In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de instelling van een mentorschap voor een meerderjarige vrouw met vergevorderde multiple sclerose (MS). De betrokkene, die rolstoelafhankelijk is, was het niet eens met de beslissing van de kantonrechter die op verzoek van het Openbaar Ministerie een mentorschap had ingesteld. De betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, voerde aan dat zij in staat was om haar eigen belangen te behartigen en dat de kantonrechter onvoldoende had gemotiveerd waarom een mentorschap noodzakelijk was. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2025 werd duidelijk dat de betrokkene zich niet kon verzetten tegen de beslissing van de kantonrechter, omdat zij onder invloed was van medicatie en niet in staat was om haar situatie goed te overzien. De echtgenoot en zoon van de betrokkene waren van mening dat de medische wetenschap niet juist werd toegepast en dat zij beter in staat waren om voor haar te zorgen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de betrokkene door haar lichamelijke toestand niet in staat is om haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het belang van de betrokkene voorop stond. Het hof heeft ook geconstateerd dat er gegronde redenen waren om af te wijken van de wettelijke voorkeur om de echtgenoot als mentor te benoemen, en heeft besloten dat een onafhankelijke mentor noodzakelijk is voor de bescherming van de betrokkene.