ECLI:NL:GHSHE:2025:154

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
200.343.815_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake loon bewindvoerder en opvolging instructies van het hof

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter inzake de beloning van de bewindvoerder van de nalatenschap van erflater. De moeder, als appellante, is in hoger beroep gekomen omdat de kantonrechter de bewindvoerder had gemachtigd om een nota van € 7.744,- uit de nalatenschap aan zichzelf te voldoen. De moeder betwist deze beslissing en stelt dat de bewindvoerder de instructies van het hof niet goed heeft opgevolgd. De feiten van de zaak zijn als volgt: erflater is op 7 juni 2013 overleden en had een testament waarin hij zijn moeder als bezwaarde en zijn twee dochters als verwachters benoemde. Er zijn diverse procedures gevoerd tussen de moeder en de belanghebbenden over de nalatenschap. Het hof heeft eerder de bewindvoerder benoemd en aangegeven dat deze de notariële boedelbeschrijving als uitgangspunt moest nemen. De bewindvoerder heeft echter een nieuwe boedelbeschrijving opgemaakt zonder de instructies van het hof te volgen, wat leidde tot onduidelijkheden en een onjuiste weergave van de situatie. Het hof oordeelt dat de bewindvoerder zijn opdracht niet goed heeft uitgevoerd en vernietigt de beschikking van de kantonrechter, waardoor de bewindvoerder zijn nota niet kan voldoen uit de nalatenschap. Het hof geeft aan dat de partijen in de lopende procedure bij de kantonrechter het loonverzoek van de bewindvoerder moeten bespreken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 23 januari 2025
Zaaknummer : 200.343.815/01
Zaaknummer eerste aanleg : 11063001 OV VERZ 24-1895
in de zaak in hoger beroep van:
[moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen als moeder,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh te Roosendaal.
Belanghebbenden in deze zaak zijn:
1. [bewindvoerder] ,
kantoorhoudende te Made, [gemeente] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
2. [belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende 1] ,
advocaat: C.G.A. Mattheussens,
3. [belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende 2] ,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh te Roosendaal.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, van 23 april 2024.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 23 juli 2024;
- het V8-formulier met bijlage van mr. De Jongh, ingekomen ter griffie op 19 augustus 2024;
- het V8-formulier met bijlagen van mr. De Jongh, ingekomen ter griffie op 11 december 2024 met als bijlage de door de bewindvoerder ingediende boedelbeschrijving “beschermingsbewind en curatele” van 5 juni 2023;
- de op 11 december 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn gehoord:
- mr. De Jongh, namens moeder;
- de bewindvoerder,
- mr. Mattheussens namens [belanghebbende 1] .
2.2.
Het hof heeft daarna een datum voor beschikking bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de feiten zoals opgenomen in de beschikking van dit hof van 16 maart 2023. Het hof zal hierna – samengevat – aangeven waar het over gaat.
a. Op 7 juni 2013 is [erflater] (hierna: erflater) overleden. Hij was in gemeenschap van goederen gehuwd met moeder en zij hebben twee dochters [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] .
b. Bij testament van 19 mei 2010 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt en heeft hierbij een zogenaamde tweetrapsmaking gemaakt waarbij moeder als bezwaarde en de twee kinderen (dan wel hun bij plaatsvervulling opkomende afstammelingen) als verwachters van zijn nalatenschap zijn benoemd.
c. Tussen moeder en [belanghebbende 1] zijn diverse procedures gevoerd omdat moeder onder meer niet de door [belanghebbende 1] gevraagde gegevens heeft verstrekt. Wel is op 7 april 2020 een notariële boedelbeschrijving opgemaakt en conform deze boedelbeschrijving bedraagt het bezwaard vermogen € 107.327,69.
Na deze boedelbeschrijving heeft [belanghebbende 1] de kantonrechter onder meer verzocht om moeder te ontslaan uit haar verplichtingen als bewaarder en een bewindvoerder te benoemen. De kantonrechter heeft het verzoek van [belanghebbende 1] bij eindbeschikking van 29 april 2022 afgewezen.
d. Nadat [belanghebbende 1] van deze beschikking in hoger beroep is gekomen heeft het hof bij voormelde beschikking van 16 maart 2023 over het bezwaarde vermogen behorende tot de nalatenschap van erflater de bewindvoerder benoemd tot bewindvoerder met als uurtarief € 200,- exclusief btw (€ 242,- inclusief 21% btw). Hierbij heeft het hof in o.w. 3.8.4. bepaald dat de bewindvoerder de notariële boedelbeschrijving alsmede de beslissingen in die uitspraak en de tussenbeslissing van de kantonrechter als startpunt dient te nemen, waarbij rekening gehouden dient te worden met de bevoegdheden van moeder die uit het testament voortvloeien en dat moeder zo min mogelijk hinder dient te ondervinden van het bewind, nu de doelstelling van het bewind is tot een correcte administratie te komen zonder inperking van de aan moeder krachtens het testament en de wet toekomende bevoegdheden.
3.2.
In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van de bewindvoerder hem gemachtigd om zijn nota ad € 7.744,- uit de nalatenschap van erflater te voldoen. De kantonrechter heeft in die beschikking opgenomen dat [belanghebbende 1] aan de kantonrechter heeft gevraagd of de kantonrechter aan de bewindvoerder opdracht heeft verstrekt om een boedelbeschrijving op te maken, dat de kantonrechter zich niet akkoord vertrouwt met de nota van de bewindvoerder en een bedrag bepaalt wat de kantonrechter vermeent te behoren.
Nadat de kantonrechter een emailbericht met bijlagen van de bewindvoerder had ontvangen heeft de griffier [belanghebbende 1] bericht dat de kantonrechter opdracht heeft verstrekt om een boedelbeschrijving op te maken en dat de kantonrechter akkoord is met het bedrag van de bewindvoerder.
Omdat verzuimd is dit met een beschikking te bevestigen heeft de kantonrechter dit hersteld door de bestreden beschikking te wijzen.
3.3.
Moeder is van deze beschikking in hoger beroep gekomen en verzoekt vernietiging van deze beschikking en opnieuw rechtdoende te beslissen dat de nota van de bewindvoerder ad € 7.744,00 niet akkoord is en het aan de bewindvoerder toekomende loon op nihil wordt gesteld, althans op een zodanig bedrag als het hof juist acht.
In het beroepschrift en ter zitting is gesteld dat moeder het niet eens met deze beschikking omdat het hof niet zonder nadere motivering een van artikel 4:159 BW afwijkende regeling rond de beloning had mogen vaststellen. Verder is moeder niet op de hoogte gesteld van de machtiging of een verzoek daartoe van de bewindvoerder en is er geen contact met haar geweest over de nota. Moeder en (de advocaat van) [belanghebbende 1] hebben diverse brieven gestuurd aan de bewindvoerder en de kantonrechter waarin zij hebben aangegeven zich niet te kunnen vinden in de nota en de werkzaamheden die de bewindvoerder heeft verricht, maar in de bestreden beschikking wordt daar met geen woord over gerept.
De bewindvoerder heeft een boedelbeschrijving opgemaakt, maar er was al een boedelbeschrijving. Daar komt bij dat de bewindvoerder hiervoor ook een verkeerd model heeft gebruikt, dat ook het inkomen en de lasten van moeder in kaart zijn gebracht terwijl dat geen onderdeel is van de opdracht, en dat de vermogensbestanddelen onjuist zijn opgenomen; namelijk voor het geheel in plaats van voor de helft. Van een afgescheiden administratie is dan ook geen sprake.
Inmiddels is aan de kantonrechter verzocht om de bewindvoerder te ontslaan en een afwijkende regeling rond de beloning vast te stellen. Op dat verzoek is, voor zover het hof bekend, nog niet beslist.
3.4.
Ter zitting heeft de bewindvoerder het volgende aangevoerd. Nadat hij benoemd was heeft de bewindvoerder informatie opgevraagd bij de moeder. Omdat hij geen informatie kreeg heeft hij desgevraagd opdracht van de kantonrechter gekregen om een boedelbeschrijving op te maken. Dit heeft hij gedaan en heeft hiervoor alle bankafschriften vanaf het moment van overlijden van erflater digitaal moeten verwerken. Dit heeft veel tijd gekost. De bewindvoerder heeft voor de boedelbeschrijving het model van het meerderjarig beschermingsbewind en curatele gebruikt. De bewindvoerder is van mening dat hij het gehele vermogen van erflater en zijn echtgenote van vooraf aan in kaart moet brengen om te bezien of er wordt ingeteerd op het bezwaarde vermogen.
3.5.
Ter zitting heeft de advocaat van [belanghebbende 1] onder meer aangevoerd dat de boedelbeschrijving van de bewindvoerder meer is geworden dan waar het hof opdracht voor gegeven had. De bewindvoerder geeft weliswaar aan dat hij opdracht had van de kantonrechter, maar het lag op de weg van de bewindvoerder dat hij had moeten aangeven dat de opdracht van de kantonrechter haaks op die van het hof stond.
3.6.
Het hof overweegt als volgt.
Moeder kan, als rechthebbende, in hoger beroep komen van de bestreden beschikking en heeft dit ook tijdig gedaan. Hoewel de beslissing van de kantonrechter al eerder aan mr. Mattheussens was medegedeeld is niet gebleken dat (de procesvertegenwoordiger van) moeder ook al eerder hiervan op de hoogte is gesteld. Moeder stelt dat zij daags voor de mondelinge behandeling op 25 april 2024 bij de kantonrechter bekend is geworden met de bestreden beschikking. Het hoger beroep is dan tijdig ingesteld.
3.7.
In overweging 3.8.4. van de beschikking van dit hof van 16 maart 2023, waarin het hof de bewindvoerder heeft benoemd, heeft het hof tevens aangegeven wat van de bewindvoerder verwacht werd:

Het hof zal dan ook het vruchtgebruik van moeder over de nalatenschap van vader onder
bewind stellen en, conform verzoek van [belanghebbende 1] in (principaal) appel, overgaan tot het
benoemen van een bewindvoerder, die dat vruchtgebruik aangaande het bezwaarde
vermogen ten behoeve van moeder zal beheren en in het bijzonder administreren, en daarbij
uit zal gaan van de boedelbeschrijving als startpunt en deze uitspraak en de tussenbeslissing
van de kantonrechter, alsmede de bevoegdheden van moeder als voortvloeiend uit het
testament, als ook deel hierboven nader geduid. Hierbij zal moeder zo min mogelijk hinder
dienen te ondervinden van het bewind, nu de doelstelling van het bewind is tot een correcte
administratie te komen zonder inperking van de aan moeder krachtens het testament en de
wet toekomende bevoegdheden.”
3.8.
Het voorgaande houdt in dat de op 7 april 2020 opgemaakte notariële boedelbeschrijving als uitgangspunt dient te worden genomen en hierop de volgende correcties dienen plaats te vinden:
  • de destijds vervangen meubels/koelkast/wasmachine behoren voor de helft tot het bezwaarde vermogen (zie o.w. 3.8.3.4);
  • de helft van de waarde van de Renault Clio dient tot het bezwaarde vermogen te worden gerekend (zie o.w. 3.8.3.5.);
  • de schenkingen aan de kleinkinderen, waarvan het hof heeft geoordeeld dat deze niet ten laste van het bezwaarde vermogen mogen worden gebracht, dienen volledig ten laste van het onbezwaarde vermogen van moeder te komen (zie o.w. 3.8.3.5);
  • de in 2021 opgeheven beleggingsrekening, waarvan het saldo is overgeboekt naar een spaarrekening (zie o.w. 3.5.2.), behoort voor de helft tot het bezwaarde vermogen.
Vervolgens dient de bewindvoerder de aangepaste boedelbeschrijving jaarlijks te actualiseren, dus inclusief de geactualiseerde WOZ-waarde van het appartementsrecht, de hypothecaire lening en bankrekeningen voor zover deze onder het bezwaarde vermogen vallen, inclusief alle mutaties, met inachtneming van de bepalingen in het testament. Hierbij moet voor de maximale inzichtelijkheid de structuur van de boedelbeschrijving gevolgd worden.
3.9.
De bewindvoerder heeft enkel een boedelbeschrijving d.d. 5 juni 2023 op basis van het (onjuiste) model beschermingsbewind en executele overgelegd, zonder nadere onderbouwing. Het hof moet dan ook concluderen dat de bewindvoerder de instructies van het hof niet heeft uitgevoerd. De bewindvoerder heeft de notariële boedelbeschrijving van 7 april 2020 als uitgangspunt moeten nemen, maar heeft dat niet gedaan. De bewindvoerder had met het hof overleg moeten voeren op het moment dat de kantonrechter een andere opdracht dan het hof heeft gegeven, dan wel opnieuw in contact moeten treden met de kantonrechter om het verschil in opdrachten te bespreken. Dat de bewindvoerder dit niet heeft gedaan en zelf aan de slag is gegaan en daardoor alle bankafschriften vanaf 2013 digitaal heeft verwerkt, terwijl hij moest uitgaan vanaf de stand van zaken per (begin) 2020 (en dus ca zeven jaar tevergeefs digitaal heeft verwerkt), rechtvaardigt niet dat hij deze uren in rekening kan brengen. Ook de door hem opgestelde boedelbeschrijving voldoet niet aan wat het hof heeft opgedragen omdat daar onder meer wordt uitgegaan alsof het gehele vermogen van moeder onder bewind staat, terwijl alleen het bezwaarde vermogen van moeder uit de nalatenschap van erflater onder bewind staat.
3.10.
Gezien het voorgaande acht het hof het hoger beroep gegrond en zal het hof de beschikking vernietigen. Dit heeft tot gevolg dat de bewindvoerder niet zijn nota van € 7.740,- uit het bezwaarde vermogen van de nalatenschap van erflater aan zichzelf kan voldoen.
Het hof kan geen beslissing nemen over de hoogte van het loon van de bewindvoerder. Dit omdat de bewindvoerder zijn opdracht niet goed heeft uitgevoerd. Het hof zal het loon ook niet op nihil stellen, omdat de bewindvoerder wel werkzaamheden heeft verricht die wellicht onder de opdracht van het hof (zouden kunnen) vallen, maar of dit zo is en hoeveel uur dit zou zijn heeft de bewindvoerder niet gesteld.
Het hof geeft partijen mee om in de lopende procedure bij de kantonrechter het loonverzoek van de bewindvoerder aan de orde te stellen.
3.11.
Ter verduidelijking van de eerder gegeven beschikking en ten behoeve van de verdere gang van zaken wenst het hof te benadrukken dat het hof wel bevoegd was en is een van artikel 4:159 BW afwijkende regeling vast te stellen.
Artikel 3:221 lid 3 BW geeft immers de rechter (in dit geval het hof) de bevoegdheid de beloning - in afwijking van artikel 4:159 BW - op grond van “
bijzondere omstandigheden” anders te regelen. Benoeming van een externe bewindvoerder vormt een bijzondere omstandigheid. In overweging 3.8.5. van de eerdere beschikking is het daarbij geldende uurtarief bepaald en in het dictum is bepaald dat de jaarlijks vast te stellen beloning ten laste komt van de nalatenschap (het bezwaarde vermogen).

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, J.I.M.W. Bartelds en R.L.G. Kraaijvanger en is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2025.