ECLI:NL:GHSHE:2025:1751

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
20-000411-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake fraude met postzegels en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1973, was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar werd door de rechtbank wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden voor andere feiten. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen de vrijspraken niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige vernietigd. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk aanbieden van valse postzegels en het witwassen van de opbrengsten daarvan. Het hof oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de valsheid van de postzegels en dat hij opzettelijk handelde om de valsheid te verhullen. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar met een proeftijd van 3 jaar, en moet schadevergoeding betalen aan verschillende benadeelde partijen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij het hof de schadevergoeding heeft vastgesteld op verschillende bedragen, afhankelijk van de onderbouwing van de vorderingen. Het hof heeft ook de duur van de gijzeling bepaald indien de schadevergoeding niet kan worden voldaan.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000411-19
Uitspraak : 24 juni 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 januari 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-702588-12 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder 1 en 5 tenlastegelegde en partieel van het onder 3 tenlastegelegde voor zover dat ziet op de aangevers [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] en [aangever 6] en de verdachte veroordeeld ter zake van:
  • medeplegen van het gebruiken, te koop aanbieden, en ten verkoop in voorraad hebben van valse postzegels, meermalen gepleegd (feit 2),
  • medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd (feit 3),
  • medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken (feit 4 primair) en
  • deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (feit 6),
tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Voorts zijn de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] en [gemachtigde van benadeelde partij 5] (het hof begrijpt: namens [benadeelde partij 5] ) in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 10] , [benadeelde partij 11] , [benadeelde partij 12] , [benadeelde partij 13] , [benadeelde partij 14] , [benadeelde partij 15] , [benadeelde partij 16] , [benadeelde partij 17] , [benadeelde partij 18] , [benadeelde partij 19] , [benadeelde partij 20] en [benadeelde partij 21] zijn geheel toegewezen telkens met veroordeling van de verdachte in de kosten en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 22] , [benadeelde partij 23] , [benadeelde partij 24] , [benadeelde partij 25] en [benadeelde partij 26] zijn gedeeltelijk toegewezen, telkens met veroordeling van de verdachte in de kosten en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toegewezen deel.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, zijn de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. Deze benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Hun vorderingen zijn derhalve in hoger beroep niet aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 2, 3, 4 primair en 6 tenlastegelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof daarop zal beslissen op dezelfde wijze als de rechtbank heeft gedaan inclusief de door de rechtbank opgelegde schadevergoedingsmaatregelen.
Namens de verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd. Ten slotte is verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feiten 1 en 5 is tenlastegelegd. Voorts is de verdachte door rechtbank partieel vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 3 is tenlastegelegd, te weten voor zover dat feit betrekking heeft op de aangevers [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] en [aangever 6] . Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
2.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 19 december 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde zegels, namelijk postzegels met de waarden van 1,50 gulden en/of 2,- gulden en/of 2,50 gulden en/of 6,50 gulden en/of 7,- gulden en/of 1,00 euro en/of 3,00 euro en/of 0,44 euro, heeft gebruikt en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of ten verkoop in voorraad heeft gehad en/of binnen het Rijk in Europa heeft ingevoerd, als waren die zegels echt en onvervalst en niet wederrechtelijk vervaardigd;
3.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 19 december 2011 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(A.02 pg 13858) [benadeelde partij 22] gevestigd te Utrecht en/of
(A.03 pg 13866) [slachtoffer 1] gevestigd te Heerlen en/of
(A.05 pg 13879) [benadeelde partij 6] gevestigd te Rotterdam en/of
(A.07 pg 13886) [benadeelde partij 7] en/of
(A.08 pg 13888) [benadeelde partij 8] gevestigd te Meijel en/of
(A.09 pg 13909) [slachtoffer 2] gevestigd te Reuver en/of
(A.10 pg 13912) [slachtoffer 3] en/of
(A.11 pg 13925) [slachtoffer 4] gevestigd te Idskenhuizen en/of
(A.13 pg 13933) [benadeelde partij 9] gevestigd te Alkmaar en/of
(A.14 pg 13940) [slachtoffer 5] gevestigd te Utrecht en/of
(A.15 pg 13944) [slachtoffer 6] gevestigd te Hoogeveen en/of
(A.16 pg 13951) [slachtoffer 7] gevestigd te Woerden en/of
(A.17 pg 13954) [benadeelde partij 10] en/of
(A.18 pg 13961) [benadeelde partij 11] gevestigd te Middelbeers en/of
(A.19 pg 13976) [benadeelde partij 24] gevestigd te Geldermalsen en/of
(A.20 pg 14001) [benadeelde partij 12] gevestigd te Leeuwarden en/of
(A.21 pg 14004) [benadeelde partij 13] gevestigd te Maarssen en/of
(A.22 pg 14009) [benadeelde partij 14] en/of
(A.23 pg 14014) [benadeelde partij 15] gevestigd te Eindhoven en/of
(A.26 pg 14032) [slachtoffer 8] gevestigd te Huissen en/of
(A.27 pg 14036) [benadeelde partij 16] gevestigd te Amsterdam en/of
(A.28 pg 14040) [benadeelde partij 17] en/of
(A.29 pg 14044) [benadeelde partij 18] gevestigd te Amsterdam en/of
(A.30 pg 14049) [benadeelde partij 19] gevestigd te Wolphaartsdijk en/of
(A.31 pg 14055) [slachtoffer 9] gevestigd te Rijssen en/of
(A.32 pg 14062) [benadeelde partij 21] en/of
(A.34 pg 14079) [slachtoffer 10] gevestigd te Bennekom en/of
(A.35 pg 14085) [benadeelde partij 25] gevestigd te Delfzijl en/of
(A.36 pg 14087) [slachtoffer 11] gevestigd te Amsterdam en/of
(A.37 pg 14093) [benadeelde partij 26] gevestigd te Utrecht
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (valse) postzegels tegen een gereduceerde prijs ter verkoop aangeboden als waren ze echt en onvervalst, waardoor voornoemde personen en/of rechtspersonen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 2 mei 2012, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders, van een voorwerp, te weten een hoeveelheid/hoeveelheden geld, namelijk totaal 1.877.970,08 euro althans een geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een hoeveelheid/hoeveelheden geld, namelijk totaal 1.877.970,08 euro althans een geldbedrag, was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten een hoeveelheid/hoeveelheden geld namelijk totaal 1.877.970,08 euro althans een geldbedrag, voorhanden had(den), terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
althans, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 1 januari 2009 tot en met 2 mei 2012, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, (telkens) een voorwerp, te weten een hoeveelheid/hoeveelheden geld, namelijk totaal 1.877.970,08 euro althans een geldbedrag, heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een hoeveelheid/hoeveelheden geld, namelijk totaal 1.877.970,08 euro althans een geldbedrag, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 02 mei 2012 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke en/of rechtsperso(o)n(en) bestaande uit onder meer [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het vervalsen of namaken van zegels uitgegeven door een verlener van de universele postdienst als bedoeld in de Postwet 2009 met daarop de vermelding 'Nederland' (artikel 216) en/of het plegen van valsheid in geschrifte (artikel 225 Sr) en/of het plegen van witwassen (artikel 420ter Sr) en/of het plegen van oplichting (artikel 326 Sr).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van feit 6
Onder feit 6 wordt de verdachte in de kern verweten te hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het vervalsen of namaken postzegels en/of het plegen van valsheid in geschrifte en/of witwassen en/of oplichting.
​Van een 'organisatie' als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.
Naar het oordeel van het hof is niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte bij het plegen van strafbare feiten nauw en bewust met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft samengewerkt noch dat hij met hem dan wel met één of meer van de overige in de tenlastelegging onder feit 6 bedoelde personen zodanig heeft samengewerkt, dat sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat was gericht op het plegen van de genoemde strafbare feiten.
Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde rechtspersoon [medeverdachte 5] overweegt het hof dat een samenwerkingsverband tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon onder omstandigheden kan worden aangemerkt als ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Dat ligt evenwel anders wanneer, zoals naar het oordeel van het hof in de onderhavige zaak aan de orde is, de natuurlijke persoon (de verdachte) in een zodanig nauwe relatie staat tot de rechtspersoon ( [medeverdachte 5] ) dat hij daarmee moet worden vereenzelvigd (HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378).
Nu het hof uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging heeft gekregen dat de verdachte het onder feit 6 tenlastegelegde heeft begaan, zal het hof de verdachte daarvan vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 19 december 2011 in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen telkens opzettelijk valse zegels, namelijk postzegels met de waarden van 1,50 gulden en/of 2 gulden en/of 2,50 gulden en/of 6,50 gulden en/of 7 gulden en/of 1 euro en/of 3 euro en/of 0,44 euro, heeft gebruikt en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of ten verkoop in voorraad heeft gehad, als waren die zegels echt en onvervalst en niet wederrechtelijk vervaardigd;
3.
hij in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 19 december 2011 in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door listige kunstgrepen,
[benadeelde partij 22] en
[slachtoffer 1] en
[benadeelde partij 6] en
[benadeelde partij 7] en
[benadeelde partij 8] en
[slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4] en
[benadeelde partij 9] en
[slachtoffer 5] en
[slachtoffer 6] en
[slachtoffer 7] en
[benadeelde partij 10] en
[benadeelde partij 11] en
[benadeelde partij 24] en
[benadeelde partij 12] en
[benadeelde partij 13] gevestigd te Maarssen en
[benadeelde partij 14] en
[benadeelde partij 15] en
[slachtoffer 8] en
[benadeelde partij 16] en
[benadeelde partij 17] en
[benadeelde partij 18] en
[benadeelde partij 19] en
[slachtoffer 9] en
[benadeelde partij 21] en
[slachtoffer 10] en
[benadeelde partij 25] en
[slachtoffer 11] en
[benadeelde partij 26]
heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, hebbende verdachte en/of zijn mededader toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – listiglijk valse postzegels tegen een gereduceerde prijs ter verkoop aangeboden als waren ze echt en onvervalst, waardoor voornoemde personen en/of rechtspersonen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4. primair
hij in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 2 mei 2012, in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader, van een voorwerp, te weten hoeveelheden geld, de werkelijke aard verhuld, terwijl hij en zijn mededader wisten dat dat voorwerp onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
In de bewijsoverwegingen hieronder wordt door middel van voetnoten verwezen naar de gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het onder 2, 3 en 4 primair bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De rechtbank overweegt in het vonnis waarvan beroep onder meer als volgt (hof: waar nodig zijn hierna aanvullingen en verbeteringen aangebracht):
“Naar aanleiding van meldingen uit het midden- en kleinbedrijf dat er valse postzegels in omloop waren, heeft PostNL een onderzoek ingesteld. Hieruit bleek dat er valse zegels waren verzonden vanuit ondernemingen die gelieerd waren aan de rechtspersoon [medeverdachte 5] (hierna [medeverdachte 5] ). De zegels waren te bestellen via de website van [medeverdachte 5] : [website 1] (hierna [website 1] ). Men kon via deze website tegen een lager tarief dan bij PostNL postzegels bestellen. De verdachte stond sinds 28 september 2011 geregistreerd als enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdachte 5] , gevestigd te Sittard […]. [2] […]
Op 9 december 2011 deed aangever [security officer bij benadeelde partij 1] , werkzaam als security officer, namens PostNL aangifte van de verkoop van valse postzegels, die via meerdere sites te koop werden aangeboden aan met name het midden- en kleinbedrijf. PostNL is door het midden- en kleinbedrijf in het bezit gesteld van deze vermoedelijk valse zegels. PostNL heeft de zegels laten onderzoeken door [deskundige 1] , deskundige op het gebied van filatelie. Hij heeft geconcludeerd dat het telkens een combinatie betrof van echte en valse zegels. Naast het onderzoek naar de valsheid deed PostNL onderzoek naar de herkomst van de valse zegels. De zegels werden aangeboden op sites waar men postzegels kon kopen voor een aanzienlijk lager tarief dan bij PostNL gehanteerd werd. De sites waren onderling vergelijkbaar: ze
gebruikten dezelfde voorbeelden van postzegels. Vanuit twee plaatsen kon besteld worden: Utrecht en Sittard. Het ging om [website 1] en om een aantal ‘affiliate sites’. [3]
De verdachte heeft verklaard dat hij in 2010 met [website 1] is begonnen en dat hij een businessmodel zag in het leveren van zegels op stickervellen. De eigenaren van affiliate sites, via welke sites men doorgestuurd werd naar [website 1] , ontvingen commissies voor verkopen via die sites. [4] [website 1] was gelieerd aan de rechtspersoon [medeverdachte 5] [5] Hiervoor is overwogen dat de verdachte vanaf 28 september 2011 enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdachte 5] was. De verdachte kon, hoewel [medeverdachte 5] toen formeel nog niet door hem was overgenomen, al vanaf december 2010 over de rekening van [medeverdachte 5] beschikken. [6]
PostNL heeft daarop een bestelling gedaan op de site [website 1] en heeft postzegels ontvangen. Het bleek weer om een combinatie te gaan van echte en valse zegels. [7]
In december 2011 plaatste PostNL nog een bestelling bij de affiliate site ‘ [website 2] ’. Bij de bevestiging van deze bestelling stond het e-mailadres van [benadeelde partij 22] . Ook nu bleek het weer te gaan om een combinatie van echte en valse zegels, die aan de kenmerken voldeden zoals deskundige [deskundige 1] aan de hand van de eerste controle al had omschreven.
Tevens heeft PostNL diverse controles uitgevoerd in verschillende sorteercentra. Bij die controles kwam naar voren dat gebruik werd gemaakt van dezelfde vervalsingen met dezelfde waardes: telkens zegels van 44 eurocent (Van Halemzegel), 1 en 3 euro (Beatrixzegels) en zegels van de Struycken serie van onder andere 6,50 en 7 gulden (Beatrixzegels).
In de nacht van 7 op 8 december 2011 is een groot aantal zendingen opgehouden in sorteercentra, afkomstig van de verschillende websites, zoals hiervoor genoemd. In een van de enveloppen zat voor meer dan € 1.000,- aan valse postzegels. Ook de envelop zelf was gefrankeerd met valse zegels. Deze waren aangebracht op stickers.
In de nacht van 8 op 9 december 2011 werden 59 poststukken aangetroffen, afkomstig van een van de sites. Dit bleek uit de gegevens van de afzender. Ook op deze 59 enveloppen zat telkens een sticker met daarop valse postzegels.
Vervolgens zijn medewerkers van PostNL op 9 december 2011 naar het adres [adres 2] in Sittard gegaan. Uit het onderzoek was namelijk gebleken dat in augustus 2011 bij PostNL door klant [medeverdachte 5] met het adres [adres 3] 250 verzendbiljetten voor pakketten werden aangevraagd. [8] […]
Na 12 december 2011 bleek dat nagenoeg geen aangetekende stukken meer werden ontvangen op het sorteercentrum die herkenbaar waren aan het adres van de afzenders van de verdachte sites of aan het gebruik van stickers met valse postzegels.
Op 15 december 2011 werd namens PostNL Security een bestelling geplaatst bij [website 1] . Twee dagen later werd de bestelling ontvangen: op de stickervellen bleken wederom de kenmerkende valse postzegels te zitten, telkens in combinatie met 1 of 2 echte zegels van een lage waarde. Bij deze zending was het opmerkelijk dat geen gebruik meer werd gemaakt van een frankering met valse zegels, maar dat de envelop waarin de stickervellen zich bevonden voorzien was van een zogenoemde digitale postzegel. Deze digitale zegel was gekoppeld aan de klant van PostNL: [verdachte] van [medeverdachte 5] .
In het sorteercentrum voor aangetekende stukken in Arnhem werden op 16 december 2011 twee zendingen achterhaald, verzonden door [medeverdachte 5] , waarop stickers zaten met valse zegels. [9] […]
Civiel beslag
Vervolgens werd op 19 december 2011 namens PostNL civiel beslag gelegd op verschillende plaatsen, zo ook bij het bedrijf [benadeelde partij 22] in Utrecht en bij [medeverdachte 5] in Sittard. Bij [benadeelde partij 22] in Utrecht werden stickervellen aangetroffen met merendeels valse postzegels en lege enveloppen met valse zegels. Op een deel van deze enveloppen stond als afzender [website 2] , [medeverdachte 5] in Sittard. [10] […]
Aangever [security officer bij benadeelde partij 1] en zijn collega [collega] van PostNL brachten op 21 december 2011 een bezoek aan [benadeelde partij 22] . [benadeelde partij 22] verklaarde tegenover hen dat hij via [benadeelde partij 26] in contact is gekomen met [website 1] , [medeverdachte 5] en [verdachte] . [verdachte] had voor [benadeelde partij 26] reeds een affiliate site geregistreerd en heeft vervolgens hetzelfde voor [benadeelde partij 22] gedaan. [benadeelde partij 26] kreeg de site ‘ [website 3] ’ en [benadeelde partij 22] ‘ [website 2] ’. Zij kregen van [website 1] hiervoor ieder 10% commissie over de verkopen. Ook verklaarde [benadeelde partij 22] dat [verdachte] ook andere affiliate sites had opgezet, namelijk: ‘ [website 4] ’, ‘ [website 5] , ‘ [website 6] ’, ‘ [website 7] ’ en ‘ [website 8] ’. [11]
In de periode van 19 tot en met 23 januari 2012 werden in diverse sorteercentra voor brieven nog 16 poststukken aangetroffen met valse zegels [12] .
Strafrechtelijk beslag
In het strafrechtelijk onderzoek is later een doorzoeking geweest in de woning/verblijfplaats van de verdachte aan de [adres 4] in Keulen in Duitsland. Daar werd een aantal foto’s van stickervellen met postzegels aangetroffen op één van zijn computers. Eén van de foto’s toont 4 etiketten met postzegels met de navolgende waardes: 2.50 gulden, 1.50 gulden, 44 eurocent, onbekende waarde (Beatrixzegel), 2 gulden, 6,50 gulden, 1 euro. Op deze kopie staat handgeschreven genoteerd: 6,75 en 0,75 en 0,45. De bedragen 0,75 en 0,45 staan in een rechthoek. Onderaan staat, in de Duitse taal, met de hand geschreven: diese Platze mussen "Frei" bleiben. Vertaald betekent dit: "Deze plaatsen moeten vrij blijven". [13] . [het hof begrijpt – in samenhang met de overige inhoud van de bewijsmiddelen – dat dit een instructie is voor het maken van etiketten met valse postzegels waarbij dan 1 vak (dat een waarde vertegenwoordigd van 0,75 of 0,45 cent om telkens tot een totaalwaarde van 6,75 uit te komen) vrij moet blijven voor het bijplakken van échte frankeergeldige postzegels. Zie hierover ook de overwegingen hierna]. […]
Valsheid zegels: deskundigenonderzoeken
Door verschillende deskundigen op het gebied van filatelie zijn inbeslaggenomen zegels onderzocht.
Als eerste heeft deskundige [deskundige 1] , in opdracht van PostNL, onderzoek gedaan naar de zegels die door klanten aan PostNL waren overhandigd en die hem ter hand werden gesteld.
De zegels die hij heeft onderzocht, waren geplakt op een adresstrook en vermeldden de volgende waardes: 1 euro, 3 euro, 6,50 gulden, 7 gulden en 44 eurocent. [deskundige 1] heeft in zijn rapporten vermeld dat hij de valsheid aan de hand van een aantal criteria heeft vastgesteld, namelijk druktechniek, beeldopbouw, inktkleuren, wijze van perforatie, papiersoort, gomsoort en reactie onder UV-licht. Hij concludeerde dat op de adresstroken naast voornoemde valse zegels telkens ook echte zegels waren bij gefrankeerd (onder andere van 2 cent). [14]
[deskundige 1] verklaarde in zijn verhoor dat de zegels vals waren en dat deze in groten getale moeten zijn aangemaakt. Gelet op de manier van drukken, het vervaardigen en het slitsen vergt dit een dermate grote investering dat men dat niet zomaar even kan doen. Ter illustratie gaf [deskundige 1] aan dat een slitsvorm € 1.500,- kost en een perforatievorm € 10.000,- tot € 15.000,-. [15]
Deskundige [deskundige 2] is op vordering van de officier van justitie door de rechter-commissaris benoemd om onderzoek te doen aan de postzegels. De zegels die hij heeft onderzocht waren afkomstig van de diverse sorteercentra en van gedupeerden die de zegels via internet hadden aangeschaft. [deskundige 2] heeft in zijn rapport geconcludeerd dat de karakteristieken die aanwezig zouden moeten zijn, uitgaande van de originele zegels, ontbreken bij de onderzochte zegels. Hij heeft afwijkingen geconstateerd bij de druktechniek, de kleuren en de aanstraling onder UV-licht. Bij al de hem aangeboden documenten (zegels van 0,44 euro, 1,50 gulden, 2 gulden, 2,50 gulden, 6,50 gulden en 7 gulden en 1 en 3 euro) zijn valse zegels gebruikt van eenzelfde origine. Gelet op de productiemethode en de kwaliteit van de zegels mag volgens [deskundige 2] worden uitgegaan van een aanzienlijke partij [16] .
Omdat het een dusdanig grote hoeveelheid te onderzoeken zegels betrof, heeft opsporingsambtenaar [verbalisant 1] onderzoek gedaan aan een groot aantal bij de benadeelden inbeslaggenomen zegels aan de hand van de instructie die hij had ontvangen van deskundige [deskundige 2] en met gebruikmaking van een door [deskundige 2] ter beschikking gestelde loep. [deskundige 2] heeft hierbij verbalisant [verbalisant 1] gewezen op de glanslaag die over het hele zegelbeeld te zien was, de tanding van de namaakzegels (wel of geen scheurschade) en de wijze waarop de inkt zich op de zegel bevond door de offsetdruktechniek [17] . Verbalisant [verbalisant 1] heeft aan de hand van deze criteria vastgesteld dat het in bijna alle gevallen ging om valse zegels. Het ging hierbij voor het merendeel om dezelfde waardes [18] .
In opdracht van de rechtbank van 13 mei 2014 zijn de inbeslaggenomen zegels steekproefsgewijs onderzocht door deskundige [deskundige 3] van Walsall Security Printers Limited en door deskundigen [deskundige 4] en [deskundige 5] van Joh. Enschedé Banknotes. Deze drukkers hebben in opdracht van PostNL (en/of haar voorgangers) de typen postzegels vervaardigd waarvan blijkens het onderzoek valse versies in omloop waren.
Deskundige [deskundige 3] verklaart dat Walsall voor PostNL Beatrixzegels van 1 en 3 euro heeft gedrukt. Geen van de voorbeeldzegels die hem ter beschikking zijn gesteld zijn echter gedrukt door Walsall. Hij gelooft ook niet dat die zegels gedrukt zijn bij een andere, erkende leverancier van PostNL en is er daarom zeker van dat ze zijn vervalst. Na vergelijking met de door de politie voorgelegde voorbeeldzegels zijn de volgende afwijkingen geconstateerd:
- het kenmerkende cellulaire drukpatroon en de inktdichtheid van de gedrukte elementen komen niet overeen,
- de schaduwen en kleuren van de gedrukte afbeeldingen komen niet overeen,
- op de verdachte zegels is geen fosforinkt gebruikt en
- de vorm, kwaliteit en consistentie van de gestanste perforaties zijn allemaal verschillend [19] .
Deskundigen [deskundige 4] en [deskundige 5] van Joh. Enschedé hebben toegang gekregen tot een representatief deel (opgenomen in 4 mappen) van de ongeveer 200.000 inbeslaggenomen postzegels. Dit waren zegels met de eerder genoemde waardes: 1,50 gulden, 2 gulden, 2,50 gulden, 6,50 gulden, 7 gulden en de 44 eurocent Van Halemzegel. Zij concluderen dat de zegels op essentiële punten afwijken van de originele, door Joh. Enschedé gedrukte zegels. Dit concluderen zij na onderzoek naar de manier van drukken, het papier waarop ze gedrukt zijn, de tanding, de afbeelding op de zegels, de lijnen en de fosforlaag. Deze postzegels zijn nooit door derden gedrukt. Zij concluderen dat deze zegels niet door hen gedrukt zijn [20] .
[…]

8 typen zegels

Wat verder opvalt en de overtuiging sterkt is het volgende. Het ging bij de controles van PostNL steeds om het aantreffen van dezelfde 8 typen zegels: zegels van waardes 1,50 gulden, 2 gulden, 2,50 gulden, 6,50 gulden en 7 gulden en 1 en 3 euro, met telkens dezelfde afbeelding van Beatrix en om de zegel met strepenpatroon van 0,44 euro (zakelijke Van Halemzegels). Gelet op de productiewijze moet het om een aanzienlijke partij zijn gegaan en aangenomen mag worden - zie ook het deskundigenbericht van [deskundige 1] - dat deze valse zegels uit één bron kwamen.
Op de aangetroffen stickervellen is een duidelijk patroon te herkennen voor de wijze waarop de zegels moesten worden aangebracht. Dit leidt de rechtbank af uit het uiterlijk van de in het dossier opgenomen afbeeldingen van de stickervellen en de instructie op een vel zegels uit het beslag bij de verdachte: een handgeschreven instructie in de Duitse taal dat enkele plekken vrijgelaten moesten worden naast de Beatrix- en Van Halemzegels. [21] De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij opdracht heeft gegeven tot het maken van de onderhavige stickers en stickervellen. [22] Het is dus zijn instructie geweest die is aangetroffen. Het gaat iedere keer om een reeks van de voornoemde valse zegels waarbij steeds één specifieke plek over is bedoeld voor een echte zegel van een lage waarde, zoals van twee eurocent, de zogenaamde bijplakzegel. Deze 2 centzegel werd geplakt bij de valse 44 centzegel, opdat een geldend tarief voor verzending werd bereikt: in 2011 was dat 46 eurocent voor gewone brieven. Het tarief voor pakketten was € 6,75. Op de instructie staat dan vermeld dat op de vrije plekken zegels van 45 of 75 cent moeten komen. Die bijplakzegels hebben vervolgens een uiterlijk dat juist sterk varieert (bijvoorbeeld van de serie Vier Jaargetijden of kinderpostzegels). Dit patroon van echte en valse zegels is dus doelbewust gekozen.
Het kan voor de rechtbank niet anders zijn dan dat die keus (het hof begrijpt: een combinatie van valse zegels met een echte bijplakzegel) verband houdt met de manier waarop PostNL de zegels afstempelde. De postverwerkingsmachines van PostNL reageren namelijk op de opgedrukte fosforescerende of fluorescerende balk of in papier aangebrachte strijklaag. Door de toegevoegde stof, die bij de valse zegels ontbrak, kon de machine de plaats bepalen waar een stempel moest komen. PostNL controleerde de zegels dus op echtheid, maar controleerde niet alle zegels: slechts 1 zegel per pakket/envelop op 1 specifieke plek op het poststuk volstond om de zending door te laten. Dit was bij veel filatelisten bekend. [23]
Als het zo zou zijn geweest dat de verdachte over vele jaren vanaf eind jaren 90 tot en met 2011 vanuit vele verschillende kanalen had ingekocht zoals hij zelf zegt, dan waren er niet op de onderhavige schaal valse zegels aangetroffen van hetzelfde type met dezelfde valsheidskenmerken en met iedere keer dezelfde manier van aanbrengen op stickers. Dan had daar veel meer variatie in te zien moeten zijn. De beweerdelijke inkoop van al de aangetroffen zegels via verschillende kanalen vindt de rechtbank dan ook niet aannemelijk. De modus operandi van de bedenker dan wel maker van de stickers, de verdachte dus, is er op gericht geweest controle te omzeilen en ontdekking van zijn valse praktijk te voorkomen. De rechtbank stelt dan ook niet alleen vast dat het ging om valse postzegels, maar dat het gelet op de modus operandi ook niet anders kan zijn dan dat de verdachte wetenschap had van de valsheid. Hij heeft dus met opzet valse postzegels te koop aangeboden en verkocht, zoals ten laste is gelegd bij feit 2.
Wat er volgens de rechtbank […] gebeurd is, is dat de verdachte […] in deze handel [zijn] voorraden aangevuld [heeft] met valse zegels. In 2011 […] ging het uiteindelijk vrijwel uitsluitend om valse zegels (in combinatie met de echte bijplakzegels van lage waarden)[…]. De verkopen voorafgaand aan de ontdekking van de valse zegels vonden plaats op dusdanig grote schaal, dat het op zichzelf valide verhaal van de verdachte […] van inkopen van frankeergeldige zegels niet meer op kan gaan. Vervolgens is dat […] gemaskeerd […] met nepbetalingen in de omschrijvingen bij overboekingen van [medeverdachte 5] naar rekeningen van de verdachte en zijn familieleden. Dat blijkt uit het hierna weer te geven bewijs, naast uit wat de rechtbank hiervoor al heeft vermeld ter zake van de valsheid en wetenschap van de verdachte (een aanzienlijke partij gelet op de productiewijze die duidt op één bron en de modus operandi).
Om meer zicht te krijgen op de financiën van [medeverdachte 5] […] is geprobeerd de boekhouding en de administratie van [dit bedrijf] tegen het licht [te] houden. Tijdens het opsporingsonderzoek kon de administratie van [medeverdachte 5] en [website 1] niet worden getraceerd, op ongeveer 2500 verkoopfacturen van de internetverkopen na. Wel zijn er nog financiële gegevens in de vorm van de bankafschriften van [medeverdachte 5] . [24] […] De inkoopadministratie van de verdachte is dus niet boven water gekomen. De portakabin die gebruikt werd voor de handel van [website 1] was vrijwel leeg toen op 22 december 2011 een doorzoeking werd verricht, terwijl die portakabin op 1 december 2011 nog volop in gebruik was volgens aangever [benadeelde partij 22] . De stickervellen waren toen nog voorradig en ter plaatse werden bestellingen klaargemaakt. [25] Er werden op 22 december 2011 wel nog 10 stickers met valse zegels aangetroffen, drukwerk en facturen, maar van de bedrijvigheid die [benadeelde partij 22] beschreef, was niets te bespeuren. [26]
In de periode kort voor de inval ontdekte de verdachte dat er problemen waren en dat justitie bij [bedrijf 1] was. Dat blijkt uit aangetroffen Skypeberichten van die periode. De sites moesten van de verdachte op zwart. In de portakabin van [website 1] zijn bij de doorzoeking op 22 december 2011 alleen drie dozen met verkoopfacturen aangetroffen en geen andere administratie. [27] De verdachte heeft op de terechtzitting in eerste aanleg verklaard ook nooit inkoopverklaringen te hebben opgemaakt. [28] Alleen dat al maakt dat getwijfeld moet worden aan het waarheidsgehalte van het inkoopverhaal van de verdachte, die zoals gezegd ook nog eens geen inkoopadministratie had. Maar er is meer dan dat: getuigenverklaringen van handelaren en van leveranciers van de verdachte schetsen een duidelijk beeld: er is niet gebleken van inkopen van postzegels van de hoge waarden zoals die zijn aangetroffen op de stickervellen. Wél inkopen van lagere waardes.
Getuigen
[…]
De verdachte heeft zaken gedaan met een getuige genaamd [getuige 1] met wie de verdachte in de periode oktober 2010 tot medio december 2010 heeft gemaild. [getuige 1] heeft tegen de politie verteld dat het ging om postzegels met waarden van 55 guldencent tot en met 1 gulden. [29]
Een andere getuige, [getuige 2] , van veilingbedrijf en beursorganisatie [bedrijf 2] heeft verklaard dat in aangeboden verzamelingen relatief weinig zegels zaten van hogere waarden. Een kavel van uitsluitend hogere waarden kwam misschien 1 keer op de 1000 kavels voor. […] Toen met hem over stickervellen werd gesproken waarop onder andere waarden zijn geplakt van 6,5 gulden, 7 gulden en 1 en 3 euro en gevraagd werd of die postfris in grote hoeveelheden aan te kopen waren antwoordde hij:
“Ik weet ze niet te zitten. Ze zijn er natuurlijk wel. Ik denk als je dit bestelt bij een van de groothandels, je ze daar wel kunt kopen. Als ik hogere waardes wil hebben voor bijvoorbeeld 100.000 euro nominaal, dan is dat wel te koop bij een groothandel, maar je moet dan de hele veiling opkopen om die aantallen te kunnen kopen.”
Verder verklaarde [getuige 2] dat bij een veiling je een veilingnota, een factuur kreeg en dat die per bank werd betaald. [30]
De rechtbank constateert dat de verdachte nimmer zo’n grote veilingaankoop kan hebben gedaan in 2011. Dat blijkt namelijk niet uit de gegevens van de bankrekening van [medeverdachte 5] : in het politieonderzoek zijn er geen posten gevonden op die rekening die te herleiden zijn naar zulke aankopen.
Een volgende getuige, [getuige 3] , die veelal op buitenlandse veilingen kocht, verklaarde eveneens dat hij vrijwel geen aanbod van frankeergeldige zegels van hogere waarden tegenkwam. Bij verzamelingen schatte hij het percentage op minder dan 5 procent. De namen [medeverdachte 5] , [website 1] en [verdachte] zeiden hem niet. Postzegels van waarden zoals op de stickervellen kwam hij niet tegen. [31]
Kortom: er blijkt niets van inkopen op enige schaal door de verdachte van de 8 typen zegels die in het onderzoek op de stickervellen zijn aangetroffen. Er zijn geen posten op de bankrekening van [medeverdachte 5] te vinden die te herleiden zijn tot inkopen daarvoor.[…]
Bij [getuige 1] heeft de verdachte ook alleen zegels van lage waardes aangekocht. Opvallend genoeg laat de verdachte een grote partij van 44 centzegels lopen. Een persoon genaamd [naam 1] bood de verdachte namelijk rond november 2010 een grote partij zegels van 44 cent aan. Op dat aanbod ging de verdachte niet in [32] . Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat van inkopen ook niet kan blijken, omdat de zegels uit een illegale productiebron afkomstig waren. De verdachte had de 44 centzegels van [naam 1] dan ook helemaal niet nodig. Alleen bijplakzegels om ontdekking te voorkomen en die heeft hij bij herhaling ook gekocht. […]
Pleegperiode
De handel in valse postzegels heeft zich tot grote proporties ontwikkeld in 2011, maar daarvoor zijn er ook al duidelijke aanwijzingen dat er valse zegels in omloop waren. Deskundige [deskundige 1] heeft verklaard dat hij gezien heeft dat een adressticker afgestempeld was op 13 december 2010. De verdachte heeft verklaard dat hij in 2010 met [website 1] is begonnen. Als startdatum van de pleegperiode wordt uitgegaan van het begin van het laatste kwartaal van 2010. Het einde van de pleegperiode stelt de rechtbank vast op 20 december 2011, als de handel van [website 1] wordt opgedoekt met het leeghalen van de portakabin. Daarna is niet meer gebleken van handel in voornoemde 8 typen zegels.
Oplichting particulieren en ondernemingen (feit 3,)
De verdachte heeft met [website 1] en de andere sites veel klanten getrokken. De postzegels werden tegen gemiddeld 70% van de vermelde frankeerwaarde te koop aangeboden, voornamelijk via de site [website 1] , als ook via de affiliate sites [website 2] , [website 7] ., [website 3] en [website 2] .
De klanten die via deze sites postzegels bestelden waren in de veronderstelling dat zij echte postzegels kochten. Toen zij erachter kwamen dat de aangekochte zegels vals waren, hebben zij aangifte gedaan. Zegels die zij nog in voorraad hadden, hebben zij aan de politie gegeven. Deze zegels konden niet meer door hen gebruikt worden waardoor zij financieel nadeel leden [33] .
De verdachte heeft door willens en wetens valse in plaats van echte zegels aan te bieden op de verschillende sites een onjuiste voorstelling van zaken gegeven om daar vervolgens misbruik van te maken. Hij heeft, niet alleen door deze valse zegels aan te bieden, maar ook door personen en bedrijven via e-mail en/of twitter te benaderen [34] , bewogen tot het kopen van deze, naar later bleek, valse zegels.
Verbalisant [verbalisant 1] en de deskundige [deskundige 2] hebben een representatieve steekproef van de overgelegde zegels onderzocht. Zij hebben geconcludeerd dat een groot deel van deze zegels vals was. De valsheid is hiervoor reeds uitvoerig besproken.
De navolgende personen hebben aangifte gedaan van de levering van valse postzegels dan wel verklaard over de door hen bestelde en vals gebleken zegels. Het betreft de aangevers [benadeelde partij 22] [35] , [slachtoffer 1] [36] , [benadeelde partij 6] [37] , [benadeelde partij 7] [38] , [benadeelde partij 8] [39] , [slachtoffer 2] [40] , [slachtoffer 3] [41] , [slachtoffer 4] [42] , [benadeelde partij 9] [43] , [slachtoffer 5] [44] , [slachtoffer 6] [45] , [slachtoffer 7] [46] , [benadeelde partij 10] [47] , [benadeelde partij 11] [48] , [benadeelde partij 24] [49] , [benadeelde partij 12] [50] , [benadeelde partij 13] namens [benadeelde partij 13] [51] , [benadeelde partij 14] [52] , [benadeelde partij 15] [53] , [slachtoffer 8] [54] , [benadeelde partij 16] [55] , [benadeelde partij 17] [56] , [benadeelde partij 18] [57] , [benadeelde partij 19] [58] , [slachtoffer 9] [59] , [benadeelde partij 21] [60] , [slachtoffer 10] [61] , [benadeelde partij 25] [62] , [slachtoffer 11] [63] , [benadeelde partij 26] [64] en [slachtoffer 12] [65] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de zegels onderzocht die in beslag genomen zijn bij de volgende aangevers: [benadeelde partij 9] [66] , [slachtoffer 5] [67] , [slachtoffer 6] [68] , [slachtoffer 7] [69] , [benadeelde partij 10] [70] , [benadeelde partij 11] [71] , [benadeelde partij 26] [72] , [benadeelde partij 8] [73] , [slachtoffer 10] [74] , [slachtoffer 12] [75] , [slachtoffer 2] [76] en [benadeelde partij 6] [77] . [verbalisant 1] relateert dat ook deze zegels vals waren.
Verbalisant [verbalisant 5] relateert dat hij zegels overhandigd heeft aan deskundige [deskundige 2] die inbeslaggenomen zijn bij de aangevers: [slachtoffer 1] [78] , [benadeelde partij 17] [79] , [benadeelde partij 16] [80] , [slachtoffer 8] [81] , [benadeelde partij 15] [82] , [benadeelde partij 14] [83] , [benadeelde partij 13] [84] , [benadeelde partij 12] [85] , [benadeelde partij 21] [86] , [slachtoffer 9] [87] , [benadeelde partij 19] [88] , [benadeelde partij 18] [89] en [slachtoffer 11] [90] . [deskundige 2] heeft aangegeven dat deze zegels alle vals waren.
Ten aanzien van de zegels die in beslag zijn genomen bij de aangevers [benadeelde partij 22] , [benadeelde partij 7] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [benadeelde partij 24] en [benadeelde partij 25] is er geen deskundigenrapport of proces-verbaal omtrent de valsheid voorhanden. De aangevers hebben wel verklaard dat PostNL of het postkantoor hen aangaf dat hun pakketjes valse zegels bevatten. Ondanks dat er met betrekking tot deze zegels geen deskundigenrapport dan wel een proces-verbaal van een verbalisant voorhanden is, is de rechtbank van oordeel dat de mededelingen van PostNL of postkantoor, voldoende zijn om bewezen te verklaren dat ook deze zegels vals waren en dat ook deze aangevers zijn opgelicht.”
Het hof neemt deze overwegingen van de rechtbank over en legt ze ten grondslag aan zijn oordeel. In aanvulling daarop overweegt het hof als volgt.
Wetenschap verdachte
Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte wèl wetenschap had van de valsheid van de zegels. Het hof leidt dit af uit de hierboven aangehaalde overwegingen van de rechtbank en voorts uit het navolgende:
  • Zoals hiervoor reeds door de rechtbank is overwogen, ging het iedere keer om stickervellen met combinaties van valse zegels waarbij steeds per combinatie één specifieke plek op een stickervel was gereserveerd voor het bijplakken van een niet valse postzegel van een lage waarde, de zogenaamde bijplakzegel.
  • Het hof kan het werken met een echte bijplakzegel, gelet op de aangetroffen hoeveelheid stickervellen met daarop telkens combinaties van valse zegels, niet anders uitleggen dan een opzettelijk handelen van de verdachte om te voorkomen dat zendingen met valse zegels niet voorbij de postverwerkingsmachines van PostNL zouden komen c.q. dat de valsheid van zegels zou worden ontdekt.
- Dat de verdachte daarin de hand heeft gehad leidt het hof niet alleen af uit de grote hoeveelheid van zulke stickervellen die door verdachte zijn verzonden, maar ook uit zijn handgeschreven instructie om op het stickervel ruimte vrij te houden voor deze bijplakzegel. [92]
  • Niet alleen werden er op stickervellen valse postzegels aangetroffen, maar ook werden valse postzegels gebruikt bij de frankering van poststukken afkomstig van verdachte.
  • Nadat verdachte was gebleken dat zijn aangetekende stukken met voornoemde stickervellen niet meer door klanten werden ontvangen en waarschijnlijk sprake was van ontdekking van de valsheid van de gebruikte zegels heeft de verdachte de verkoopsites op zwart laten zetten.
- Nadat poststukken niet meer werden doorgelaten, heeft verdachte zijn werkwijze aangepast: de afzender werd afgeplakt en er werd op de zendingen vanuit verdachtes onderneming zelf gebruik gemaakt van (echte) digitale postzegels. Op 15 en 16 december 2011 werden op het klantnummer van [medeverdachte 5] 215 zegelafdrukken van € 7 aangemaakt. [94]
  • Hieruit leidt het hof af dat de verdachte precies begreep wat er mis was; de gebruikte zegels waren voornamelijk vals en dat was kennelijk inmiddels door PostNL ontdekt.
  • Het niet langer vermelden van de afzender in combinatie met het gebruik van digitale postzegels, moest voorkomen dat poststukken met de hier besproken gelijksoortige stickervellen zouden worden ontdekt en hun weg niet zouden vinden naar de afnemers. De verdachte heeft door zo te handelen voor PostNL de herkomst van deze poststukken willen verhullen.
  • De verklaring van de verdachte ter zitting in eerste aanleg dat hij, althans zo begrijpt het hof de verdachte, de € 0,44 zegels vóór 2006 in Spanje heeft gekocht, blijkt niet te kunnen kloppen. Uit het rapport van [deskundige 4] en [deskundige 5] van Joh. Enschedé blijkt namelijk dat de € 0,44-zegels door hen geproduceerd zijn in december 2006 en januari 2007
- Uit deze verklaring ter zitting in eerste aanleg leidt het hof af dat de verdachte kennelijk de waarheid heeft willen bemantelen.
Gelet op al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht het hof voldoende bewijs voor wetenschap bij de verdachte van de valsheid aanwezig. Zowel het verhullen als het bemantelen van de waarheid dragen bij aan de overtuiging daarvan. Daar komt bij dat de verdachte, alhoewel daartoe niet gehouden, geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de omstandigheid dat hij over zoveel valse zegels beschikte en hoe hij aan die valse zegels kwam. Door geen duidelijkheid te verschaffen, heeft hij justitie de mogelijkheid onthouden daarnaar onderzoek te doen. De verdachte heeft voor de hier genoemde voor een bewezenverklaring redengevende omstandigheden dan ook geen die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven.
Witwassen (feit 4)In aanvulling op hetgeen hiervoor is overwogen betrekt het hof bij feit 4 ook nog het volgende.
De rechtbank overweegt in het vonnis als volgt:
“Bij feit 2 is al aan de orde gekomen dat de verdachte […] gebruik [heeft] gemaakt van […] nepbetalingen in het kader van de gefingeerde inkoopkant. Daarmee is verhuld dat [hij] geld verdiende met het verkopen van valse postzegels.
De verdachte heeft […] het geld dat binnenkwam op de rekening van [medeverdachte 5] ook nog verborgen door het door te sluizen naar zijn eigen rekening en vervolgens weer contant op te nemen. Ook is er geld door [medeverdachte 5] overgeboekt naar familie van de verdachte. Het contant opgenomen geld is niet meer te traceren.
In de periode van 3 december 2010 tot en met 2011 werd namelijk van de bankrekening van [medeverdachte 5] met rekeningnummer [rekeningnummer] via 80 overboekingen een bedrag van € 826.871,00 overgemaakt naar verschillende bankrekeningen van de verdachte in Nederland en in Duitsland. Vervolgens nam hij van deze privérekeningen in die periode weer een bedrag van € 640.613,- contant op [96] .
Uit de bankafschriften van [medeverdachte 5] bleek dat er in 2010 en 2011 voor een totaalbedrag van
€ 121.050,- overgemaakt is naar bankrekeningen ten name van [medeverdachte 6] , de moeder van de verdachte. Tevens is er geld overgemaakt naar zijn vader, [medeverdachte 3] , en een persoon genaamd [naam 2] . In totaal ging het om een bedrag van € 301.842,48. Nergens blijkt uit dat deze personen enige vordering hadden op [medeverdachte 5] of de verdachte. Dit betroffen dus onverschuldigde betalingen [97] .”
Het hof neemt vorenstaande overwegingen van de rechtbank over en legt deze ten grondslag aan zijn oordeel. In aanvulling daarop overweegt het hof als volgt.
Het hof heeft op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen vastgesteld dat de verdachte met [medeverdachte 5] opzettelijk valse zegels heeft verkocht als ware deze niet vals en (nog) frankeergeldig in combinatie met onvervalste frankeergeldige bijplakzegels om daarmee te voorkomen dat de valse zegels door de postdienst zouden worden opgemerkt. De voor de verkoop van de valse zegels ontvangen inkomsten zijn van (eigen) misdrijf afkomstig. Gelet op de door de verdachte en [medeverdachte 5] gehanteerde werkwijze waarbij onvervalste bijplakzegels werden gebruikt, zijn deze criminele inkomsten vermengd geraakt met legale inkomsten uit de verkoop van frankeergeldige zegels. Nu geen administratie voorhanden is, valt niet te achterhalen welk deel van de inkomsten en uitgaven van verdachte en [medeverdachte 5] verband houdt met de verkoop van valse zegels en welk gedeelte een legale herkomst heeft. Dit levert verhulling van de opbrengst van de verkoop van de valse zegels op. Daarbij is ook nog van belang dat over 2011 door [medeverdachte 5] / [website 1] geen aangifte is gedaan van omzetbelasting en vennootschapsbelasting. [98] Gelet op de duur en frequentie van de verkopen van stickervellen met valse zegels is naar het oordeel van het hof sprake van het met [medeverdachte 5] medeplegen van een gewoonte maken van witwassen zodat het hof niet alleen komt tot een bewezenverklaring van feit 2 en 3, maar ook tot een bewezenverklaring van feit 4 primair.
Voorwaardelijke verzoeken van de verdediging
De raadsvrouw heeft op de terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi voorwaardelijke verzoeken gedaan tot het horen van [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] als getuige. Het hof heeft het Skype chatbericht dat wordt toegeschreven aan [getuige 4] , en waarvan de door de rechtbank gegeven uitleg door de verdediging wordt betwist niet gebruikt voor het bewijs. Ook heeft het hof de verklaringen van [getuige 5] en [getuige 6] niet gebruikt voor het bewijs. Op de voorwaardelijke verzoeken behoeft het hof daarom geen beslissing te nemen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van het gebruiken, te koop aanbieden, afleveren en ten verkoop in voorraad hebben van valse postzegels, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

Het onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:

Medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft gehandeld in valse postzegels en de verdiensten die daarvan het gevolg waren witgewassen. Zijn handelwijze was geraffineerd teneinde afnemers en PostNL om de tuin te kunnen leiden. De handel in valse postzegels door de verdachte had een structureel karakter en moet bijzonder lucratief zijn geweest. Met deze handelwijze heeft hij anderen gedupeerd ten faveure van zichzelf. In dit geval is niet alleen PostNL gedupeerd maar ook meerdere kleine ondernemers. De schade voor PostNL is groot, niet alleen omdat PostNL brieven en pakketten heeft bezorgd waarvoor niet is betaald, maar ook omdat zij forse inspanningen heeft moeten leveren om onderzoek naar deze handelwijze te doen, om de onrechtmatige situatie te doen beëindigen en om de geleden schade vergoed te krijgen. Ook de schade voor sommige afnemers is groot geweest, niet in de minste plaats omdat sommige van hen ook in het onderzoek betrokken raakten en door klanten geassocieerd werden met de handel in valse postzegels, terwijl het hof niet is gebleken dat die ondernemers te kwader trouw waren.
Door dergelijke feiten wordt in meer algemene zin ook het vertrouwen in het economische verkeer geschaad. De diensten van PostNL hebben een groot maatschappelijk belang en daaraan gekoppeld is het belang dat de zegels die gebruikt worden ook echt zijn. Bedrijven moeten mede door het handelen van de verdachte voortdurend investeren in opsporing en preventie. De kosten hiervoor worden uiteindelijk afgewenteld op eerlijke burgers en ondernemers.
Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij tot op heden geen enkele openheid van zaken heeft gegeven.
Gelet op de straffen die doorgaans voor dit soort feiten worden opgelegd, acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur in beginsel passend.
Het hof heeft evenwel acht geslagen op de actuele zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Omtrent zijn gezondheidstoestand heeft de raadsvrouw het nodige naar voren gebracht en ter adstructie daarvan zijn medische stukken overgelegd waaruit blijkt – kort gezegd – dat verdachtes gezondheid deplorabel is. Hij kampt met forse fysieke beperkingen en heeft een relatief korte levensverwachting. Dit beeld wordt naar het oordeel van het hof zo goed als volledig bevestigd in de brief van de medisch adviseur van DJI van 1 mei 2025, zij het dat er een verschil van inzicht bestaat omtrent de detentiegeschiktheid van de verdachte. De raadsvrouw, gesteund door de huisarts van de verdachte, vindt dat daarvan geen sprake is, DJI vindt – strikt genomen – van wel, al moet daarvoor wel van alles worden geregeld om de zorg die de verdachte vanwege zijn medische toestand nodig heeft tijdens een eventuele detentie in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg te kunnen bieden. In haar brief vraagt de medisch adviseur van DJI nadrukkelijk aandacht voor de grote kans op overlijden van de verdachte binnen detentie bij een (langdurige) gevangenisstraf in verband met de sterk verkorte levensverwachting.
Het hof constateert voorts dat sinds de bewezenverklaarde feiten (periode 2010-2012) inmiddels vele jaren zijn verstreken. De verdachte heeft van 14 november 2012 tot en met 10 januari 2013 in voorarrest doorgebracht. Ook heeft hij daarna nog bijna anderhalf jaar in civiele gijzeling doorgebracht als gevolg van de gebeurtenissen die in deze strafzaak centraal staan.
De advocaat-generaal heeft, met name gezien de actuele gezondheidstoestand van de verdachte en zijn levensverwachting, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren (met een proeftijd van 3 jaren en aftrek van voorarrest) gevorderd.
Het hof schaart zich, gelet op het vorenstaande, achter deze vordering van de advocaat-generaal. Met oplegging van een forse voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof constateert dat bij de strafvervolging van verdachte zowel in eerste aanleg als in hoger beroep de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, fors is geschonden. Opmerking verdient dat deze redelijke termijn, anders dan betoogd door de raadsvrouw, niet reeds een aanvang heeft genomen toen op 19 december 2011 de eerste doorzoeking en beslaglegging plaatsvond, aangezien deze plaatsvond in het kader van de civiele beslaglegging door PostNL en dus niet in een strafvorderlijk kader. Naar het oordeel van het hof was op dat moment nog geen sprake van een handeling vanwege de Nederlandse Staat waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. Wat daar ook van zij, er is – zowel in eerste aanleg als in hoger beroep – sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Nu echter aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, volstaat het hof met de enkele constatering van die overschrijdingen.
Vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 5] ( [gemachtigde van benadeelde partij 5] )
De benadeelde partij [benadeelde partij 5] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 802,96. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Namens de benadeelde partij heeft [gemachtigde van benadeelde partij 5] bij e-mailbericht van 29 september 2023 aan het ressortsparket gereageerd op berichtgeving over de zaak, waarbij hij liet weten:
“Ik ben al deze zittingsdagen verhinderd en ben ook te ver weg, om hier voor, ook in vergelijking en kostenoverwegend, terug te komen. Indien ik in Nederland zou zijn, had ik hiervoor zeker tijd vrijgemaakt: het gaat immers om een betrekkelijk groot bedrag betaald aan illegaal uitgegeven postzegels. (...) Post.nl gaf mij aan dat ik de postzegels bij verdachte kon kopen. (...) Dat neemt niet weg dat verdachte onrechtmatig handelde. Maar ik voelde mij gesteund door Post.nl en acht hen mede verantwoordelijk in geval verdachte niet in staat is de schadevergoeding te betalen. (...) Ik heb u hierover eerder mijn bewijsvoering bijgesloten. (…) Ik begrijp de gang van zaken, dat u niet iedereen kan afbellen voor geschikte zittingsdagen. Ik wens dat u als OM de belangen voor mij als slachtoffer en eiser zo goed als mogelijk kan vertegenwoordigen in deze langslepende zaak.”
Het hof verstaat dit e-mailbericht aldus, dat de benadeelde partij zich in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de vordering niet voldoende is onderbouwd. Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij tot een nadere onderbouwing zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Daarom zal het hof de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 20]
De benadeelde partij [benadeelde partij 20] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 600,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het hof schaart zich achter de overwegingen van de rechtbank dat de schade niet als rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde oplichting (feit 3) kan worden aangemerkt omdat de benadeelde partij in die bewezenverklaring niet voorkomt, maar wél als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder feit 2: het afleveren van valse zegels. Voorts is het hof van oordeel dat de schade in de aangifte van 17 december 2012 voldoende is onderbouwd. Wel komt het hof tot een ander bedrag dan door de rechtbank toegewezen. De postzegels werden voor gemiddeld 20% goedkoper ingekocht dan de nominale waarde. Daarom moet naar het oordeel van het hof van de in de aangifte genoemde schade van 691,11 euro ongeveer 20% worden afgetrokken. Het hof schat de schade daarom op afgerond € 550,- (te vermeerderen met de wettelijke rente) en wijst het meer gevorderde af.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ter hoogte van het bedrag van € 550,- (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 26]
De benadeelde partij [benadeelde partij 26] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.758,49. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.461,96. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De verdediging heeft zich voor wat betreft het bedrag van € 2.461,96 gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot voormeld bedrag. Dat bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat die schade is geleden, in dit geval zijnde de datum waarop de benadeelde partij de schade heeft gecompenseerd aan zijn klanten. Onder verwijzing naar bijlage 2 bij de schriftelijke vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij komt die begindatum neer op:
- 28 december 2011 over een bedrag van € 98,58;
- 30 december 2011 over een bedrag van € 1.243,53;
- 5 januari 2012 over een bedrag van € 115,29 en
- 13 januari 2012 over een bedrag van € 1.004,56.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof is van oordeel dat voor wat betreft het bedrag van € 1.193,33 aan niet-uitbetaalde verkoopcommissie de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien nader onderzoek noodzakelijk is (onder meer naar de vraag of en in hoeverre die schade redelijkerwijs als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde is aan te merken). In zoverre kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het gevorderde bedrag van € 86,10, zijnde een door de benadeelde partij gedaan kortingsaanbod aan een klant van de benadeelde partij, wijst het hof af, aangezien het doen van een kortingsaanbod een eigen, vrije keuze van de benadeelde partij was en geen rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt het hof het volgende. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft een benadeelde op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;
of
c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.
Naar het oordeel van het hof is van de hiervoor onder a en c genoemde gronden geen sprake. Dat geldt ook voor de onder b genoemde grond voor zover deze ziet op lichamelijk letsel of het geschaad zijn in zijn eer of goede naam.
Ten aanzien van de restgrond onder b, te weten een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof begrijpt uit de toelichting van de benadeelde partij dat de gebeurtenissen veel impact op hem hebben gehad. Naar het oordeel van het hof is echter op basis van de huidige onderbouwing onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ zoals hiervoor bedoeld. Als de benadeelde partij in de gelegenheid zou worden gesteld tot een nadere onderbouwing levert de behandeling van de vordering naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De proceskosten kent het hof toe op de wijze als door de raadsvrouw van de verdachte becijferd, zij het dat de reiskosten voor de afgelaste regiezitting in eerste aanleg naar het oordeel van het hof ook toewijsbaar zijn nu de benadeelde partij die reiskosten wel heeft gemaakt. Ook zal het hof voor elke opgenomen snipperdag van de benadeelde partij een bedrag van € 150,- toewijzen. Tenslotte zal het hof de gevorderde frankeerkosten van € 7,50 respectievelijk € 9,60 eveneens als proceskosten toewijzen. De proceskosten waarin de verdachte zal worden veroordeeld komen dan in totaal uit op (7x € 45,82 + 4x € 24,60 + 5x € 150 + € 7,50 + € 9,60 =) € 1.186,24.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ter hoogte van het bedrag van € 2.461,96 (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 24]
De benadeelde partij [benadeelde partij 24] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.794,56. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.520,88. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De vordering is in hoger beroep bijgesteld en bestaat uit de volgende posten:
  • kosten niet ontvangen valse postzegels (€ 929,18);
  • kosten vervangen valse zegels (€ 110,71);
  • waarde inbeslaggenomen valse zegels (€ 496,78);
  • immateriële schade (€ 150,00);
  • reiskosten (€ 94,92).
De verdediging heeft zich voor wat betreft de eerste drie posten (in totaal neerkomend op een bedrag van € 1.536,67) gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot dat bedrag (te vermeerderen met de wettelijke rente).
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder de vordering van [benadeelde partij 26] is overwogen omtrent de immateriële schade, wordt de benadeelde partij [benadeelde partij 24] niet-ontvankelijk verklaard voor dat deel van de vordering (de immateriële schade van € 150,00).
Met betrekking tot de post reiskosten overweegt het hof dat op grond van artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en vaste jurisprudentie de hier bedoelde reis- en verblijfkosten slechts voor vergoeding in aanmerking komen als proceskosten (en niet als rechtstreekse schade) en uitsluitend voor zover in persoon – dat wil zeggen: zonder gemachtigde – wordt geprocedeerd. Procedeert de benadeelde partij met een gemachtigde, dan komen slechts de kosten voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde voor vergoeding in aanmerking, en dus niet ook de in artikel 238, eerste lid, Rv bedoelde kosten van de benadeelde partij. Voor zover de benadeelde in hoger beroep de reiskosten als schade heeft willen vorder, verklaart het hof de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van het bedrag van € 1.536,67 (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 6]
De benadeelde partij [benadeelde partij 6] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 250,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 250,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente).
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 19]
De benadeelde partij [benadeelde partij 19] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 410,44. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 107,64. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De raadsvrouw heeft de vordering in hoger beroep gemotiveerd betwist, stellende dat de onderbouwing tekort schiet. Zo is niet aangegeven welk deel van de bestelde postzegels al was gebruikt, terwijl er wel op verschillende momenten postzegels zijn besteld. Voor het alsnog aanleveren van een deugdelijke onderbouwing zou de zaak moeten worden aangehouden, aldus de raadsvrouw.
Het hof onderschrijft die conclusie. Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij tot een nadere onderbouwing zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 11]De benadeelde partij [benadeelde partij 11] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.454,10. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering bestaat uit de volgende posten:
  • 6 uur arbeid om informatie te verzamelen tegen € 35,00 p/u = € 210,00;
  • ingekochte valse postzegels € 1.200,00.
De raadsvrouw heeft de vordering in hoger beroep betwist, stellende dat de onderbouwing tekort schiet.
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de post informatieverzameling onvoldoende is onderbouwd, met name de hoogte van het genoemde uurtarief. Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij tot een nadere onderbouwing zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de ingekochte valse postzegels heeft de benadeelde partij in zijn verhoor van 9 mei 2012 verklaard:

Ik heb op dit moment nog ter waarde van € 1269,92 aan Nederlandse postzegels in bezit welke ik bij [website 1] gekocht heb. Dit betreft de gebruiksverzendwaarde van de postzegels. De inkoopwaarde zal liggen rond de 75% van de verkoopwaarde dus geschat rond de 800/850 euro.”
Op grond hiervan is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes 3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot ten minste een bedrag van € 800,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente). Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld. Voor het overige levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de vordering in zoverre niet-ontvankelijk wordt verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag van € 800,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 8]
De benadeelde partij [benadeelde partij 8] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,50. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 500,50 (te vermeerderen met de wettelijke rente).
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 15]De benadeelde partij [benadeelde partij 15] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 199,49. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdediging heeft de vordering gemotiveerd betwist.
Het hof is van oordeel dat uit de aangifte van 6 juni 2012 in combinatie met het schadeonderbouwingsformulier van 8 januari 2014 voldoende blijkt dat de benadeelde partij enkel de waarde van de ingeleverde zegels heeft opgevoerd. Het hof is dan ook van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 199,49 (te vermeerderen met de wettelijke rente).
De gevorderde proceskosten van € 4,60 (opvragen uittreksels KvK) zijn eveneens toewijsbaar.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van het bedrag van € 199,49 (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 25]
De benadeelde partij [benadeelde partij 25] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 300,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De raadsvrouw heeft de vordering in hoger beroep gemotiveerd betwist, stellende dat de onderbouwing tekort schiet. Voor het alsnog aanleveren van een deugdelijke onderbouwing zou de zaak moeten worden aangehouden, aldus de raadsvrouw.
Het hof onderschrijft die conclusie. Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de vordering nader te onderbouwen de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 10]
De benadeelde partij [benadeelde partij 10] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 363,72. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsvrouw heeft de vordering in hoger beroep gemotiveerd betwist en verzocht deze te beperken tot € 50,00. Daartoe is aangevoerd dat de benadeelde partij wel facturen ten bedrage van € 363,72 heeft ingeleverd, maar dat de zegels die zij nog in bezit had (met een waarde van € 54,60) in beslag zijn genomen. De inkoopprijs moet daar nog onder hebben gelegen.
Het hof is van oordeel dat de onderbouwing van het bedrag van € 363,72 tekort schiet. Met de raadsvrouw is het hof dan ook van oordeel dat slechts een bedrag van € 50,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente) toewijsbaar is. Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de vordering voor het overige nader te onderbouwen zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van het bedrag van € 50,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 18]De benadeelde partij [benadeelde partij 18] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 99,90. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdediging heeft de vordering gemotiveerd betwist.
Het hof is van oordeel dat uit de bij de aangifte van 6 juni 2012 gevoegde factuur voldoende blijkt hoeveel zegels er nog over waren om in te leveren. Het schadebedrag komt, blijkens die factuur, uit op € 62,53. Het hof is dan ook van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 62,53 (te vermeerderen met de wettelijke rente). Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de vordering voor het overige nader te onderbouwen zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag van € 62,53 (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 12]
De benadeelde partij [benadeelde partij 12] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 150,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsvrouw heeft de vordering in hoger beroep gemotiveerd betwist, stellende dat de onderbouwing tekort schiet. Voor het alsnog aanleveren van een deugdelijke onderbouwing zou de zaak moeten worden aangehouden, aldus de raadsvrouw.
Het hof onderschrijft die conclusie. Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij tot een nadere onderbouwing zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 17]
De benadeelde partij [benadeelde partij 17] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 145,51. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsvrouw heeft de vordering in hoger beroep gemotiveerd betwist, stellende dat de onderbouwing tekort schiet. Voor het alsnog aanleveren van een deugdelijke onderbouwing zou de zaak moeten worden aangehouden, aldus de raadsvrouw.
Het hof onderschrijft die conclusie. Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij tot een nadere onderbouwing zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 21]De benadeelde partij [benadeelde partij 21] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 54,98. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering bestaat uit een tweetal posten, waarvan de eerste een bestelling d.d. 18 juli 2011 betreft van € 9,13. De raadsvrouw heeft betoogd dat die bestelling al helemaal was opgebruikt en verzocht enkel de tweede bestelling van € 45,85 toe te wijzen.
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het bedrag van € 45,85 (te vermeerderen met de wettelijke rente) toewijsbaar is. Voor het overige is de vordering onvoldoende onderbouwd. Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij tot een nadere onderbouwing zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 14]
De benadeelde partij [benadeelde partij 14] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 103,90. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsvrouw heeft de vordering in hoger beroep gemotiveerd betwist, stellende dat de onderbouwing tekort schiet. Voor het alsnog aanleveren van een deugdelijke onderbouwing zou de zaak moeten worden aangehouden, aldus de raadsvrouw.
Het hof onderschrijft die conclusie. Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij tot een nadere onderbouwing zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 16]De benadeelde partij [benadeelde partij 16] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 106,70. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsvrouw heeft de vordering in hoger beroep gemotiveerd betwist, stellende dat de onderbouwing tekort schiet. Voor het alsnog aanleveren van een deugdelijke onderbouwing zou de zaak moeten worden aangehouden, aldus de raadsvrouw.
Het hof onderschrijft die conclusie. Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij tot een nadere onderbouwing zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 22]De benadeelde partij [benadeelde partij 22] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 114.606,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 971,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De vordering bestaat uit de volgende posten:
  • waarde inbeslaggenomen valse zegels (€ 971,00);
  • winstderving over 2011, 2012, 2013 (€ 38.922,00);
  • derving ‘privé domein’ serie (€ 540,00);
  • kosten bank beslaglegging (€ 373,00);
  • afzeggen nieuw personeelslid (€ 15.000,00);
  • gedwongen verhuiskosten (€ 3.800,00);
  • immateriële schade (€ 55.000,00).
De verdediging heeft zich voor wat betreft de eerste post (€ 971,00) gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot dat bedrag (te vermeerderen met de wettelijke rente).
De raadsvrouw heeft de overige materiële posten gemotiveerd betwist, stellende dat de onderbouwing tekort schiet. Voor het alsnog aanleveren van een deugdelijke onderbouwing zou de zaak moeten worden aangehouden, aldus de raadsvrouw.
Het hof onderschrijft die conclusie. Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij tot een nadere onderbouwing zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder de vordering van [benadeelde partij 26] is overwogen omtrent de immateriële schade, wordt de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 22] niet-ontvankelijk verklaard voor dat deel van de vordering.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van het bedrag van € 971,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 9]
De benadeelde partij [benadeelde partij 9] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 348,17. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering bestaat uit de volgende posten:
  • ingekochte valse postzegels € 178,76;
  • extra financiële schade door tijdsderving € 169,41.
De verdediging heeft zich voor wat betreft de eerste post (€ 178,76) gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot dat bedrag (te vermeerderen met de wettelijke rente).
De raadsvrouw heeft de tweede post in hoger beroep betwist, stellende dat de onderbouwing tekort schiet. Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de tweede post onvoldoende is onderbouwd, met name de hoogte van het genoemde uurtarief. Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij tot een nadere onderbouwing van deze post zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van het bedrag van € 178,76 (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 7]
De benadeelde partij [benadeelde partij 7] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 322,39. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van € 322,39 (te vermeerderen met de wettelijke rente).
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
[benadeelde partij 13]
De benadeelde partij [benadeelde partij 13] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 77,92. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De raadsvrouw heeft de vordering in hoger beroep gemotiveerd betwist, stellende dat de onderbouwing tekort schiet. Voor het alsnog aanleveren van een deugdelijke onderbouwing zou de zaak moeten worden aangehouden, aldus de raadsvrouw.
Het hof onderschrijft die conclusie. Met het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij tot een nadere onderbouwing zou de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De vordering zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij 23]
De benadeelde partij [benadeelde partij 23] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.336,73. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De verdediging heeft in hoger beroep het hof verzocht aansluiting te zoeken bij hetgeen de rechtbank geoordeeld heeft, te weten het schatten van de schade op € 1.000,00.
Het hof is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden en schat deze, met inachtneming van het overwogene door de rechtbank, op € 1.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente). Voor het overige dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van het bedrag van € 1.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente), nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 60a, 220, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaartde verdachte
niet-ontvankelijkin het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 5 tenlastegelegde en ter zake van het onder 3 tenlastegelegde voor zover dat feit betrekking heeft op de aangevers [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] , [aangever 4] , [aangever 5] en [aangever 6] .
Vernietigthet vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaartniet bewezen dat de verdachte het onder 6 tenlastegelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaaltdat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] ( [gemachtigde van benadeelde partij 5] )

Verklaartde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
niet-ontvankelijken bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 20]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 20] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijstde vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige
af.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 20] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 11 (elf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 26]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 26] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.461,96 (tweeduizend vierhonderdeenenzestig euro en zesennegentig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijstde vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 86,10 (zesentachtig euro en tien cent) aan materiële schade
af.
Verklaartde vordering tot schadevergoeding voor het overige
niet-ontvankelijken bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 1.186,24 (duizend honderdzesentachtig euro en vierentwintig cent).
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 26] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.461,96 (tweeduizend vierhonderdeenenzestig euro en zesennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 34 (vierendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdata van de wettelijke rente voor de materiële schade op:

  • 28 december 2011 over een bedrag van € 98,58;
  • 30 december 2011 over een bedrag van € 1.243,53;
  • 5 januari 2012 over een bedrag van € 115,29 en
  • 13 januari 2012 over een bedrag van € 1.004,56.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 24]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 24] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.536,67 (duizend vijfhonderdzesendertig euro en zevenenzestig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaartde benadeelde partij voor de overige gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaartde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij S. Breunussen ten aanzien van de gevorderde immateriële schade
niet-ontvankelijken bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 24] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.536,67 (duizend vijfhonderdzesendertig euro en zevenenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 6] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 19]

Verklaartde vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 19]
niet-ontvankelijken bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 11]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 11] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 800,00 (achthonderd euro)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaartde vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 11] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 800,00 (achthonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 16 (zestien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,50 (vijfhonderd euro en vijftig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 8] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,50 (vijfhonderd euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 15]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 15] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 199,49 (honderdnegenennegentig euro en negenenveertig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
4,60 (vier euro en zestig cent).
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 15] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 199,49 (honderdnegenennegentig euro en negenenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 25]

Verklaartde vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 25]
niet-ontvankelijken bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 10] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 50,00 (vijftig euro)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaartde vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 10] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 50,00 (vijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 18]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 18] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 62,53 (tweeënzestig euro en drieënvijftig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaartde vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 18] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 62,53 (tweeënzestig euro en drieënvijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 12]

Verklaartde vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 12]
niet-ontvankelijken bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 17]

Verklaartde vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 17]
niet-ontvankelijken bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 21]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 21] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 45,85 (vijfenveertig euro en vijfentachtig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaartde vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 21] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 45,85 (vijfenveertig euro en vijfentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 14]

Verklaartde vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 14]
niet-ontvankelijken bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 16]

Verklaartde vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 16]
niet-ontvankelijken bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 22]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 22] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 971,00 (negenhonderdeenenzeventig euro)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaartde vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 22] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 971,00 (negenhonderdeenenzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 19 (negentien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 9] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 178,76 (honderdachtenzeventig euro en zesenzeventig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaartde vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 9] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 178,76 (honderdachtenzeventig euro en zesenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 322,39 (driehonderdtweeëntwintig euro en negenendertig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 7] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 322,39 (driehonderdtweeëntwintig euro en negenendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 13]

Verklaartde vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 13]
niet-ontvankelijken bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 23]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 23] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijstde vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige
af.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 23] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 december 2011.
De voorlopige hechtenis
Heft ophet geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. R.G.A. Beaujean en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 24 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de bovenregionale recherche Zuid-Nederland, proces verbaalnummer 228C120415, gesloten d.d. 28 juni 2013, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 14760, alsmede op niet genummerde hierna specifiek aan te duiden bescheiden.
2.Het proces-verbaal bevindingen d.d. 18 juni 2012 betreffende onderzoek op 24 februari 2012 naar gegevens over [medeverdachte 5] bij Kamer van Koophandel, p. 10177 en de bijlage bij dit proces-verbaal, te weten een uittreksel Kamer van Koophandel d.d. 23 januari 2012 op pagina 10179.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [security officer bij benadeelde partij 1] namens PostNL d.d. 27 januari 2012, pagina 9891 en met 9892.
4.Het proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, d.d. 12, 14, 19, 20, 27 en 29 november 2018 en 15 januari 2019, pagina 9.
5.Het proces-verbaal van aanvullende aangifte van [security officer bij benadeelde partij 1] namens PostNL d.d. 27 januari 2012, pagina 9916.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 7] p. 6264, 6267, 6268 en 6273.
7.Het proces-verbaal van aanvullende aangifte van [security officer bij benadeelde partij 1] namens PostNL d.d. 27 januari 2012, pagina. 9904 en 9905.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [security officer bij benadeelde partij 1] namens PostNL d.d. 9 december 2011, pagina 9892 en 9893.
9.Het proces-verbaal van aanvullende aangifte van [security officer bij benadeelde partij 1] namens PostNL d.d. 27 januari 2012, pagina 9904 tot en met 9906.
10.Het proces-verbaal van aanvullende aangifte van [security officer bij benadeelde partij 1] namens PostNL d.d. 27 januari 2012, pagina 9906 en 9908.
11.Het proces-verbaal van aanvullende aangifte van [security officer bij benadeelde partij 1] namens PostNL d.d. 27 januari 2012, pagina 9910 en 9911.
12.Het proces-verbaal van aanvullende aangifte van [security officer bij benadeelde partij 1] namens PostNL d.d. 27 januari 2012, pagina 9922 en 9923.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, doorzoeking [adres 4] d.d. 7 september 2012, pagina 1817 tot en met 1821.
14.Rapportages [deskundige 1] d.d. 21 november 2011 en 28 juni 2012, pagina 14300 tot en met 14307.
15.Proces-verbaal van verhoor van [deskundige 1] d.d. 28 juni 2012, pagina 14293 tot en met 14299.
16.Rapportage van [deskundige 2] , pagina 14249 tot en met 14275.
17.Het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 9821 en 9822.
18.De processen-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , pagina 14218 tot en met 14243 en pagina 14591.
19.Rapportage van [deskundige 3] d.d. 23 juli 2014, niet opgenomen in de doornummering.
20.Rapportage van [deskundige 4] en [deskundige 5] d.d. 29 juli 2014, niet opgenomen in de doornummering.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, doorzoeking [adres 4] d.d. 7 december 2012, pagina
22.Het proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, d.d. 12, 14, 19, 20, 27 en 29 november 2018 en 15 januari 2019, pagina 10 en 11.
23.Het proces-verbaal van verhoor deskundige [deskundige 1] , pagina 11353 en het proces-verbaal bevindingen detectieapparatuur PostNL, pagina 10066.
24.Het overzichtsproces-verbaal witwassen, pagina 12281 tot en met 12283.
25.De schriftelijke verklaring van A. [benadeelde partij 22] gevoegd bij het proces-verbaal aangifte door A. [benadeelde partij 22] , pagina 9931 en 9932.
26.Het loop proces-verbaal, pagina 9879 en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 9952, de Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 9953 en het proces-verbaal ter zake onderzoek zegels, pagina 10377.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 9952.
28.Het proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, d.d. 12, 14, 19, 20, 27 en 29 november 2018 en 15 januari 2019, pagina 18.
29.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 10565.
30.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 11494 tot en met 11498.
31.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 11516 tot en met 11519.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 10562 en 10563.
33.Het stamproces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] d.d. 26 juni 2013, pagina 13821 en 13822.
34.Het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde partij 6] , pagina 13880 en het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde partij 3] , pagina 13883.
35.Proces-verbaal van aangifte van A. [benadeelde partij 22] d.d. 21 december 2011, pagina 13858 tot en met 13864.
36.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 29 december 2011, pagina 13866 tot en met 13875.
37.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde partij 6] d.d. 25 april 2012, pagina 13879 tot en met 13881.
38.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 7] d.d. 29 december 2011, pagina 13886 tot en met 13887.
39.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 8] d.d. 29 december 2011, pagina 13888 tot en met 13906.
40.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 30 december 2011, pagina 13909 tot en met 13911.
41.Het proces-verbaal van aangifte van E. [slachtoffer 3] d.d. 17 januari 2012, pagina 13912 tot en met 13924.
42.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 3 januari2012, pagina 13925 tot en met 13932.
43.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 9] d.d. 2 januari 2012, pagina 13933 tot en met 13939.
44.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 29 december 2011, pagina 13940 tot en met 13943.
45.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] d.d. 2 januari 2012, pagina 13944 tot en met 13946.
46.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] d.d. 28 januari 2012, pagina 13951 tot en met 13953.
47.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 10] d.d. 10 februari 2012, pagina 13954 tot en met 13957.
48.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde partij 11] d.d. 9 mei 2012, pagina 13961 tot en met 13975.
49.Het verhoor van aangeefster [benadeelde partij 24] d.d. 11 mei 2012, pagina 13976 tot en met 14000.
50.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 12] d.d. 5 juni 2012, pagina 14001 tot en met 14003.
51.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 13] d.d. 5 juni2012, pagina 14004 tot en met 14008.
52.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 14] d.d. 6 juni 2012, pagina 14009 tot en met 14013.
53.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 15] d.d. 6 juni 2012, pagina 14014 tot en met 14018.
54.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] d.d. 6 juni 2012, pagina 14032 tot en met 14035.
55.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 16] d.d. 5 juni 2012, pagina 14036 tot en met 14039.
56.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 17] d.d. 8 juni 2012, pagina 14040 tot en met 14043.
57.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 18] d.d. 6 juni 2012, pagina 14044 tot en met 14048.
58.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 19] d.d. 21 juni 2012, pagina 14049 tot en met 14054.
59.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] d.d. 12 juni 2012, pagina 14055 tot en met 14061.
60.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 21] d.d. 10 juni 2012, pagina 14062 tot en met 14075.
61.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] d.d. 29 december 2011, pagina 14079 tot en met 14084.
62.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 25] d.d. 30 december 2011, pagina 14085 en 14086.
63.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] d.d. 5 juni 2012, pagina 14087 tot en met 14092.
64.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 26] d.d. 30 juli 2012, pagina 14093 tot en met 14096.
65.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 12] d.d. 17 december 2012, pagina 14312 tot en met 14332.
66.Het proces-verbaal van onderzoek zegels d.d. 6 mei 2013, pagina 14218 en 14219.
67.Het proces-verbaal van onderzoek zegels d.d. 6 mei 2013, pagina 14220 en 14221.
68.Het proces-verbaal van onderzoek zegels d.d. 6 mei 2013, pagina 14222 en 14223.
69.Het proces-verbaal van onderzoek zegels d.d. 7 mei 2013, pagina 14224 en 14225.
70.De processen-verbaal van onderzoek zegels d.d. 7 mei 2013, pagina 14226 tot en met 14229.
71.Het proces-verbaal van onderzoek zegels d.d. 14 mei 2013, pagina 14230 en 14231.
72.Het proces-verbaal van onderzoek zegels d.d. 21 mei 2013, pagina 14232 en 14233.
73.Het proces-verbaal van onderzoek zegels d.d. 27 mei 2013, pagina 14234 en 14235.
74.Het proces-verbaal van onderzoek zegels d.d. 29 mei 2013, pagina 14236 en 14237.
75.Het proces-verbaal van onderzoek zegels d.d. 19 juni 2013, pagina 14238 en 14239.
76.Het proces-verbaal van onderzoek zegels d.d. 19 juni 2013, pagina 14240 en 14241.
77.Het proces-verbaal van onderzoek zegels d.d. 20 juni 2013, pagina 14242 en 14243.
78.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14191.
79.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14193.
80.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14195.
81.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14197.
82.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14201.
83.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14203.
84.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14205.
85.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14207.
86.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14209.
87.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14211.
88.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14213.
89.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14215.
90.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2012, pagina 14217.
91.De processen-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , pagina 14218 tot en met 14243 en pagina 14591.
92.Het proces-verbaal van bevindingen, doorzoeking [adres 4] d.d. 7 december 2012, pagina 1817 tot en met 1821.
93.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 10229 tot en met 10232.
94.Het proces-verbaal van aanvullende aangifte van [security officer bij benadeelde partij 1] namens PostNL d.d. 27 januari 2012, pagina 9903 en 9905.
95.Rapportage van [deskundige 4] en [deskundige 5] d.d. 29 juli 2014, niet opgenomen in de doornummering, opgenomen als bijlage bij AH-514.
96.Het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 25 april 2011, pagina 12287.
97.Het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 25 april 2011, pagina 12288.
98.Het overzichtsproces-verbaal witwassen, pagina 12281.