ECLI:NL:GHSHE:2025:180

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
20-000908-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de politierechter in een strafzaak betreffende het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie III

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 18 maart 2024 was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie III, in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak, omdat hij van mening was dat de politierechter ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van een onrechtmatige doorzoeking van de woning van de verdachte, wat had geleid tot bewijsuitsluiting.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 240 uren. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep, omdat de appelschriftuur te laat was ingediend. Het hof oordeelde echter dat de belangenafweging in het voordeel van het Openbaar Ministerie uitviel, omdat er geen gewichtig nadeel voor de verdediging was aangetoond.

Het hof heeft vervolgens de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 27 juli 2021 in Terneuzen een omgebouwd pistool en munitie van categorie III voorhanden had. Het hof oordeelde dat de verdachte bewust het wapen en de munitie had, ook al was hij zich niet bewust van de specifieke eigenschappen van het wapen. Het hof heeft het beroep op bewijsuitsluiting verworpen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000908-24
Uitspraak : 24 januari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 18 maart 2024, in de strafzaak met parketnummer 02-226670-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis, waarbij de verdachte is vrijgesproken, hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 1 jaar, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De verdediging heeft:
 primair verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep, omdat de appelschriftuur tardief is ingediend;
 subsidiair verzocht de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde feit (na bewijsuitsluiting wegens onrechtmatige doorzoeking van de woning van de verdachte);
 meer subsidiair, in geval van een bewezenverklaring, verzocht om oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf, dan wel een deels voorwaardelijke taakstraf van kortere duur.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep de niet-ontvankelijkheid van het door het Openbaar Ministerie ingestelde hoger beroep bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de officier van justitie niet binnen 14 dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur houdende grieven heeft ingediend.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het een geringe overschrijding van 1 dag betreft, welke overschrijding is gelegen in de omstandigheid dat de officier van justitie de termijn vanwege de feestdagen abusievelijk verkeerd in diens agenda had genoteerd. Voorts heeft de advocaat-generaal opgemerkt dat geen nadeel aan de zijde van de verdediging is opgetreden door het te laat indienen van de appelschriftuur, te meer nu ook zonder die schriftuur duidelijk is waartegen het hoger beroep zich richt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De politierechter heeft bij vonnis van 18 maart 2024 geoordeeld dat sprake was van een onrechtmatige doorzoeking van de woning van de verdachte, hetgeen heeft geleid tot bewijsuitsluiting en, bij gebrek aan voldoende ander wettig en overtuigend bewijs, tot vrijspraak van het tenlastegelegde feit.
De officier van justitie heeft tegen deze beslissing op 28 maart 2024 tijdig hoger beroep ingesteld. Ingevolge het bepaalde in artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering moet door de officier van justitie binnen 14 dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur houdende grieven worden ingediend. In de onderhavige zaak is deze eerst op 12 april 2024 ingediend. Dit betekent dat de appelschriftuur 1 dag te laat is ingediend.
Artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering schept de mogelijkheid (doch niet de verplichting) om een door het Openbaar Ministerie ingesteld hoger beroep, zonder onderzoek van de zaak zelf, niet-ontvankelijk te verklaren op de enkele grond dat geen schriftuur, houdende grieven tegen het in eerste aanleg gewezen vonnis, is ingediend. In beginsel kunnen aan het niet tijdig indienen van een appelschriftuur dezelfde gevolgen worden verbonden als aan het in het geheel niet indienen ervan. Het is aan de beoordeling van de rechter(s) overgelaten om, na de weging en waardering van de omstandigheden van het geval, al dan niet aan het door de officier van justitie niet (tijdig) indienen van de appelschriftuur de sanctie van niet-ontvankelijkheid te verbinden. Krachtens de wet en jurisprudentie dient de rechter daartoe het belang dat met de behandeling van het hoger beroep is gemoeid, af te wegen tegen het belang van (een scherpe) sanctionering van het verzuim.
Naar het oordeel van het hof dient de belangenafweging in dit geval uit te vallen in het voordeel van het Openbaar Ministerie. Daartoe overweegt het hof dat aan de zijde van de verdediging geen gewichtig nadeel is gebleken door het te laat indienen van de appelschriftuur en dat voorts aan de zijde van het Openbaar Ministerie een voldoende gewichtig belang is gebleken bij doorzetting van het appel. Daarbij heeft het hof ook in aanmerking genomen dat sprake is van een termijnoverschrijding van slechts 1 dag en dat het, gelet op de beslissing van de politierechter, voor de verdediging reeds meteen duidelijk moet zijn geweest waartegen het hoger beroep zich richt.
Het hof verklaart het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep derhalve ontvankelijk.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Terneuzen, in elk geval in Nederland, meerdere althans een wapen(s) en/of munitie van categorie III, onder 1 en/of 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) pistool, van het merk Kimar, kaliber 8 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of een patroonhouder, kaliber 8mm, en/of ongeveer 26 (knal)patronen, merk GFL, kaliber 8 mm, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juli 2021 te Terneuzen wapens en munitie van categorie III (onder 1) van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd) pistool van het merk Kimar, kaliber 8 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en een patroonhouder, kaliber 8mm, en ongeveer 26 (knal)patronen, merk GFL, kaliber 8 mm, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt telkens verwezen naar dossierpagina’s van het proces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Zeeuws-Vlaanderen, met registratienummer PL2000-2021199019, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant
[verbalisant 1] , hoofdagent van politie, en gesloten d.d. 13 september 2021, met bijlagen, doorgenummerde dossierpagina’s 1-94.
1.
Het proces-verbaal van binnentreden in woning, doorgenummerde dossierpagina’s 11-12, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 27 juli 2021, omstreeks 13.20 uur, trad ik binnen in de woning [adres] , bewoond door [verdachte] . (…)
In de woning werd een doorzoeking op grond van de Wet Wapens en Munitie uitgevoerd. In de woning werd inbeslaggenomen: 2 vuurwapens.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 13, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 27 juli 2021 was ik belast met een doorzoeking op grond van de Wet wapens en munitie. Deze doorzoeking vond plaats in een woning op het adres [adres] .
Tijdens deze doorzoeking werd een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen in de woonkamer van voornoemde woning. (…) Ik bekeek het vuurwapen. Ik zag dat de patroonhouder iets uit de handgreep stak. Ik zag dat op de greep de letter ‘K’ stond gegrafeerd. Dit deed mij vermoeden dat dit om een vuurwapen ging waar knalmunitie mee kan worden verschoten. (…)
Goed(eren):
 PL2000-2021199019-
2359613, wapens/munitie/springstof, vuurwapen, Onbekend Lady K, kleur zwart, Nederland, SIN AALZ7202NL, kaliber 8mm;
 PL2000-2021199019-
2359615,wapens/munitie/springstof, vuurwapen (Patroonhouder), Onbekend Lady K, kleur zwart, Nederland, SIN AAGU9516NL, kaliber 8mm, inhoud/specificatie: met enkele patronen, niet geteld, bijzonderheden behoort tot het alarm/knalpistool.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 14, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 27 juli 2021 omstreeks 13.20 uur was ik op het adres [adres] . Ik was aldaar om de woning te doorzoeken op grond van de Wet wapens en munitie. (…)
Op 27 juli 2021 om 13.25 uur werd de doorzoeking geopend. Hierbij werden de volgende goederen aangetroffen:
(…)
knalvuurwapen, aangetroffen in de woonkamer op een staande slingerklok;
munitie, aangetroffen in de woonkamer in een kistje;
(…).
4.
De Kennisgeving van inbeslagneming, doorgenummerde dossierpagina 76, voor zover inhoudende:
PL2000-2021199019-4
(…)
Inbeslagneming
Plaats : [adres]
Datum en tijd : 27 juli 2021 te 15:00 uur
(…)
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornaam : [verdachte]
(…)
Goednummer : PL2000-2021199019-2359617
Object : Munitie (kogelpatroon)
Aantal/eenheid : 22 stuks
5.
De Kennisgeving van inbeslagneming, doorgenummerde dossierpagina 78, voor zover inhoudende:
PL2000-2021199019-11
(…)
Inbeslagneming
Plaats : [adres]
Datum en tijd : 27 juli 2021 te 13:45 uur
(…)
Goednummer : PL2000-2021199019-2367415
Object : Munitie (kogelpatroon)
Aantal/eenheid : 4 stuks
6.
Het proces-verbaal van beschrijving en categorisering, van de Dienst Regionale Recherche, Afdeling Specialistische Ondersteuning, Team Forensische Opsporing, Afdeling wapens, munitie en explosieven, doorgenummerde dossierpagina’s 17-21, voor zover inhoudende als verklaring en bevindingen van materiedeskundige verbalisant [verbalisant 4] :
(pagina 17)
De hieronder beschreven voorwerpen zijn op dinsdag 27 juli 2021 door politie-medewerkers van de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant in beslag genomen, na een doorzoeking van een woning. (…)

Wapentechnische omschrijving voorwerp, goednummer 2359613 / SIN AALZ7202 NL:

Ik zie dat onder dit goednummer een zwartkleurig voorwerp is overgedragen met het
uiterlijk van een pistool. Ik zie dat het een pistool van het merk Kimar, model Lady K,
kaliber 8 mm knal en [het] vermoedelijke wapennummer 160519 is. (…)
(pagina 18)
Dit van origine gas/alarm- of alarmpistool is getransformeerd naar een scherpschietend pistool.
Verder zie ik dat bij het pistool een passend zwart patroonmagazijn, kaliber 8 mm, is
overgedragen. Deze is nader omschreven onder goednummer 2359615 / SIN
AAGU9516NL. (…) Ik zie en hoor dat dit in beslag genomen alarmpistool werkt bij het lossen van een proefschot.
(pagina 19)
Dit (omgebouwde alarm) pistool verkeert uiterlijk in een goede staat van onderhoud,
functioneert en is daardoor als zodanig geschikt voor direct gebruik.
Juridische omschrijving voorwerp, goednummer 2359613 / SIN AALZ7202 NL:
Dit op 27 juli 2021 in beslag genomen en onder dit goednummer omschreven voorwerp is een (omgebouwd gas/alarm of alarm) pistool van het merk Kimar, model Lady K, met de cijfers van een mogelijk 16052019 en kaliber 8 mm knal. Het pistool is geschikt (gemaakt) om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Het vuurwapen valt niet onder de categorie II, sub 2, 3 of 6 van de Wet Wapens en Munitie. Daarom is dit voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, sub 1, van de Wet Wapens en Munitie. Daarom is er sprake van het voorhanden hebben van een vuurwapen categorie III, verboden in artikel 26, lid 1, en strafbaar gesteld in artikel 55, lid 3, onder a, van de Wet Wapens en Munitie.

Wapentechnische omschrijving voorwerp, goednummer 2359615 / SIN AAGU9516 NL:

Ik zie dat het onder dit goednummer in beslag genomen voorwerp het uiterlijk heeft van
patroonmagazijn, kleur zwart. Ik zie dat deze van een onbekend merk, kaliber 8 mm knal, is. Ik zie dat dit patroonmagazijn past in het, ook binnen dit proces in beslag genomen, vuurwapen van het merk Kimar, goednummer 2359613 / SIN AALZ7202NL.
(…)
Het magazijn verkeert uiterlijk in goede staat van onderhoud en is als zodanig geschikt
voor direct gebruik.
Juridische omschrijving voorwerp, goednummer 2359615/ SIN AAGU9516 NL:
Dit op 27 juli 2021 in beslag genomen voorwerp is een patroonmagazijn van een
onbekend merk, geschikt voor (gemanipuleerde) knalpatronen van het kaliber 8 mm knal. Dit magazijn is specifiek bestemd voor het gebruik in een (gas- /alarm)pistool.
(pagina 20)
Ingevolge artikel 3 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie zijn de bepalingen van wapens
mede van toepassing op onderdelen en hulpstukken, die specifiek bestemd zijn voor die
wapens en van wezenlijke aard zijn. Daarom is het verboden om dit voorwerp voorhanden te hebben ingevolge artikel 26, lid 1. Dit is strafbaar gesteld in artikel 55, lid 3, onder a, van de Wet Wapens en Munitie.

Wapentechnische omschrijving voorwerp, goednummer 2359617 / SIN AAMY9146 NL:

Ik zie dat onder dit goednummer 22 identieke stuks munitie in beslag genomen en
overgedragen zijn. Ik zie dat dit fabrieksmatig geproduceerde knalpatronen zijn van het
merk Guilio Fiocchi Lecco (G.F.L.), centraal vuur en kaliber 8 mm knal.
(…) Ik zie dat deze 22 stuks nog niet verschoten zijn. Ik zie dat deze originele knalpatronen nu dus gemanipuleerd zijn, zodat deze kunnen werken en gebruikt worden als een kogelpatroon. Ik zie dat deze knalpatronen kunnen worden verschoten met het ook binnen dit proces in beslag genomen pistool, goednummer 2359613 / SIN AALZ7202NL. Ik zie op alle hulsbodems van deze knalpatronen: “G.F.L., 8mm“, staan.
Juridische omschrijving voorwerp, goednummer 2359617 / SIN AAMY9146 NL:
Deze op 27 juli 2021 in beslag genomen voorwerpen zijn in totaal 22 stuks gemanipuleerde knalpatronen van het merk G.F.L, kaliber 8 mm. Deze knalpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III.
Deze nog niet verschoten patronen zijn geschikt om te worden verschoten vuurwapens
van het kaliber 8 mm. Er is hierbij dan ook sprake van het voorhanden hebben van munitie categorie III, verboden in artikel 26, lid 1, en strafbaar gesteld in artikel 55, lid 1, van de Wet Wapens en Munitie.
(pagina’s 20-21)
Wapentechnische omschrijving voorwerp,goednummer 2367415/ SIN AAOB5266 NL:
Ik zie dat onder dit goednummer 4 identieke stuks munitie overgedragen zijn. Ik zie dat
deze stuks nog in de patroonhouder, goednummer 2359615 / AAGU9516NL, zaten.
Daarop zijn deze nog afzonderlijk in beslag genomen. Ik zie dat dit ook fabrieksmatig
4 geproduceerde knalpatronen zijn van het merk Guilio Fiocchi Lecco (G.F.L.), centraal
vuur en kaliber 8 mm knal. Ik zie dat deze 4 stuks identiek zijn aan de 22 stuks,
goednummer 2359617 / SIN AAMY9146NL.
(pagina 21)
Ik zie dat deze 4 stuks nog niet verschoten zijn. Ik zie dat deze originele knalpatronen nu dus gemanipuleerd zijn, zodat deze kunnen werken en gebruikt worden als een kogelpatroon. Ik zie dat deze knalpatronen kunnen worden verschoten met het ook binnen dit proces in beslag genomen pistool, goednummer 2359613 / SIN AALZ7202NL. Ik zie op alle hulsbodems van deze knalpatronen: “G.F.L., 8mm“, staan.
Juridische omschrijving voorwerp, goednummer 2367415 / SIN AAOB5266 NL:
Deze op zondag 27 juli 2021 in beslag genomen voorwerpen zijn 4 stuks gemanipuleerde knalpatronen van het merk G.F.L, kaliber 8 mm. Deze knalpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III.
Deze nog niet verschoten patronen zijn geschikt om te worden verschoten vuurwapens
van het kaliber 8 mm. Er is hierbij dan ook sprake van het voorhanden hebben van munitie categorie III, verboden in artikel 26, lid 1, en strafbaar gesteld in artikel 55, lid 1, van de Wet Wapens en Munitie.
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 65- 69, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(pagina 67)
Vraag aan verdachte: Verder is er nog een knalvuurwapen, aangetroffen in de woonkamer op een staande slingerklok. Wat kun je hierover verklaren?
Antwoord verdachte: (…) die lag op de klok. Die heb ik uit een doos gehaald, ongeveer 2 maanden geleden. (…)
8.
De verklaring van de verdachte [verdachte] , zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 20 december 2024 en voor zover inhoudende:
Het wapen voelde zwaar aan. Ik heb het daarom op de kast (
het hof begrijpt: klok) gelegd. Ik wilde niet dat mijn kinderen ermee zouden spelen. Het was niet van plastic. (…) Ik had het in huis. (…) Ik heb het pistool en de patroonhouder bij elkaar gelegd, zodat alles bij elkaar lag. (…) Ik heb het uit de doos gehaald en op de klok gelegd. Er zaten ook nog hulsjes bij, die heb ik in de lade van een kast gelegd, in een doosje. (…) Ik wist gewoon dat het niet klopte.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is primair aangevoerd dat geen sprake is van een rechtmatige doorzoeking van de woning van de verdachte. Immers, tot de doorzoeking op grond van de Wet wapens en munitie is op 27 juli 2021 overgegaan naar aanleiding van een filmpje, terwijl voorafgaand aan die doorzoeking niet door verbalisanten is gerelateerd wat zij op dat filmpje hebben waargenomen. Eerst op 3 september 2021 is door andere verbalisanten gerelateerd dat zij op het filmpje hebben waargenomen dat de verdachte een wapen heeft. Op grond van het dossier kan derhalve niet worden vastgesteld dat de verbalisanten het filmpje, waarvan de inhoud de grond voor het ingrijpende dwangmiddel van doorzoeking is, daadwerkelijk hebben gezien. Bij het ontbreken van een duidelijke reden voor de doorzoeking, is deze onrechtmatig, hetgeen volgens de verdediging schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), wegens onrechtmatige bewijsvergaring, en artikel 8 EVRM, wegens schending van het huisrecht, voor de verdachte tot gevolg heeft gehad. Dit vormverzuim dient derhalve te leiden tot bewijsuitsluiting. Bij gebrek aan voldoende ander bewijs dient de verdachte van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Subsidiair is aangevoerd dat de verdachte niet wist dat het in de woning aangetroffen wapen een omgebouwd vuurwapen betrof. Hij was in de veronderstelling dat het een alarmpistool was. Nu de politie eerst na degelijk onderzoek door had dat sprake was van een omgebouwd wapen, kon de verdachte dit zelf ook niet vermoeden. Nu de verdachte niet bewust een vuurwapen in zijn woning voorhanden heeft gehad, dient vrijspraak te volgen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Doorzoeking
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2021 van verbalisant [verbalisant 1] volgt dat op 27 juli 2021 een melding werd ontvangen van de politie-eenheid Rotterdam dat de verdachte in het bezit zou zijn van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. In Rotterdam was een melding binnengekomen van bedreiging door de verdachte van een ex-partner. Vervolgens is een filmpje doorgestuurd waarop de verdachte was te zien met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn broeksband. In dit filmpje wordt door de verdachte gezegd dat hij “gaatjes gaat maken”. Dit filmpje is bekeken door verbalisant [verbalisant 5] , die de verdachte herkende. Vervolgens is deze informatie gedeeld met de officier van justitie en is besloten om een huiszoeking ter zake van de Wet wapens en munitie te doen en voorts dat de verdachte buiten heterdaad kan worden aangehouden.
Het hof is van oordeel dat op grond van voornoemd proces-verbaal kan worden vastgesteld dat het doorgestuurde filmpje waarop de verdachte met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is waargenomen door de politie is bekeken, dat de verdachte op die beelden werd herkend en dat deze informatie
vervolgensis gedeeld met de officier van justitie, die daarop heeft besloten tot een huiszoeking op de grond dat er een redelijk vermoeden bestond dat de verdachte een vuurwapen in huis had. Dat dit proces-verbaal van bevindingen enige tijd na de doorzoeking is opgemaakt, doet niet af aan de betrouwbaarheid daarvan. Het hof is derhalve, met de advocaat-generaal en anders dan de politierechter en de verdediging, van oordeel dat sprake is van een rechtmatige doorzoeking van de woning van de verdachte. Van andere vormfouten in het voorbereidend onderzoek is het hof evenmin gebleken. Bijgevolg kan hetgeen tijdens de doorzoeking van de woning is aangetroffen – waaronder het tenlastegelegde vuurwapen, de patroonhouder en de munitie – voor het bewijs worden gebezigd. Het verweer tot bewijsuitsluiting wordt derhalve verworpen.
Voorhanden hebben van het wapen (de patroonhouder en de munitie)
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Het hof overweegt dat uit de eigen verklaring van de verdachte volgt dat hij het wapen, samen met de patroonhouder, op de klok in zijn woonkamer heeft weggelegd, zodat zijn kinderen er niet mee zouden spelen. Hij heeft voorts over het wapen verklaard dat het zwaar aanvoelde, niet van plastic was en dat hij wist “dat het niet klopte”. De munitie heeft hij in een doosje in de lade van een kast gelegd.
Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte het aangetroffen wapen, de patroonhouder en de munitie bewust aanwezig heeft gehad. Dat de verdachte mogelijk niet wist dat het wapen een tot een vuurwapen omgebouwd alarmpistool betrof, doet daaraan niet af. Zijn bewustheid hoeft zich immers niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie. Voorts is het hof van oordeel dat de verdachte feitelijke macht over het wapen, de patroonhouder en de munitie heeft kunnen uitoefenen, in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken. De wapens en munitie zijn immers door de verdachte in zijn eigen woonkamer opgeborgen.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het wapen, de patroonhouder en de munitie voorhanden heeft gehad.
Gelet op de
Wapentechnische omschrijvingen
Juridische omschrijvingmet betrekking tot de in het vuurwapen (goednummer 2359613) aangetroffen en inbeslaggenomen patroonhouder (
goednummer 2359615), opgenomen in het proces-verbaal van materiedeskundige [verbalisant 4] verbonden aan de afdeling Wapens Munitie en Explosieven van de politie Eenheid Zeeland-West Brabant (bewijsmiddel 6) en mede gelet op de Circulaire wapens en munitie 2019, merkt het hof de inbeslaggenomen, als zodanig door de politie aangeduide patroonhouder waarover verdachte heeft verklaard, aan als een patroonmagazijn, zijnde een specifiek voor (gas-/alarm)pistolen bestemd onderdeel van een vuurwapen waarop de bepalingen betreffende wapens uit de Wet wapens en Munitie op grond van artikel 3 van die wet mede van toepassing zijn.
Gelet op de omstandigheid dat het patroonmagazijn (met 4 patronen) zich ten tijde van het aantreffen en in beslag nemen in het pistool, merk Kimar, bevond, is naar het oordeel van het hof ten aanzien van het voorhanden hebben van een vuurwapen, een magazijnhouder en van 4 patronen sprake van eendaadse samenloop. Dat geldt niet voor de 22 elders in de woning in een kistje aangetroffen patronen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, in eendaadse samenloop gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in zijn woning voorhanden hebben van een vuurwapen, een bijbehorende patroonhouder en 26 knalpatronen. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt een onaanvaardbaar risico met zich voor de veiligheid van personen. De Wet wapens en munitie brengt dit tot uitdrukking in forse (maximum) straffen.
Het hof heeft bij de straftoemeting ook acht geslagen op het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2024, waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van wapenbezit, doch niet recent (immers: op 22 februari 2010). Daarnaast volgt uit voornoemd uittreksel dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft in dat kader verklaard dat hij is gescheiden en dat de omgangsregeling met zijn 3 kinderen is beëindigd wegens een financieel geschil. De verdachte heeft inkomen uit een eigen zaak. Zijn bedrijf biedt, via de gemeente, huishoudelijk hulp aan hulpbehoevende personen. Er werken 10 freelancers voor hem.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, waarin het rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Voor het in een woning voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III wordt een gevangenisstraf voor de duur van
4 maanden als passend beschouwd. Het hof merkt daarbij op dat zich in het pistool een magazijn met 4 patronen bevond en dat de verdachte daarnaast ook nog een voorraad van
22 patronen in zijn woning voorhanden heeft gehad.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met de door de advocaat-generaal gevorderde combinatie van straffen, laat staan met hetgeen door de verdediging is verzocht. Het hof gaat daaraan derhalve voorbij. Alles afwegende, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezen-verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 24 januari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Van de Schepop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.