vrijgesproken van twee tenlastegelegde feiten, maar werd wel veroordeeld voor twee andere feiten tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraken, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraken, omdat volgens artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak.

Het hof heeft het hoger beroep verder behandeld met betrekking tot de bewezenverklaring van de feiten waarvoor de verdachte wel was veroordeeld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zou bevestigen, maar met een zwaardere straf. De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Het hof heeft de bewijsmiddelen en de verklaringen van de verdachte in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte op 10 juni 2023 en 21 juni 2023 zonder geldig rijbewijs heeft gereden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met aanvullingen en verbeteringen van gronden, en de verdachte is opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002932-24
Uitspraak : 14 augustus 2025
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 17 oktober 2024, in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 96-091564-24 en 96-097152-24, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
blijkens de Informatiestaat SKDB-persoon d.d. 2 juni 2025 als huidig BRP-adres:
[adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 96-091564-24 onder 1 tenlastegelegde, alsmede van het in de zaak met parketnummer 96-097152-24 onder 1 tenlastegelegde. De politierechter heeft de in de zaak met parketnummer 96-091564-24 onder 2 en de in de zaak met parketnummer 96-097152-24 onder 2 tenlastegelegde feiten bewezenverklaard. De verdachte is terzake veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 96-091564-24 onder 1 tenlastegelegde, alsmede van het in de zaak met parketnummer 96-097152-24 onder 1 tenlastegelegde.
Blijkens de akte instellen hoger beroep d.d. 29 oktober 2024 is het hoger beroep van de zijde van de verdachte onbeperkt ingesteld en aldus mede gericht tegen voornoemde vrijspraken.
Gelet op het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak.
Het hof zal de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de beslissing van de politierechter tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 96-091564-24 onder 1 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 96-097152-24 onder 1 tenlastegelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman van de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen, met uitzondering van de straf die de politierechter heeft opgelegd. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust. Het hof zal het vonnis van de politierechter, met aanvullingen en verbetering van gronden, bevestigen.
Bewijsmiddelen
De politierechter heeft in het beroepen vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, zonder de inhoud van de bewijsmiddelen weer te geven. Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen indien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit. In de onderhavige zaak is vrijspraak bepleit. Derhalve kan niet worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen dan ook worden uitgewerkt.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van beide feiten
1.
Een schrijven van de Officier van Justitie, Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, d.d. 26 juli 2018 met als kenmerk 96-195205-17 en als onderwerp ‘Med. ongeld. rbw van rechtsw. verd.’:
Geachte heer [verdachte] ,
Hierbij laat ik u weten dat uw rijbewijs ongeldig is geworden. U bent door de politierechter te 's-Hertogenbosch op 05 juli 2018 veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol, drugs, medicijnen, of een combinatie daarvan. Of u hebt geweigerd mee te werken aan een ademanalyse of bloedonderzoek. Het vonnis is onherroepelijk geworden op 20 juli 2018.
Uw rijbewijs is ongeldig omdat u al eerder bent veroordeeld of een strafbeschikking hebt gekregen voor rijden onder invloed van alcohol, drugs, medicijnen, of een combinatie daarvan. Of omdat u eerder hebt geweigerd mee te werken aan een ademanalyse of bloedonderzoek. Uw rijbewijs is op basis van artikel 123b WVW1994 ongeldig geworden op de datum dat het vonnis onherroepelijk is
geworden.
Gaat u toch een motorrijtuig besturen waarvoor een rijbewijs nodig is, en heeft u nog geen nieuw rijbewijs gehaald? Dan pleegt u een misdrijf. Om weer een rijbewijs te krijgen, moet u een volledig rijexamen afleggen.
2.
Een akte van uitreiking inhoudende:
Op 16 augustus 2018 is de brief Med. ongeld. rbw van rechtsw. verd’ (
het hof: voornoemd schrijven van de Officier van Justitie) met parketnummer 96-195205-17 aan [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] , in persoon uitgereikt.
Ten aanzien van 96-091564-24 onder 2 [1]
1.
Het proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994 d.d. 10 juni 2023 (p. 3-4), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Datum: 10 juni 2023.
Locatie: op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Geldropseweg, Eindhoven.
Op 10 juni 2023 zagen wij dat de hierna genoemde persoon als bestuurder van een motorrijtuig reed op genoemde weg/locatie. Ter controle op de juiste naleving van de bij- of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gegeven voorschriften hebben wij het motorrijtuig doen stilhouden en een onderzoek ingesteld.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] .
Motorrijtuig: personenauto.
Voor het besturen van bovenstaand motorrijtuig is een rijbewijs vereist van de
categorie B.
Na onderzoek bleek dat deze bestuurder het op zijn naam gesteld rijbewijs voor die
categorie van rechtswege zijn geldigheid heeft verloren.
2.
Een geschrift, te weten een uitdraai BVI-IB d.d. 21 maart 2024, voor zover inhoudende:
Ongeldigverkaring
Reden ongeldigheid: Ongeldig van rechtswege
Categorie B
Ten aanzien van 96-097152-24 onder 2 [2]
1.
Het proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994 d.d. 21 juni 2023 (p. 1-2), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Datum: 21 juni 2023.
Locatie: op de openbare weg, John F. Kennedylaan, Valkenswaard.
Op 21 juni 2023 zagen wij dat de hierna genoemde persoon als bestuurder van een motorrijtuig reed op genoemde weg/locatie. Ter controle op de juiste naleving van de bij- of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gegeven voorschriften hebben wij het motorrijtuig doen stilhouden en een onderzoek ingesteld.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] .
Motorrijtuig: personenauto.
Voor het besturen van bovenstaand motorrijtuig is een rijbewijs vereist van de
categorie B.
Na onderzoek bleek dat deze bestuurder een op zijn naam gesteld rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard.
2.
Een geschrift, te weten een uitdraai BVI-IB d.d. 29 juni 2023, voor zover inhoudende:
Ongeldigverkaring
Reden ongeldigheid: Ongeldig van rechtswege
Categorie B
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 juni 2023 (p. 5-6), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
P: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
P: Heb je (
het hof begrijpt: op 21 juni 2023) een motorrijtuig bestuurd?
V: Ja.
P: Wist je dat je het motorrijtuig waarmee je reed niet mocht besturen?
V: Ik wist wel dat ik niet mocht rijden.
P: Wist je dat je rijbewijs ongeldig is verklaard?
V: Ik wist dat mijn rijbewijs ongeldig verklaard is.
Bewijsoverwegingen
Het hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 juni 2025 is de verdachte op 14 april 2015 onherroepelijk veroordeeld ter zake een overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 tot een geldboete. Op 10 augustus 2016 heeft de verdachte zijn Nederlandse rijbewijs omgewisseld voor een Belgisch rijbewijs. Op 21 juli 2017 heeft de verdachte geweigerd mee te werken aan een op grond van de Wegenverkeerswet bevolen bloedonderzoek. Voor deze overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is de verdachte op 5 juli 2018 veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, welk vonnis op 20 juli 2018 onherroepelijk is geworden. De mededeling dat het rijbewijs van de verdachte van rechtswege ongeldig is, is aan de verdachte in persoon uitgereikt op 16 augustus 2018. In de mededeling staat vermeld dat het rijbewijs ongeldig is geworden op de datum dat het vonnis onherroepelijk is
geworden.
Op 10 juni 2023 en 21 juni 2023 is de verdachte respectievelijk in Eindhoven en Valkenswaard aangehouden wegens rijden zonder geldig rijbewijs.
Blijkens de Informatiestaat SKDB-persoon d.d. 2 juni 2025 staat de verdachte vanaf 28 maart 2018 ingeschreven op het BRP adres [adres] .
Uit de inhoud van de gedingstukken is het hof gebleken dat aan de verdachte niet een ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig voor de betrokken categorie (categorie B) is afgegeven.
Het hof overweegt voorts als volgt.
Artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994, voor zover van toepassing in de onderhavige zaak, luidde op 10 juni 2023 en 21 juni 2023:
Lid 1: Onverminderd de artikelen 123, eerste lid, en 123a verliest een rijbewijs zijn geldigheid voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven en voor de resterende duur van de geldigheid, indien de houder bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak als bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, is veroordeeld wegens overtreding van:
(…)
e. artikel 163, tweede, zesde of zevende lid,
een en ander voor zover ten tijde van het begaan van het strafbare feit nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de houder als bestuurder van een motorrijtuig onherroepelijk is veroordeeld wegens overtreding van
(…)
3°. artikel 163, tweede, zesde of zevende lid.
Lid 5: Voor de toepassing van dit artikel wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
Artikel 9, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 luidde op 10 juni 2023 en 21 juni 2023:
Het is degene die weet of redelijkerwijs moet weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, indien aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën is afgegeven, verboden op de weg een motorrijtuig van die categorie of categorieën dan wel gedurende dat gedeelte van de geldigheidsduur te besturen of als bestuurder te doen besturen. Hetzelfde verbod geldt voor degene die weet of redelijkerwijs moet weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, tenzij aan hem, nadat hij aan deze voorwaarden heeft voldaan, een ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën is afgegeven.
De vraag waar het hof zich in de onderhavige zaak voor ziet gesteld is of het Belgische rijbewijs van de verdachte op grond van artikel 123b, eerste lid in combinatie met het vijfde lid, Wegenverkeerswet 1994 zijn geldigheid heeft verloren en zo ja, vanaf welke datum het rijbewijs dan ongeldig is en of de verdachte van de ongeldigheid op de hoogte was.
De recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten, zoals die met ingang van 1 juni 2011 in werking is getreden, houdt in dat indien een rijbewijshouder binnen vijf jaar na een vorige onherroepelijke veroordeling wegens bijvoorbeeld een alcoholdelict (het eerste punt) wordt betrapt op bijvoorbeeld een nieuw alcoholdelict (het tweede punt) en daarvoor onherroepelijk wordt veroordeeld, het rijbewijs van rechtswege ongeldig wordt. De recidiveregeling is opgenomen in artikel 123b van de Wegenverkeerswet 1994. Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel betreffende deze recidiveregeling leidt het hof af dat het moment waarop de recidiveperiode begint te lopen het moment is waarop de veroordeling onherroepelijk wordt.
Het hof stelt aldus vast dat voor de vraag wanneer de recidivetermijn begint alleen bepalend is dat een onherroepelijke strafrechtelijke afdoening is voorafgegaan. Het hof sluit hierbij aan bij de wettekst van artikel 123b, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 en is derhalve van oordeel dat het rijbewijs van rechtswege ongeldig wordt nadat de veroordeling voor het tweede feit eveneens onherroepelijk is geworden. Het hof merkt daarbij op dat het vijfde lid van artikel 123b Wegenverkeerswet 1994 naar het oordeel van het hof enkel uitleg biedt wat onder “rijbewijs” moet worden verstaan, bij de toepassing van het eerste lid van artikel 123b Wegenverkeerswet 1994. Het houdt niet in een regeling of een bepaling voor de aanvangstermijn van de ongeldigheid van het rijbewijs. Van belang is, dat op het moment waarop het vonnis onherroepelijk werd, en dat is in het onderhavige geval op 20 juli 2018, verdachte, die in het bezit was van een Belgisch rijbewijs, in Nederland woonde, waardoor het rijbewijs op die datum van rechtswege ongeldig werd.
Het verweer wordt verworpen.
De mededeling dat het rijbewijs van de verdachte van rechtswege ongeldig is geworden per datum onherroepelijkheid van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 5 juli 2018, is aan de verdachte in persoon uitgereikt op 16 augustus 2018. Daar komt bij dat de verdachte op 21 juni 2023 ook heeft verklaard dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte op 10 juni 2023 en 21 juni 2023 wist dat hij een personenauto bestuurde terwijl zijn rijbewijs zijn geldigheid had verloren, zoals is tenlastegelegd. Het hof komt aldus tot een bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 96-091564-24 onder 2 en het de zaak met parketnummer 96-097152-24 onder 2 tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing van de politierechter tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 96-091564-24 onder 1 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 96-097152-24 onder 1 tenlastegelegde.
Bevestigt het vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 14 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Landelijke Expertise En Operaties, registratienummer PL2100-2023125690, pagina 1 tot en met pagina 27. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, proces-verbaalnummer PL2100-2023135551, pagina 1 tot en met pagina 14. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.