ECLI:NL:GHSHE:2025:2085

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
20-002983-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake wapenbezit en milieuwetgeving

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 30 oktober 2024. De verdachte, geboren in 1966 en thans verblijvende in P.I. Sittard, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, voor het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid wapens, munitie en professioneel vuurwerk. De rechtbank had de inbeslaggenomen wapens en munitie onttrokken aan het verkeer. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaren. De verdediging voerde geen inhoudelijk verweer tegen de bewezenverklaring, maar pleitte voor een lichtere straf op basis van persoonlijke omstandigheden.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in stand gehouden, maar de opgelegde straf aangepast. Het hof oordeelde dat de ernst van de feiten, waaronder het voorhanden hebben van automatische wapens en een grote hoeveelheid munitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De verdachte had eerder een veroordeling voor een overtreding van de Wet wapens en munitie, maar deze dateerde van 2014. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het verlies van zijn huwelijk en inkomen, en zijn schuldbewustzijn. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige en bepaalde dat de tijd in voorarrest in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002983-24
Uitspraak : 29 juli 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 30 oktober 2024, in de strafzaak met parketnummer 03-169404-24 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
thans verblijvende in P.I. Sittard te Sittard.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank ter zake van:
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en eveneens het feit begaan met betrekking tot een wapen van zowel categorie II als categorie III, met uitzondering van onderdeel 2 of onderdeel 7, meermalen gepleegd (feit 1),
- handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (feit 2),
- overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd (feit 3),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De inbeslaggenomen wapens en munitie en het inbeslaggenomen vuurwerk zijn door de rechtbank onttrokken aan het verkeer.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Namens de verdachte is geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring van de rechtbank maar is uitsluitend een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en met de gronden waarop dit berust, met uitzondering van de opgelegde straf.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
De verdediging heeft het hof verzocht een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 30 maanden voorwaardelijk aan de verdachte op te leggen, mede gelet op diens persoonlijke omstandigheden.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
– kort gezegd – het voorhanden hebben van een zeer grote hoeveelheid wapens, extreem grote hoeveelheden bijbehorende munitie en een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk. Een aantal wapens was doorgeladen en daarmee klaar voor gebruik. Onder de inbeslaggenomen wapens bevonden zich daarnaast enkele wapens die geschikt waren om automatisch te vuren. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen en een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit van wapens en munitie maar al te vaak leidt tot daadwerkelijk gebruik daarvan, met alle vaak onherstelbare gevolgen van dien. Het bezit van professioneel vuurwerk brengt eveneens onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 april 2025, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt weliswaar dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een overtreding van de Wet wapens en munitie, maar ook dat deze veroordeling dateert uit 2014, derhalve 10 jaar voor het plegen van de onderhavige feiten.
Dit betreft bovendien de enige veroordeling op het strafblad van de verdachte. Het hof zal het strafblad dan ook niet in het nadeel van de verdachte meewegen bij het bepalen van de straf.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de door de verdediging op voorhand toegezonden stukken dienaangaande.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de beslissing omtrent de aard en omvang van de op te leggen straf heeft het hof tevens kennis genomen van de binnen de rechtspraak ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Deze oriëntatiepunten geven thans als indicatie voor de op te leggen straf bij het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen in een woning: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Bij de verdachte zijn niet alleen meerdere automatische wapens aangetroffen, maar ook een grote hoeveelheid aan andere (vuur)wapens, alsook ongeveer 15.000 stuks aan munitie en daarnaast nog eens professioneel vuurwerk.
Er zijn ook feiten en omstandigheden die het hof in strafmatigende zin zal meewegen.
Het hof houdt er rekening mee dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten zijn huwelijk, huis en inkomen is kwijtgeraakt en na detentie helemaal opnieuw zal moeten beginnen. Tevens houdt het hof in strafmatigende zin rekening met het feit dat de verdachte afstand heeft gedaan van de inbeslaggenomen wapens, munitie en het inbeslaggenomen vuurwerk en dat hij ter terechtzitting in hoger beroep ook alsnog afstand heeft gedaan van de niet strafbare onderdelen van sommige wapens waarvan hij ter terechtzitting in eerste aanleg nog had aangegeven dat hij die terug wilde hebben. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting van het hof blijk gegeven schuldbewust te zijn en heeft hij spijt betuigd, hetgeen op het hof oprecht is overgekomen.
Al het vorenstaande afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
Het hof zal aldus een lagere straf opleggen dan de eis van de advocaat-generaal en door de politierechter is opgelegd, nu het hof van oordeel is dat de door hem opgelegde straf voldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten mede bezien in het licht van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal het hof als voorwaarde reclasseringstoezicht verbinden teneinde ook op die wijze de verdachte te steunen in zijn voornemen zich niet opnieuw in te laten met het verzamelen van (onderdelen van) wapens en/of munitie.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
18 (achttien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. K.J. van Dijk, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.J.G. Streutjes, griffier,
en op 29 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.