ECLI:NL:GHSHE:2025:150

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
20-003528-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontucht met minderjarige kinderen door vader

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige kinderen. De verdachte is schuldig bevonden aan meermalen ontucht plegen met zijn kinderen, waarbij hij hen betastte aan hun borsten en vagina's, en zichzelf bevredigde in hun bijzijn. De rechtbank had eerder de verdachte vrijgesproken van een deel van de aanklachten, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00 per slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn handelen ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn kinderen, wat langdurige schade kan veroorzaken. De verdachte heeft geen berouw getoond en zijn verklaringen zijn als onbetrouwbaar beoordeeld. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de strafmaat verdisconteerd, wat heeft geleid tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-003528-23
Uitspraak : 22 januari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 15 december 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-067283-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van hetgeen onder feit 1 aan hem ten laste is gelegd. De rechtbank heeft het onder feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘ontucht plegen met zijn minderjarig kind’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis. Voorts is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen tot het bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, onder niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van haar vordering en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [slachtoffer 2] is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Tot slot zijn beslissingen gegeven over de proceskosten.
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, telkens tot het bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in het overige gedeelte van hun vorderingen. Tevens is gevorderd om ten behoeve van de slachtoffers de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen is geconcludeerd dat deze daarin niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, dan wel dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 22 mei 2017 tot en met 1 september 2019 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 1] , door (telkens):
- de (ontblote) borsten en/of (ontblote) vagina, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer 2] (onder de kleding) te betasten en/of
- (een) vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] te brengen;
2.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 22 mei 2017 tot en met 1 juni 2020 te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden, althans in het arrondissement Oost-Brabant, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , door (telkens):
- de (ontblote) borsten en/of (ontblote) vagina, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer 1] (onder de kleding) te betasten en/of
- zichzelf af te trekken in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij, meermalen, in de periode van 22 mei 2017 tot en met 1 september 2019 in het arrondissement Oost-Brabant ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 1] , door:
- telkens de (ontblote) borsten en/of (ontblote) vagina van die [slachtoffer 2] (onder de kleding) te betasten en
- eenmaal een vinger in de vagina van die [slachtoffer 2] te brengen;
2.
hij, meermalen, in de periode van 22 mei 2017 tot en met 1 juni 2020 in het arrondissement Oost-Brabant ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , door:
- telkens de (ontblote) borsten en/of (ontblote) vagina van die [slachtoffer 1] (onder de kleding) te betasten en
- eenmaal zichzelf af te trekken in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, eenheid Oost -Brabant, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met registratienummer PL2100-2020058614, in het onderzoek ‘Scudda’, op ambtsbelofte opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, gesloten d.d. 3 maart 2021, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-184. De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is, voor zover dit dienstig is geacht, zakelijk weergegeven.

1..

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juni 2020 met bijlagen, dossierpagina’s 54-57, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Naar aanleiding van het onderzoek aangaande het vermoeden van seksueel misbruik van zijn minderjarige stiefdochters [betrokkene/andere dochter verdachte] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door hun biologische vader [verdachte] heeft bijgevoegde mailwisseling plaatsgevonden tussen mij, verbalisant en stiefvader [getuige 1] . Deze mailwisseling betreft de online chat d.d. 2 juli 2018 die [getuige 1] anoniem heeft gehad met Slachtofferhulp en de melding van [getuige 1] d.d. 11 juni 2020 21:25 uur van het versturen van een snapchatfoto door [verdachte] van de trap thuis met een strop daarbij en de tekst dat het leven geen zin meer heeft naar zijn stiefdochter [slachtoffer 1] en haar nichtje.
Inhoud chatgesprek:
- welkom bij Slachtofferhulp Nederland.
- U bent in gesprek met [naam]
- mijn jongste 2 stiefdochters van 12 en 13 jaar oud vertelden gisteren ineens dat hun vader ze op plaatsen aanraakt waar dat niet hoort en de meiden wilden het liefst aangifte doen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 juni 2020, dossierpagina’s 58-67, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Wanneer hoort u voor het eerst dat er iets gebeurd zou zijn tussen [verdachte] en een van de meisjes?
- In 2018 (…).
Van wie hoort u dit en wat hoort u precies?
- Ik was gaan sporten en ik kwam thuis om mijn douchespullen te pakken. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten samen op de slaapkamer. Ze zaten te huilen. Ik vroeg wat er was. [slachtoffer 1] zei: "Mamma ik weet niet of we dat mogen vertellen". Ik vroeg wat er was gebeurd. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zeiden dat papa aan ze had gezeten, seksueel.
Probeer eens te vertellen wat ze exact zeiden?
- Dat pappa aan de borsten en aan de vagina had gezeten.
Wie zei dat dan?
- Dat zeiden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Bij wie zou pappa dat gedaan hebben?
- Bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
En dan?
- [getuige 1] kwam naar boven omdat de meiden aan het huilen waren. De kinderen zeiden ook tegen [getuige 1] wat er was gebeurd.
Hoe was het dan die avond gegaan nadat de kinderen het hadden verteld?
- We hebben toen slachtofferhulp ingeschakeld.
- Ook toen in 2018 kwamen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] samen zeggen dat dat pappa aan haar had gezeten.
Zijn er nog meer incidenten met betrekking tot [slachtoffer 1] ?
- Ja op 2e Pinksterdag (…) zag ik dat de fiets van [slachtoffer 1] voor de deur stond. [slachtoffer 1] zat binnen helemaal in paniek huilend op de bank. [slachtoffer 1] zei snikkend dat pappa weer aan haar gezeten had. Pappa had terwijl ze sliep in de auto aan de borsten gezeten. [slachtoffer 1] had gezegd: "Pappa wat ben je aan het doen?". Hij had gezegd: "Niks niks". Thuisgekomen was ze op de bank gaan liggen en in slaap gevallen. Hij was toen naast haar gaan liggen en had haar gevingerd terwijl hij zich had afgetrokken. Ze vertelde dat ze haar GSM naast haar had liggen en dat ze een knopje nog had in kunnen duwen en had opgenomen. Ze zei toen: "Mamma ik heb bewijs eindelijk heb ik bewijs dat pappa aan mij heeft gezeten". Ik weet dat op een gegeven moment [slachtoffer 1] naar [slachtoffer 2] was gerend en dat ze had gezegd: " [slachtoffer 2] pappa heeft aan me gezeten, ik moet hier weg". Hierop is ze met de fiets naar ons gekomen. Maar ze had haar GSM in de haast daar laten liggen. Later hebben wij gevraagd waar de telefoon was. Hij zei toen dingen als dat hij naar de reparateur was en dat hij die in het weiland had gegooid.
Wat zijn de incidenten wat er tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] is gebeurd?
- Datgene wat ze in 2018 heeft gezegd samen met [slachtoffer 1] . Dat pappa aan de borsten en vagina had gezeten bij hen beiden.
- [slachtoffer 1] is helemaal klaar met pappa en ze gaat er ook niet naartoe. Ze heeft nog wel via Snapchat contact met haar (
het hof begrijpt:hem). [slachtoffer 2] krijgt die berichten ook binnen.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juni 2020 met bijlagen, dossierpagina’s 68-77 in het bijzonder het Snapchatbericht van de verdachte aan [slachtoffer 2] op pagina 70, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] en het betreffende bericht:
Naar aanleiding van de getuigenverklaring van [getuige 2] waarin zij verklaard heeft dat er chatgesprekken zijn geweest tussen [slachtoffer 2] en haar vader [verdachte] zijn van deze chatgesprekken print-screens gemaakt en aan mij, verbalisant, verstuurd door de stiefvader [getuige 1] . Ik, verbalisant, heb in totaal 9 print-screens op woensdag 10 juni 2020 om 07.42 uur via mail ontvangen. Deze print-screens zijn gevoegd bij dit proces-verbaal van bevindingen.
Bericht van [slachtoffer 2] aan de verdachte:
“Papa wat jij in mij leven hebt gedaan is niet goed voor een meisje zo als mij ik ben half in een depressie gevallen ik voel niemands pijn meer zelfs mij eigen pijn niet ik kan nooit meer vergeten wat jij bij mij hebt gedaan ik hou heel veel van jou maar ik had gehoop dat jij als vader dit never nooit had gedaan en dat ik een normaal leven lijden maar nee ik ontplof van pijn van jou aan richten aan mij lichaam.”

4..

Het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 juni 2020, dossierpagina’s 81-90, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 1] :

Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Geboren: [geboortedatum 2]
Adres: [adres 2]
Postcode plaats: [adres 2]
Wie is jouw papa?
- [verdachte] .
Wat heeft papa bij jou gedaan dan?
- Ik was in de auto in slaap gevallen. Hij raakte mijn borsten aan. Ik was helemaal verstijfd. Bij papa thuis was ik moe en ben ik op de bank in slaap gevallen. Ik werd wakker omdat hij mij aanraakte. Hij zat met zijn hand in mijn broek. Ik zag dat hij met zichzelf bezig was. Ik pakte mijn telefoon om een filmpje te maken om bewijs te hebben. Hij zag dit. Hij wilde dat ik het zou verwijderen en dan zou hij niks meer doen. Ik liep weg en hij kwam me achterna. Ik was bang en heb mijn telefoon op de bank gegooid. Ik ben naar buiten gelopen en daar kwam ik [slachtoffer 2] en [betrokkene/andere dochter verdachte] tegen. Ik zei tegen [betrokkene/andere dochter verdachte] en [slachtoffer 2] wat er gebeurd was.
Nou hoor ik jou vertellen over iets wat in de auto was gebeurd. Kun je eens vertellen
hoe dat ging?
- Ik was best wel moe. Ik had de hele dag in de stad gelopen. We gingen weg van mijn nichtje waar ik was blijven slapen. Ik viel een beetje in slaap in de auto. Ik voelde dat hij me aan een van mijn borsten aan raakte. Ik schrok hiervan wakker en verstijfde, we waren bijna bij een vriendin van mij en ik hoopte dat ik het tegen een van mijn vriendinnen kon vertellen maar er was niemand thuis. We zijn uiteindelijk naar huis gegaan.
Waar zit wie in de auto?
- Papa rijdt en ik zit ernaast.
Hoe zit het met je kleding?
- Ik had een t-shirt met een broek aan.
Als papa jouw borst aan raakt, hoe gaat dit?
- Hij zet zeg maar zijn hand op mijn shirt en toen ging ’ie dat aanraken.
Wat raakt hij dan aan?
- Gewoon heel mijn borst zeg maar.
Je hebt er twee, welke raakt hij aan?
- Linkerborst.
Wat doet hij dan als hij je daar aanraakt?
- Gewoon zeg maar, gewoon erover heen zeg maar gaan. Ik schrok wakker en toen trok hij zich snel terug.
Had je onder je shirt nog iets anders aan?
- Ja, een bh.
Welke dag was het dan?
- Volgens mij een zondag of een maandag.
Hoe lang is het dan geleden?
- Twee weken ongeveer denk ik. Niet afgelopen weekend maar het weekend daarvoor en dan die week.
Moest je die dag ook naar school?
- Nee toen niet. volgens mij was het toen tweede pinksterdag (toevoeging hof: Tweede Pinksterdag viel in 2020 op 1 juni 2020).
Dan komen jullie thuis en toen viel je in slaap op de bank. Hoe gaat dat dan?
- We kwamen thuis en ik ging op de bank zitten, tv kijken. Ik was zo moe en viel in slaap op de bank. Hij stak ineens zijn hand in mijn broek en toen werd ik daar wakker van. Mijn telefoon lag naast mij en toen dacht ik, dan pak ik mijn telefoon en dan probeer ik dat te filmen, zodat ik bewijs had dat hij dit had gedaan. Hij kwam hierachter en wilde dat ik het filmpje zou verwijderen. Ik wilde dit niet en liep weg. Hij kwam mij achterna en ik werd bang. Hij is dus later in mijn telefoon gekomen terwijl hij zei dat hij hier nooit in kwam en ook niet in kon komen. Hij heeft nu alles verwijderd. Op Snapchat zei hij dat hij mijn telefoon in een weiland had gegooid en nu naar een maker had gebracht.
Hoe gaat dat dan als hij met zijn hand in jouw broek gaat?
- Ik lag te slapen, toen ik wakker werd zag ik dat hij dat deed. Ik denk dat hij mijn knoop open heeft gemaakt want die was open. Ik zie dan dat hij met zijn hand in broek zit.
Tot waar is die hand gekomen?
- Een beetje bovenaan zeg maar.
Je zegt een beetje bovenaan, tot waar komt die hand dan?
- Een beetje tot waar mijn schaamlippen beginnen.
Wat doet hij met zijn hand?
- Hij wreef er een beetje overheen en toen werd ik wakker. Hij deed toen niks meer, behalve dat hij zichzelf ook aan het doen was.
Wat was ’ie bij zichzelf aan het doen dan?
- Ik weet niet hoe je dat noemt. Zijn eigen piemel omhoog en omlaag aan het doen.
Is er nog meer verteld tegen de politie van Eersel?
- Nee, ja wat er in de zomer bij [slachtoffer 2] nog is gebeurd.
Wat was er in de zomer met [slachtoffer 2] gebeurd dan?
- Toen raakte papa [slachtoffer 2] ook aan op plekken waar het niet hoorde. (…). [slachtoffer 2] lag te slapen en toen raakte papa [slachtoffer 2] aan. Ik liep op dat moment naar boven dus heb dat gezien. Ik ben toen meteen weer naar beneden gelopen omdat ik ervan schrok.
Wat heb je gezien dan?
- Dat papa [slachtoffer 2] aanraakte bij haar vagina.
Hoe kon je dat zien?
- De deur was open van haar slaapkamer in het vorige huis hier in Eindhoven.
Hoe zaten of lagen je vader en [slachtoffer 2] toen?
- [slachtoffer 2] sliep en papa zat op haar bed zeg maar.
Hoe kun je dan zien dat je vader aan de vagina van [slachtoffer 2] zat?
- Hij zat op het randje van het bed en haar broek was uit.
Hoe zat het met haar onderbroek?
- Dat kan ik me niet meer zo goed herinneren of die aan of uit was.
Hoe lag het dekbed?
- Ze lag op het dekbed, dus het dekbed lag onder haar.
Waar raakte hij haar precies aan bij haar vagina?
- Dat heb ik niet kunnen zien.
Wat heeft papa ervan meegekregen dat jij dit gezien hebt?
- Dat heeft hij waarschijnlijk niet gezien.
Tegen wie heb je dit verteld?
- Ik heb het hier alleen met [slachtoffer 2] over gehad.
Je zegt dat het in de zomer was, welke zomer bedoel je dan?
- Vorige zomer, 2019.

5..

Het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 juni 2020, dossierpagina’s 91-101, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 2] :

Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Geboren: [geboortedatum 1]
Adres: [adres 3]
Postcode plaats: [adres 3]
Waarover kom je bij ons praten, je geeft aan dat papa iets gedaan heeft waarover je graag wilt vertellen.
- Over aanrakingen, op lichaamsdelen waar je als vader niet moet aanraken. Hierover
kom ik vertellen.
We zullen het eerst over jou hebben wat er met jou gebeurd is.
- Het begon in groep 7, ik was gewoon beneden op de bank. Ik was aan het slapen/dutten en toen kwam papa ineens langs en deed ineens zijn hand in mijn broek. Ik zag dit en was meteen helemaal verstijfd. Ik kon het niet stoppen. Het gebeurde vaker. We gaan om het weekend naar papa. Het ene weekend gebeurde het wel en het andere weekend niet. Ik verstijfde als hij mij aanraakte en kon dan niets meer doen.
Hoe oud ben je nu?
- 14.
En toen?
- Ongeveer 11 jaar oud.
Je zegt het was in groep 7 gebeurd, weet je wanneer ongeveer?
- In de zomer.
Waar woonde papa toen?
- In Eindhoven dicht bij Tongelre.
Papa deed zijn hand in jouw broek, wat deed hij precies?
- Ik was aan het slapen. Hij had zijn hand in mijn broek gedaan en hij deed hier allemaal aanraken. Ik werd dan wakker en had mijn broek dan uit. Ik begreep dan niet wat er gebeurd was en dat ik met broek aan was gaan slapen en nu werd ik wakker zonder broek.
Wat deed hij dan met zijn hand?
- Hij ging met zijn vingers op en neer en probeerde met zijn vinger in te gaan.
Waar gaat hij dan in?
- Mijn kut. In, dat lukte niet, dus eroverheen.
Heeft hij wel geprobeerd erin te komen?
- Ik voelde gewoon dat hij dat probeerde.
Wat is dan de volgende keer dat je kan herinneren?
- Ik lig dan bijvoorbeeld in bed en dan komt hij erbij liggen en doet dan hetzelfde als op de bank.
Is het wel eens anders?
- Het is wel eens gebeurd bij iemand op visite. Ik had het toen koud en had een deken om me heen. Hij deed toen zijn hand onder deze deken en deed het toen ook. We waren toen bij opa en oma op visite volgens mij. Dit was een paar weken na de eerste keer.
Hoe is het dan met jouw kleding?
- Ik heb dan bijvoorbeeld gezwommen en lig ik te zonnen. Ik heb mijn bikinibroekje
aan en dan stopt hij zijn hand in mijn bikinibroekje.
De eerste keer is hij niet in jouw kut geweest. Is dat ooit anders geweest?
- Ja, een keer. Het was echt heel vies. Ik voelde me ook heel vies. Ik ben toen naar de wc gegaan en heb toen mijn kut meteen afgeveegd. Ik zei toen dat ik me wilde douche en hij zei toen op een normale manier: "Ja is goed". Hij zei dit op een normale manier alsof hij niet realiseerde wat hij had gedaan.
Wanneer was dat?
- Ik denk dat dit in groep 8 was.
Waarom denk je dat?
- Ik ging toen na een paar weken van de basisschool af. Ik was toen bijna 13 jaar oud.
Het gebeurde dat dat hij in jouw vagina is geweest?
- Hij zat hier heel diep in. Met zijn vinger.
Wat doet hij dan?
- Hij gaat dan rondjes draaien en dat doet heel veel pijn.
Waar gebeurde dit?
- Dat was in het andere huis waar wij toen naar toe zijn verhuisd. In [adres 10] . Ik was gewoon op de bank een film aan het kijken en hij kwam toen gewoon net als de eerste keer langs me zitten.
Wat doet hij dan?
- Eerst was hij heel lief en vroeg of ik iets lekkers wilde. Hij gaat dan met zijn hand naar mij toen en ik verstijf dan meteen. Ik weet dan niet wat ik moet doen. Ik bleef maar naar de televisie kijken. Hij ging toen met zijn vinger erin en draaide rondjes. Ik ben toen gewoon blijven zitten en toen deed het zo een pijn dat ik nog meer verstijfde. Ik zei dat ik naar de wc moest en ben opgestaan en ben naar de wc gegaan en ben gaan douchen.
Hoe zat het met jouw kleding toen?
- Die waren toen niet uit. Ik had gewoon een losse outfit aan. Hij ging er toen meteen in. Ik had toen een losse broek aan en hij hoefde die niet uit te doen.
Wanneer stopt het?
- De laatste keer dat het bij mij gebeurd was was de eerste week dat ik naar de middelbare school ging.
- [slachtoffer 1] vertelde me dat papa haar op plekken aangeraakt had wat zij niet wilde.
Wat vertelde [slachtoffer 1] dan?
- Ze vertelde dat hij haar ineens ging aanraken, dat als ze in de douche is hij kijkt door het badkamerraam. Hij haar begluurt als ze aan het omkleden is.
Welk huis is het dan als [slachtoffer 1] dat tegen je vertelt?
- Het huis waar we nu wonen, het huis op [adres 2] .
Wanneer heeft [slachtoffer 1] dit tegen jouw verteld?
- Een paar weken geleden. De eerste keer dat ze mij iets vertelde was toen ik de eerste week op de middelbare school zat en de tweede keer was ergens in januari 2020.
Heeft ze ook verteld over aanraken?
- Afgelopen week vertelde ze heel boos dat papa haar aangeraakt had aan haar kut. Ik werd toen heel boos omdat hij dit bij mij ook gedaan had. Ik weet ook dat [slachtoffer 1] hierover niet liegt. Ik heb toen tegen [slachtoffer 1] gezegd dat ze haar fiets moest pakken en naar mama moest fietsen. Ik ben toen naar papa gegaan en gevraagd waarom hij dit gedaan had. Papa zei dat [slachtoffer 1] random foto’s had gemaakt.
Heeft [slachtoffer 1] nog iets meer verteld wat er gebeurd?
- Nee, alleen dat papa haar telefoon afgepakt had en in het weiland gegooid had. Ik ben toen over het hek geklommen om de telefoon te gaan zoeken. [slachtoffer 1] had een filmpje gemaakt terwijl hij deze dingen deed. Ik heb toen het nummer van [slachtoffer 1] gebeld en hoorde in het keukenkastje de telefoon van [slachtoffer 1] afgaan. Papa kwam toen ook binnen en zei dat de telefoon niet daar lag maar in het weiland lag. Ik dacht waarom hoor ik hem dan hier. Ik moest toen weg van papa en ik zag dat hij de telefoon in zijn zak deed.
[slachtoffer 1] had een filmpje gemaakt vertel hier eens over.
- Papa raakte haar aan, aan haar kut. [slachtoffer 1] had hier, via Snapchat, een filmpje gemaakt en wist niet goed wat ze moest doen maar dacht dat ze dan bewijs had. Papa zag dit en werd toen boos en toen is haar telefoon waarschijnlijk op de bank achter gebleven omdat zij ons thuis hoorde komen en onze kant op rende. [slachtoffer 1] kwam naar buiten gerend toen ik binnen wilde komen na het zwemmen. Ze vertelde me dat papa haar aangeraakt had en dat zij dit gefilmd had. Haar telefoon lag toen nog binnen. Ik ben toen naar binnen gerend. [slachtoffer 1] is naar mama gegaan. (…) Later toen ik het telefoongeluid van [slachtoffer 1] ’s telefoon uit het keukenkastje hoorde en ik van papa naar buiten moest gaan, heeft hij de telefoon uit het keukenkastje gepakt. Dit kon ik nog net zien toen hij de luifel dichtdeed. Ik heb ongeveer 5 minuten buiten gezeten en toen mocht ik binnenkomen om te gaan eten.
Je gaf aan dat papa de inlogcode van [slachtoffer 1] haar telefoon weet?
- Klopt. Hij weet de code van haar telefoon.
Even terug naar dat je vader in je broek zit en je zegt dat je slaapt. Hoe kan het dat je dan weet dat hij met zijn vinger rond draaiende bewegingen maakt op jouw vagina?
- Ik was aan het dutten. Ik sliep nog niet helemaal, toen dit gebeurde was ik verstijfd maar kon tussen mijn spleetjes van mijn ogen die bijna dicht waren, dat hij met zijn hand in mijn broek zat. Ik zat/lag half op de bank en papa zat naast mij toen hij dit deed.
Als we het over papa, je vader, hebben over wie hebben we het dan?
- [verdachte] .

6..

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2020, dossierpagina’s 22-23, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

Op 2 juni 2020 ontving ik, verbalisant [verbalisant 3] , het verzoek om op het adres [adres 2] de telefoon van [slachtoffer 1] op te halen bij vader [verdachte] . Op 2 juni 2020 omstreeks 17:30 uur belde ik aan op het adres. Ik werd op de oprit te woord gestaan door [verdachte] . Ik deelde hem mede dat ik de telefoon van [slachtoffer 1] op kwam halen en dat ik met hem wilde spreken over een aantal openstaande boetes. Hierop werd ik binnengelaten. Ik hoorde dat hij verklaarde dat de telefoon van [slachtoffer 1] niet in de woning was. Hij had de telefoon weggebracht naar een reparatiebedrijf in Eindhoven omdat het oplaadpunt van de telefoon kapot was.
Ik ben op 3 juni omstreeks 19:15 uur naar de woning van [verdachte] aan [adres 2] gegaan. [verdachte] opende de deur en overhandigde mij de telefoon van [slachtoffer 1] . Ik ben vervolgens naar [adres 3] gegaan om de telefoon aan [slachtoffer 1] te overhandigen. Ik overhandigde de telefoon aan haar. Ik zag dat [slachtoffer 1] de telefoon opende en direct zei dat er een oude backup op haar telefoon stond. [slachtoffer 1] zei: "nu is alles weg". Ik deelde mede dat [verdachte] had verklaard dat hij de telefoon had laten repareren omdat de laadconnector kapot zou zijn. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] meteen zei dat die niet kapot was en dat het onzin was. Zij keek in haar telefoon en deelde mede dat [verdachte] het wachtwoord van de iCloud had veranderd.

7..

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2020, dossierpagina’s 29-35, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :

Onderzoek iPhone X [slachtoffer 1] :
Het toestel werd op 24 juni 2020 uitgelezen met de daarvoor geschikte forensische apparatuur.
Locaties:
Bij onderzoek aan het toestel zag ik dat op het de locatie service was ingeschakeld. De locaties van het toestel zijn door mij onderzocht vanaf dat het incident zou hebben plaats gevonden. Bij onderzoek aan de opgeslagen gps-locaties zag ik dat het toestel, na het incident op 1 juni 2020, zich bevond op de navolgende gps-locaties:
(…)
Hof: de GPS-locaties betreffen achtereenvolgens:
  • Op 1 juni 2020 vanaf 16:59 uur: [adres 2] (woonadres verdachte), Noord Brabantlaan Eindhoven (Mac Donalds vestiging), weer [adres 2] ;
  • Op 2 juni 2020 vanaf 07:48 uur: Randweg-Oost Budel, Havenweg Budel-Dorplein, [adres 4] , [adres 5] (AH), [adres 6] (Boerenbond), [adres 2] , [adres 7] , [adres 8] , [adres 2] ;
  • Op 3 juni 2020 vanaf 14:47 uur: [adres 9] en vanaf 15:49 uur [adres 2] .
Ik zag dat er na deze periode geen locaties meer waren opgeslagen. Opgemerkt wordt daarbij dat het toestel op 3 juni 2020 omstreeks 19:15 uur, door wijkagent [verbalisant 3] werd opgehaald en bij de verdachte en omstreeks 19:20 uur werd overhandigd aan [slachtoffer 1] .
Onderzoek reset iPhone:
Door [slachtoffer 1] werd verklaard dat haar vader haar telefoon had gereset, zodat alles weg was.
Bij onderzoek aan de iPhone X zag ik dat deze op dinsdag 2 juni 2020 omstreeks 20:21:34 uur vermoedelijk terug is gezet naar fabrieksinstellingen. Wanneer het toestel wordt gewist maakt het iPhone besturingssysteem (IOS) een zogenaamde null byte aan. Ik zag in het bestandssysteem van de telefoon op het path /private/var/root dat de null byte aanwezig was met als tijdstempel dinsdag 2 juni 2020 omstreeks 20:21:34 uur.
Onderzoek restore iPhone:
Bij onderzoek aan het toestel zag ik in de logs dat de iPhone op dinsdag 02 juni 2020 omstreeks 21:01:11 uur was hersteld naar een eerdere backup. Ik zag dat de huidige versie van de iPhone build version 17F75 (IOS versie 13.5) betrof en dat er een backup was teruggezet vanuit iCloudBackup met build version 16F203 (IOS versie 12.3.1).
Onderzoek gekoppelde apparaten:
Bij onderzoek naar de laatst gekoppelde computer, zag ik dat als op woensdag 3 juni 2020 omstreeks 16:59:40 uur een notebook gekoppeld was geweest met de computernaam [computernaam] en de gebruiker “gebruiker".
Opgemerkt wordt dat op 10 juni 2020 in de woning van de verdachte een notebook van het merk Acer type Aspire Al 14-32 in beslag was genomen. Bij onderzoek aan die computer bleek dat de computernaam [computernaam] betrof. Verder waren er meerdere accounts actief, waaronder een account met de gebruikersnaam ‘gebruiker’.

8..

Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s- Hertogenbosch, zesde meervoudige kamer voor strafzaken, van 8 januari 2025, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :

U, voorzitter, houdt mij voor dat de telefoon van [slachtoffer 1] op 2 juni 2020 in Eindhoven alleen heeft aangestraald op de [adres 7] te Eindhoven. Ik verklaar daarop dat mijn broer aan de [adres 7] in Eindhoven woont, dus dan zal ik daar die dag wel zijn geweest.

9..

Het proces-verbaal van verhoor van getuigen door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 14 juni 2023, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 1] :

U vraagt mij of ik in eigen woorden kan vertellen wat er gebeurd zou zijn, hoe ik dat toen heb ervaren.
Het begon toen ik jonger was. (…) Ik zat in de auto, mijn vriendinnen hadden mij goed geholpen dus ik ging een cadeautje, een tasje met spulletjes, naar hun brengen. Ik was in slaap gevallen. Toen ik half wakker werd voelde ik dat papa mij aanraakte. Het voelde niet fijn, maar ik kon ook niet weg want ik zat in de auto. We zijn naar huis gegaan. Ik zat op de bank en was opnieuw in slaap gevallen. Toen heeft hij mij aangeraakt op plekken waar het niet hoort. Toen wist ik van tevoren al wel dat het niet normaal was en dacht ik van "ik heb bewijs nodig, zodat hij niet kan zeggen dat het nooit gebeurd was". Ik probeerde het te filmen maar hij kwam daar achter. Hij werd heel boos en ik werd daar bang van. Toen heb ik mijn telefoon op de bank gegooid, omdat hij wilde dat ik het filmpje verwijderde. Ik ben naar buiten gerend. [betrokkene/andere dochter verdachte] en [slachtoffer 2] kwamen aanfietsen. Ik heb verteld wat er was gebeurd. [slachtoffer 2] heeft haar fiets aan mij gegeven. Ik ben naar mama gefietst. Als eerste zag ik [getuige 1] . Ik kwam huilend binnen. Mijn telefoon lag nog bij papa en dat filmpje stond er nog op. Papa wist de code van mijn telefoon en hij heeft dat filmpje verwijderd. De politie kon die niet meer vinden.
U, rechter-commissaris, vraagt mij of ik kan verklaren over aanrakingen aan mijn borsten en/of vagina in 2017 en daarna.
Ja, dat hij soms middenin de nacht naar mij toe kwam en mij ging aanraken. Daar werd ik van wakker.
U vraagt mij of ik kan vertellen wat ik en mijn zus hebben gezien van aanrakingen door mijn vader aan de ander.
[slachtoffer 2] en ik waren aan het zwemmen. Ik liep naar boven om mij om te kleden. Ik zag [slachtoffer 2] op bed liggen en zag dat papa haar aanraakte. Ik wilde er niet meteen boos naar toe lopen, omdat ik niet wist wat [slachtoffer 2] haar gedachtes erbij waren. Ik ben op mijn kamer gaan zitten en heb heel hard hoi geroepen, zodat ze wisten dat ik ook boven was.
U vraagt mij wanneer het moment waar ik nu over vertel was.
Het was voor 2020 in ieder geval.

10..

Het proces-verbaal van verhoor van getuigen door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 14 juni 2023, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 2] :

U vraagt mij of ik in eigen woorden kan vertellen wat er gebeurd zou zijn, in de periode van 2017-2019.
Papa heeft mij seksueel aangeraakt, wat ik zelf niet wilde. Dat is een paar keer gebeurd. Elke keer begon het met beetje lief doen en ik dacht dat is hoe vaders doen. Toen ging hij mij aanraken. Ik raakte in een soort bevriesstand. Ik kon hem niet wegduwen of iets zeggen. Als zoiets was gebeurd durfde ik er ook niets over te zeggen of tegen iemand er iets over te zeggen. Ik hoopte diep van binnen dat het nooit meer zou gebeuren, maar het is toch een paar keer gebeurd.
U vraagt mij hoe het is gegaan op 1 juni 2020.
Ik en [betrokkene/andere dochter verdachte] kwamen terug van het zwemmen bij mijn stiefnicht. Wij zagen [slachtoffer 1] naar buiten rennen, uit de garage. Ze kwam huilend naar ons toe. Volgens mij zei ze dat er iets was gebeurd tussen papa en haar. Ik heb gezegd ga maar naar mama, naar huis.
U vraagt mij hoe ik zo zeker wist dat er wel iets was gebeurd.
Dat voelde ik diep van binnen. Ik wist zelf ook dat er zoiets bij mij was gebeurd. Ik dacht het kan toch niet zo zijn dat hij het ook bij [slachtoffer 1] heeft gedaan. Ik wist gewoon dat er iets was gebeurd dat niet kon. Die gedachte kwam meteen in mij op, ook omdat ik [slachtoffer 1] in shock en huilend naar buiten zag komen.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het onder feit 1 en onder feit 2 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot de onder feit 1 tenlastegelegde ontucht met [slachtoffer 2] is aangevoerd dat niet tot een bewezenverklaring zou kunnen worden gekomen, omdat de verklaring van [slachtoffer 2] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Hetgeen [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris over een vermeend voorval tussen de verdachte en [slachtoffer 2] zou hebben verklaard is niet consistent met haar eerder afgelegde verklaring. Overeenkomstig het oordeel van de rechtbank en het requisitoir van de officier van justitie zou de verdachte dan ook van het onder feit 1 tenlastegelegde moeten worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het onder feit 2 tenlastegelegde, te weten het plegen van ontucht met [slachtoffer 1] , kan in de visie van de verdediging evenmin wettig en overtuigend worden bewezen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de verklaringen van moeder [getuige 2] , mentor [betrokkene 1] ,
[betrokkene 2] en de inhoud van de gesprekken met Veilig Thuis zijn te herleiden naar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] als bron. De door de rechter-commissaris gehoorde getuigen hebben niet op grond van eigen waarneming de verklaringen van [slachtoffer 1] kunnen bevestigen. Hetgeen over de waargenomen emoties bij [slachtoffer 1] is verklaard is dermate verschillend dat daaraan geen bewijs voor het tenlastegelegde kan worden ontleend. Er is aldus volgens de raadsman geen steunbewijs voor het tenlastegelegde aanwezig.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat het in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering neergelegde bewijsminimum, de zogenaamde unus testis, nullus testis-regel, volgens bestendige jurisprudentie betekent dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel; niet is vereist dat elk onderdeel daarvan ook in ander bewijsmateriaal steun dient te vinden.
Dit voorschrift betekent dat als van elkaar te onderscheiden beslissingen moeten worden aangemerkt enerzijds het oordeel dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is en anderzijds het oordeel dat de verklaring van het slachtoffer in ander bewijsmateriaal voldoende steun vindt. Het steunbewijs zal voorts dienen te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte verweten gedragingen.
Het hof dient in voormeld verband te beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn. Daarnaast zal het hof moeten bepalen of voor hun beweringen voldoende (steun)bewijs in het procesdossier aanwezig is. Deze twee te beantwoorden vragen zijn overigens niet geheel van elkaar te onderscheiden, omdat het oordeel over de betrouwbaarheid vaak – en zo ook in deze zaak – mede berust op het aanwezige steunbewijs. De juistheid van de kern van de tenlastelegging moet – met andere woorden – niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron.
Het hof stelt vast dat [slachtoffer 1] in juni 2020 bij gelegenheid van haar verhoor bij de politie heeft verklaard over de ontuchtige handelingen die de verdachte met haar heeft gepleegd, te weten (ongeveer twee weken voor haar afgelegde verklaring bij de politie, op Tweede Pinksterdag) het aanraken van haar borsten in de auto en het thuis op de bank aanraken van haar vagina terwijl de verdachte zichzelf bevredigde. Dat laatste incident heeft [slachtoffer 1] opgenomen met haar telefoon.
Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] in min of meer gelijkluidende zin als bij de politie verklaard en daaraan toegevoegd dat de verdachte in 2017 en daarna soms middenin de nacht naar haar toe kwam en haar aanraakte bij haar borsten en/of vagina.
[slachtoffer 1] heeft op 10 juni 2020 bij de politie verder verklaard dat zij in de zomer van 2019 heeft gezien dat de verdachte haar zus [slachtoffer 2] heeft aangeraakt bij haar vagina. Daarnaast heeft zij tegenover de rechter-commissaris op 14 juni 2023 bevestigd dat zij, nadat zij en haar zus aan het zwemmen waren, heeft gezien dat de verdachte [slachtoffer 2] aanraakte. Dat was in ieder geval voor 2020, aldus getuige [slachtoffer 1] . Dat [slachtoffer 1] drie jaar later bij de rechter-commissaris dit incident iets anders beschrijft in die zin dat de verdachte toen min of meer op haar lag en beiden aan de onderkant naakt waren, maakt haar verklaring gezien het tijdsverloop niet onbetrouwbaar, zoals de verdediging heeft aangevoerd. De kern is en blijkt gelijkluidend.
[slachtoffer 2] heeft in juni 2020 bij de politie verklaard dat, toen zij ongeveer elf jaar oud was, de verdachte haar begon aan te raken op lichaamsdelen waar dat niet hoorde. Toen zij op de bank lag deed hij ineens zijn hand in haar broek. Hij ging met zijn vinger over haar vagina heen en probeerde om daarin te komen, maar dat lukte niet. Over de volgende keer dat er iets gebeurde kon [slachtoffer 2] zich herinneren lag zij op bed. De verdachte kwam bij haar liggen en deed hetzelfde als op de bank. Tijdens een moment dat [slachtoffer 2] en de verdachte ergens op visite waren deed hij zijn hand onder een deken en deed het toen ook bij [slachtoffer 2] . Eén keer, toen [slachtoffer 2] in groep 8 zat en bijna 13 jaar oud was, ging de verdachte heel diep met zijn vinger in haar vagina en draaide toen rondjes. De ontucht bij [slachtoffer 2] stopte in de eerste week dat zij naar de middelbare school ging.
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij door de verdachte in de periode van 2017 tot en met 2019 seksueel is aangeraakt.
Voor de verklaringen van [slachtoffer 2] dat door de verdachte aan haar lichaam is gezeten, kan eveneens bevestiging worden gevonden in de inhoud van het door haar aan de verdachte verstuurde en tot het bewijs gebezigde Snapchatbericht.
Over haar zus [slachtoffer 1] heeft [slachtoffer 2] op 10 juni 2020 verklaard dat zij haar meermalen vertelde dat de verdachte haar op plekken had aangeraakt waar ze dat niet wilde en dat hij ‘afgelopen week’ haar vagina had aangeraakt. [slachtoffer 1] had een filmpje gemaakt toen het die laatste keer gebeurde. Op 1 juni 2020 zag zij dat [slachtoffer 1] huilend naar haar toe kwam rennen en ze zei dat er iets was gebeurd tussen de verdachte en haar. [slachtoffer 1] was volgens getuige [slachtoffer 2] in shock.
Het hof stelt vast dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedetailleerde verklaringen hebben afgelegd over de door de verdachte bij hen verrichte ontuchtige handelingen. Beiden hebben voorts afzonderlijk van elkaar verklaard over de handelingen die door de verdachte zijn gepleegd, alsmede over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder deze handelingen hebben plaatsgevonden. Hun verklaringen zijn consistent en komen op essentiële onderdelen overeen. Het enkele feit dat in de verklaringen op bepaalde (ondergeschikte) punten tegenstrijdigheden voorkomen, of dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich niet alle handelingen in detail kunnen herinneren, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit kan immers te wijten zijn aan tijdsverloop en de feilbaarheid van het menselijk geheugen of zijn teweeggebracht door schaamte en emoties. Het gaat in dezen om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop ze zijn afgelegd.
De verklaringen worden ook niet ernstiger naarmate [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vaker hun verhaal doen. Zij benoemen details die telkens in elkaars verklaringen terugkomen, zoals het plaatsvinden van de ontuchtige handelingen op de bank of het bed, de plaatsen waarop de verdachte hen aanraakte en de wijze waarop de verdachte omging met de telefoon waarmee de ontucht een keer zou zijn vastgelegd.
Het hof is, anders dan de rechtbank kennelijk heeft geoordeeld, voorts van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] in dit geval kan dienen als steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 2] . De verklaringen ondersteunen elkaar namelijk over en weer voor wat betreft de aard van de aan de verdachte verweten en door hem gepleegde ontuchtige handelingen, alsook voor wat betreft de omstandigheden waaronder en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden. Voorts hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over en weer signalen gehad van seksueel misbruik van de ander.
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vinden niet alleen over en weer steun in elkaar, maar ook in de verklaring van hun moeder [getuige 2] en stiefvader [getuige 1] . Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in 2018 hebben verklaard dat de verdachte aan hun borsten en vagina had gezeten, dat zij dat ook tegen [getuige 1] hebben gezegd en dat toen Slachtofferhulp is ingeschakeld. Dit vindt bevestiging in het proces-verbaal van bevindingen, waaruit volgt dat [getuige 1] op 2 juli 2018 een melding heeft gedaan bij Slachtofferhulp. Uit de inhoud van het chatgesprek met Slachtofferhulp komt naar voren dat [getuige 1] heeft gezegd dat zijn jongste twee stiefdochters van 12 en 13 jaar oud op 1 juli 2018 aan hem vertelden dat de verdachte hen op plaatsen had aangeraakt waar dat niet hoort.
Op Tweede Pinksterdag in het jaar 2020 zag [getuige 2] dat [slachtoffer 1] in paniek huilend op de bank zat en dat zij tegen haar zei dat de verdachte aan haar borsten had gezeten, haar had gevingerd en zich tegelijkertijd had afgetrokken. [slachtoffer 1] had het voorval opgenomen en zei tegen haar dat ze nu eindelijk bewijs had dat de verdachte aan haar had gezeten.
Hoewel de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] voor een groot deel te herleiden zijn naar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] als bron, neemt dit – gelet op de overeenstemming tussen die verklaringen en de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ter zake van de tenlastegelegde ontuchtige handelingen – niet weg dat deze verklaringen de belastende verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ondersteunen en in zoverre de betrouwbaarheid van hun verklaringen onderstreept. Bovendien acht het hof te dezen van redengevend belang dat getuige [getuige 2] ook uit eigen waarneming heeft verklaard over de emotionele toestand van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in juli 2018. Zij heeft daarnaast ook een keer gezien dat [slachtoffer 1] in paniek huilend op de bank zat toen zij tegen haar zei dat de verdachte haar had misbruikt. Anders dan de raadsman van de verdachte naar voren heeft gebracht, ziet het hof geen verschillen in de waargenomen emoties die maken dat de verklaring over die emoties niet als redengevend voor het bewijs kunnen worden aangemerkt.
Al het voorgaande leidt ertoe dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op het hof authentiek en betrouwbaar overkomen. De enkele omstandigheid dat zij met elkaar over het misbruik hebben gesproken, doet daar niet aan af.
Voorts acht het hof bij de bewijswaardering van belang dat de verdachte, toen de politie op 2 juni 2020 de telefoon van [slachtoffer 1] bij hem thuis kwam ophalen, de politie te kennen heeft gegeven dat hij deze telefoon naar de reparateur in Eindhoven had gebracht, terwijl uit objectieve gegevens (onder andere de locatiegegevens dan de telefoon) die zijn verkregen uit digitaal onderzoek naar voren komt dat zulks niet waar kan zijn. Daarbij komt dat de verdachte, door het hof geconfronteerd met deze locatiegegevens, heeft verklaard dat hij op 2 juni 2020 dan mogelijk alleen bij zijn broer (en dus niet bij de reparateur) in Eindhoven zal zijn geweest. Dat de telefoon die dag niet bij de reparateur is geweest kan ook uit het volgende worden afgeleid. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat haar vader had gezegd dat hij de telefoon van [slachtoffer 1] naar de reparateur had gebracht, maar dat hij hierover heeft gelogen omdat zij heeft gezien dat hij de telefoon in zijn bezit had en dat zij de telefoon heeft gebeld en dat toen het geluid van de telefoon van [slachtoffer 1] uit de kluis kwam. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] verklaard dat haar telefoon niet kapot was. Tevens is uit digitaal onderzoek naar voren gekomen dat die avond een oude back-up is teruggezet op de telefoon van [slachtoffer 1] en dat de telefoon is aangesloten aan een laptop die in de woning van de verdachte is aangetroffen. De verklaring van de verdachte dat hij de telefoon naar de reparateur heeft gebracht acht het hof dan ook in het geheel niet geloofwaardig, zodat daaraan wordt voorbijgegaan. Die verklaring van de verdachte kan naar het oordeel van het hof bezwaarlijk anders worden uitgelegd dan een poging om bewijsmateriaal van de door hem gepleegde ontucht te verdonkeremanen.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het hof geen enkele aanleiding heeft om te veronderstellen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onwaarachtige verklaringen hebben afgelegd over de ontuchtige handelingen die door de verdachte zijn gepleegd. Hun verklaringen vinden immers, zoals hiervoor is overwogen, voldoende steun in de overige bewijsmiddelen.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wordt bovendien versterkt doordat de beide getuigen zich uitdrukkelijk ook in positieve zin uitlaten over hun vader en het hof verder uit hun verklaringen de indruk heeft verkregen dat zij oprecht moeite hebben om belastend te verklaren over hun vader.
Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd over de (betrouwbaarheid van de) verklaringen van mentor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , alsook de inhoud van de gespreksverslagen van Veilig Thuis, behoeft – voor zover dat verweer al als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt heeft te gelden – geen bespreking, omdat die bestreden verklaringen en verslagen niet tot het bewijs worden gebezigd.
Aldus falen de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging. Het hof verwerpt mitsdien de verweren in al hun onderdelen.
Resumerend acht het hof, gelet op het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling (tijds)verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het betreffende bewijsmiddel blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het onder feit 1 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

Het bewezenverklaarde van het onder feit 2 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met twee van zijn kinderen. De verdachte heeft hen betast aan hun borsten en/of vagina, zijn vinger in de vagina gebracht en zichzelf bevredigd in het bijzijn van een van de slachtoffers.
De verdachte heeft door zijn bewezenverklaarde handelen, kennelijk puur uit het oogpunt van eigen seksuele behoeftebevrediging, op grove wijze misbruik gemaakt van zijn positie als vader. Een kind dient bij zijn of haar ouders zich bij uitstek veilig te kunnen voelen. Ouders hebben de taak om hun kind te beschermen tegen negatieve invloeden. De verdachte is door te handelen als bewezenverklaard in zijn rol als vader ten opzichte van beide slachtoffers jarenlang en in bijzonder ernstige mate tekortgeschoten. Tevens heeft hij de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers ernstig geschonden. Enkel dit bewezenverklaarde handelen zal, naar kan worden aangenomen, reeds langdurige en ernstige schade hebben toegebracht aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Als gevolg daarvan bestaat bij hen de gerede kans op een scheefgroei in de psychoseksuele ontwikkeling en kan het vertrouwen in de medemens ernstig verstoord raken.
De verdachte heeft echter voorts niet geschroomd om zich bij herhaling op manipulatieve en/of krenkende wijze te gedragen jegens de jonge slachtoffers, die zich in een kwetsbare levensfase bevonden, onder andere door hen als leugenaar weg te zetten, onder meer tegenover hun grootouders, en te dreigen met het plegen van zelfmoord of het afpakken van spullen. De door hem toegebrachte schade zal hierdoor nog zijn vergroot.
Uit de slachtofferverklaringen, die ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde zijn gesteld, komt ook indringend naar voren dat de slachtoffers te kampen hebben met de psychische gevolgen die de bewezenverklaarde ontucht teweeg heeft gebracht. Zij hebben zich onder psychologische behandeling moeten stellen en vinden het vreselijk om door hun vader en naaste familieleden te zijn weggezet als leugenaars.
Daarbij komt dat de verdachte, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, geen berouw van zijn daden heeft getoond, noch blijk heeft gegeven van enig inzicht in de strafwaardigheid van zijn gedragingen. De verdachte komt op het hof over als een persoon met een beperkt ontwikkeld vermogen om met voor hem problematische situaties om te gaan, hetgeen zich uit in een gemankeerde en enigszins kinderlijke wijze van handelen of reageren. Hoewel het hof zich daarvan rekenschap heeft gegeven, doet zulks op geen enkele wijze af aan de schadelijkheid van zijn handelen voor de slachtoffers.
Gezien het vorenstaande rekent het hof het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft in het kader van de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 november 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, doch niet voor soortgelijke strafbare feiten als de onderhavige. Van deze eerdere veroordelingen gaat daarom in dit geval geen strafverzwarend effect uit.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij thans samen met een dochter (niet zijnde een van de slachtoffers) en haar vriend en kleine kinderen woonachtig is in een huurhuis in België, dat hij recent een onderneming is gestart in het opkopen, verbouwen en doorverkopen van woningen en dat hij geen relatie heeft.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en uit het oogpunt van vergelding en preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Hoewel de rechtbank en de advocaat-generaal zulks eveneens hebben onderkend, is het hof van oordeel dat oplegging van met name de gevonniste, maar ook de in hoger beroep gevorderde, gevangenisstraf onvoldoende recht wordt gedaan aan de ernst van deze zaak. Het hof zal mitsdien overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van langere duur.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak evenwel nog het volgende.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat vanwege de Staat der Nederlanden jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld.
Het hof stelt vast dat de verdachte eerst op 1 maart 2021 door de politie is verhoord en in verzekering gesteld. De rechtbank heeft vervolgens op 15 december 2023 vonnis gewezen. De redelijke termijn is daarmee in eerste aanleg met ruim 9 maanden overschreden.
Hoewel er in deze zaak op verzoek van de verdediging getuigen door de rechter-commissaris zijn gehoord, is het hof van oordeel dat die omstandigheid niet het gehele tijdsverloop kan en mag verklaren. Van andere bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop rechtvaardigen is het hof niet gebleken.
Het hof zal derhalve de overschrijding van de redelijke termijn ten faveure van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof een groter deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk zal doen zijn.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest.
Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben beiden in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vorderingen zien op smartengeld.
De rechtbank heeft de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Bij vonnis waarvan beroep is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen tot het bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij [slachtoffer 1] is in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Door de benadeelde partijen is te kennen gegeven dat de vorderingen geheel in hoger beroep worden gehandhaafd.
De raadsman van de verdachte heeft geconcludeerd dat de benadeelde partijen in verband met de bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. Subsidiair is betoogd dat de onderbouwing van de vordering onvoldoende is, zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van ‘aantasting in de persoon’ en daarmee van immateriële schade, reden waarom in de visie van de verdediging de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, dan wel moeten worden afgewezen.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen onder respectievelijk feit 1 en feit 2 immateriële schade hebben geleden. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Immateriële schade komt slechts dan voor vergoeding in aanmerking indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het ligt op de weg van de benadeelde partijen om voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Immateriële schadevergoeding kan in uitzonderlijke gevallen ook worden toegewezen in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor de benadeelde partijen, waardoor kan worden gesproken van schending van een persoonlijkheidsrecht en daarmee van aantasting in de persoon.
Het hof is op grond van het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat daarvan sprake is. De benadeelde partijen hebben immers ter terechtzitting in hoger beroep in dit verband naar voren gebracht dat zij door de gebeurtenissen ernstig zijn beschadigd in hun emotioneel, psychologisch, maatschappelijk en sociaal functioneren, waarvoor zij zich onder psychologische behandeling hebben moeten stellen. Ook komt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen onder meer naar voren dat de benadeelde partijen thans nog steeds terugdenken aan de bewezenverklaarde ontucht en dat zij te kampen hebben met de nadelige gevolgen van het misbruik door de verdachte.
Bovendien stelt het hof vast dat het een feit van algemene bekendheid is dat zedendelicten als de onderhavige een ernstige inbreuk op de integriteit en persoonlijke levenssfeer van slachtoffers opleveren en dat slachtoffers nog geruime tijd met de psychische gevolgen daarvan te kampen kunnen hebben, waardoor reeds op die grond kan worden gesproken van schending van een persoonlijkheidsrecht.
Het hof is van oordeel dat het gestelde geestelijk letsel dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is opgetreden valt onder het bereik artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade die benadeelde partijen rechtstreeks door het bewezenverklaarde hebben geleden naar billijkheid telkens op een bedrag van € 10.000,00. Bijgevolg zal het meer of anders gevorderde worden afgewezen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019 voor wat betreft de toegewezen vordering van [slachtoffer 2] en 1 juni 2020 voor wat betreft de toegewezen vordering van [slachtoffer 1] , op welke data de schade uiterlijk is ontstaan, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, telkens veroordelen in de kosten en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregelen
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is toegebracht, telkens tot een bedrag van € 10.000,00. De verdachte is daarvoor jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte maatregelen van schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019 respectievelijk 1 juni 2020, telkens tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. Het hof zal daarbij telkens bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 27, 36f, 57, 63 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
15 (vijftien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het bewezenverklaarde van het onder feit 1 tenlastegelegde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (zegge: tienduizend euro)als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het bewezenverklaarde van het onder feit 1 tenlastegelegde een bedrag te betalen van
€ 10.000,00 (zegge: tienduizend euro)aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 85 (vijfentachtig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het bewezenverklaarde van het onder feit 2 tenlastegelegde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (zegge: tienduizend euro)als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het bewezenverklaarde van het onder feit 2 tenlastegelegde een bedrag te betalen van
€ 10.000,00 (zegge: tienduizend euro)aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 85 (vijfentachtig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte telkens aan een van beide betalingsverplichtingen ten gunste van de benadeelde partijen c.q. slachtoffers heeft voldaan, de andere in zoverre vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. R. Lonterman, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,
en op 22 januari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.