ECLI:NL:GHSHE:2025:1976
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Schorsing van voorlopige hechtenis in het kader van executie van onherroepelijke straffen
In deze zaak heeft het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 5 juni 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte was eerder door de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld tot een vrijheidsbenemende maatregel, namelijk plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, en had hoger beroep aangetekend. Daarnaast was de verdachte in andere strafzaken veroordeeld tot onherroepelijke gevangenisstraffen. Het hof heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis beoordeeld aan de hand van de executievolgorde van vrijheidsbenemende sancties, zoals neergelegd in de ministeriële regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen. Het hof oordeelde dat de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis voorgaat op de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf, tenzij er sprake is van zwaarwegende persoonlijke belangen van de verdachte. In dit geval heeft het hof geoordeeld dat het belang van de voortgang van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke straffen zwaarder weegt dan het belang van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft daarom het verzoek tot schorsing toegewezen, met de voorwaarde dat de voorlopige hechtenis herleeft op het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor verlof of strafonderbreking.