ECLI:NL:GHSHE:2025:1343

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
200.347.778_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging van ouderlijk gezag na echtscheiding met betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het gezamenlijk gezag over de kinderen is gewijzigd in eenhoofdig gezag van de moeder. De vader is het niet eens met deze beslissing en heeft verzocht om vernietiging van de beschikking, waarbij hij primair de moeder niet-ontvankelijk wil laten verklaren in haar verzoek en subsidiair de beslissing wil aanhouden in afwachting van hulpverlening. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 april 2025, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De vader heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn openstelling voor communicatie en dat gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen is. De moeder heeft zich verweerd door te stellen dat er een reële angst voor de vader bestaat en dat hij geen hulpverlening accepteert. De Raad heeft geadviseerd om de beslissing aan te houden, maar het hof heeft geoordeeld dat de vader niet in staat is om het gezag over de kinderen te dragen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de proceskosten zijn gecompenseerd. De kinderen hebben behoefte aan rust en veiligheid, en de moeder moet in staat worden gesteld om zelfstandig beslissingen te nemen over hun opvoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 mei 2025
Zaaknummer: 200.347.778/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/420115 FA RK 24-1201
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. B.P.A. van Beers.
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. Hashem Jawaheri,
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort
De vader is het er niet mee eens dat de rechtbank het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen heeft gewijzigd in eenhoofdig gezag van de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 2 augustus 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 oktober 2024, en zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen uitsluitend voor zover het de beslissing over het ouderlijk gezag betreft en, opnieuw rechtdoende:
Primair: de moeder alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans alsnog het verzoek van de moeder tot wijziging van het ouderlijk gezag af te wijzen;
Subsidiair: de beslissing aan te houden in afwachting van het verloop van de hulpverlening van de vader.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 december 2024, heeft de moeder verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans zijn verzoeken af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 april 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een Farsi-tolk, genaamd mevrouw M. Abdi (nr. 4103);
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft de hierna te noemen minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 12 maart 2025. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van die brief zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 14 maart 2025;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 24 maart 2025;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 31 maart 2025;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 31 maart 2025.

3.De beoordeling

3.1.
De kinderen zijn geboren in België. De kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit en wonen in Nederland. Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft. Geen grieven zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Nederlands recht van toepassing is. Ook het hof zal daarom uitgaan van toepasselijkheid van Nederlands recht.
3.2.
Partijen zijn getrouwd op 16 maart 2008. Op 17 oktober 2017 is de echtscheiding uitgesproken. Op 9 maart 2018 is de echtscheiding is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Partijen zijn de ouders van:
  • [minderjarige 1] (hierna:
  • [minderjarige 2] (hierna:
De kinderen wonen bij de moeder.
3.4.
Partijen hadden van rechtswege gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] . Bij beschikking van 1 december 2020 van de rechtbank zijn partijen gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 2] .
De rechtbank heeft in die beschikking tevens tussen de vader en de kinderen een zorgregeling vastgelegd van iedere woensdagmiddag- en avond en iedere week van vrijdag op zaterdag. Het laatste contact tussen de vader en de kinderen heeft plaatsgevonden in de zomer van 2022.
3.5.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de moeder voortaan alleen het gezag heeft over de kinderen.
Voor de volledigheid merkt het hof op dat de rechtbank bij deze beschikking de vader met onmiddellijke ingang het recht op omgang met de kinderen heeft ontzegd. Dit laatste ligt niet ter beoordeling aan het hof voor.
3.6.
De vader kan zich met de gezagsbeslissing niet verenigen en hij hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn beroepschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, voert hij – samengevat – het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte geen, althans onvoldoende rekening gehouden met het feit dat de vader steeds open heeft gestaan en nog steeds open staat voor communicatie met de moeder (zo nodig per e-mail), maar dat het juist de moeder is die niet open staat voor communicatie met hem. De rechtbank heeft verder geen, althans onvoldoende rekening gehouden met het feit dat de vader steeds de benodigde toestemming heeft verleend. De rechtbank heeft geen, althans onvoldoende, rekening gehouden met de omstandigheid dat gezamenlijk gezag van partijen over hun kinderen in het belang van de kinderen van partijen is. De moeder wilde ondanks een negatief reisadvies (kleurcode rood) met de kinderen in de meivakantie van 2024 naar Iran gaan. De vader had hiertegen bezwaar. De rechtbank en het hof hebben dit verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor vakantie afgewezen. Nu de rechtbank heeft bepaald dat het gezag voortaan alleen aan de moeder toekomt, is de kans reëel dat de moeder alsnog met de kinderen naar Iran zal afreizen. Ten onrechte heeft de rechtbank geen, althans onvoldoende rekening gehouden met het advies van de raad om het gezamenlijk gezag niet te beëindigen. De vader realiseert zich dat op korte termijn geen sprake zal zijn van contactherstel, maar hij wil hoop houden dat in de toekomst weer contact zal gaan plaatsvinden. De vader krijgt iedere twee of drie maanden informatie van de moeder over de kinderen. Hij heeft geprobeerd om informatie te krijgen via de school van de kinderen, maar omdat hij geen gezag meer heeft, werd hem niets verteld. In april 2025 heeft vader een aanmeldgesprek bij de GGZ. Dan wordt zijn hulpvraag verder besproken en hoort de vader of de GGZ iets voor hem kan betekenen. De vader is door zijn advocaat naar de huisarts gestuurd en zijn advocaat heeft aan de huisarts doorgegeven hoe de hulpvraag luidt. Nu de vader op behandeling bij de GGZ wacht, heeft hij tussentijds geen gebruik gemaakt van het aanbod om steun te krijgen van ervaringsdeskundigen. Dat is bedoeld voor verslaafden en dat is de vader niet. De middelen die de vader gebruikte, waren gangbaar binnen de Iraanse cultuur. Daarom krijgt hij nu methadon. De vader is [minderjarige 1] tegengekomen in februari 2025. [minderjarige 1] had zich omgedraaid naar de vader en hij zei met zijn ogen dat hij wilde dat de vader naar hem toekwam. De vader liep vervolgens tien meter achter [minderjarige 1] aan, maar hij heeft hem niet achtervolgd. Toen de vader merkte dat [minderjarige 1] niet met hem wilde praten (omdat [minderjarige 1] wordt beïnvloed door de moeder en hij zich schaamt), heeft de vader zich omgedraaid en is hij weggegaan. [minderjarige 1] wil wel contact met de vader. De vader zou graag zien dat [minderjarige 1] bij hem komt wonen. De vader weet niet wat hij verkeerd heeft gedaan. Hij heeft drie jaar voor de kinderen gezorgd en toen was er niets aan de hand. Hij is altijd een goede vader geweest en er waren nooit klachten. Ineens werd hij de boeman en moest hij een hulpvraag bedenken. Daarom moet hij nu naar de GGZ. Hij zal de hulp accepteren die hem geboden gaat worden. Eerder heeft de vader geen gelegenheid gehad om hulp te accepteren, vanwege het contactverbod dat hem was opgelegd. Bovendien werd alles wat hij deed, tegen hem gebruikt. De vader heeft geen psychische problemen, is nooit in aanraking met de politie geweest en hij heeft de kinderen en de moeder nooit slecht behandeld. Van huiselijk geweld is nooit sprake geweest. Daar is ook geen bewijs van. Dan waren er wel politierapporten geweest.
3.7.
De moeder verweert zich – samengevat – als volgt. Gelet op de voorgeschiedenis (waaronder huiselijk geweld), heeft de moeder een reële angst voor de vader. De vader weigert om hulpverlening te accepteren. Indien hij werkelijk open zou staan voor communicatie met de moeder, zou hij niet iedere vorm van hulpverlening weigeren. De vader heeft al vaker toezeggingen gedaan, maar die komt hij steeds niet na. Alles moet worden opgeschreven voor de vader, zelfs zijn eigen hulpvraag kan hij niet bedenken. Er is niets veranderd in zijn denkwijze en gedrag. De moeder kan niet zonder toestemming van de vader tussen Iran en Nederland reizen met de kinderen, omdat de vader in Iran nog wel het gezag over de kinderen heeft. Bij het aanvragen van Iraanse reisdocumenten en het in- en uitreizen uit Iran, heeft de moeder de toestemming van de vader nodig. Bovendien was de situatie in Iran nog niet zo gevaarlijk toen de moeder het verzoek tot vervangende toestemming voor vakantie naar Iran deed. Later werd het wel code rood en toen wilde de moeder niet meer gaan. [instantie 1] is al vier jaar betrokken bij de moeder en de kinderen en zij blijven hulpverlening bieden. Er bestaat geen basis voor gezamenlijk gezag, want daarvoor moeten partijen met elkaar kunnen communiceren De communicatie tussen partijen vindt plaats tussen de advocaten. De moeder informeert de vader, maar hij stelt nooit vragen naar aanleiding van de verstrekte informatie. De moeder zou het toejuichen als de vader bij de mentor van school zou informeren naar de kinderen. De moeder heeft de mentor toestemming gegeven om informatie over de kinderen te delen met de vader. In februari 2025 heeft er een heftig incident plaatsgevonden waarbij [minderjarige 1] werd achtervolgd door de vader. [minderjarige 1] was daar zo bang en overstuur van geraakt dat hij meteen [instantie 1] heeft gebeld en daarna dagenlang niet naar school kon. De vader heeft niet achteraf geïnformeerd hoe het met [minderjarige 1] was. Toen de vader nog wel het gezag had, deed hij er niets mee. De moeder kan zich niet herinneren wanneer de vader voor de laatste keer een gezagsbeslissing heeft genomen. Hij kwam nooit naar ouderavonden, weet niet in welke groep de kinderen zitten of hoe hun ontwikkeling verloopt. De vader weet niets van de kinderen. De moeder is nog altijd bang voor de vader omdat hij niet logisch handelt, zich dreigend opstelt en niet in het belang van de kinderen handelt. Het gaat naar omstandigheden best goed met de kinderen maar zij hebben wel last van slechte herinneringen aan de vader en zij raken allebei overstuur als er incidenten plaatsvinden. De moeder houdt de deur voor de vader open voor de toekomst. Als de vader denkt juiste stappen te hebben gezet en zijn behandeling doorzet, mag hij zich wenden tot [instantie 1] . De moeder kijkt dan met [instantie 1] wat mogelijk is. De vader is al verslaafd sinds hij 14 jaar oud is. Tijdens het huwelijk van partijen heeft hij nog verdovende middelen vanuit Iran naar Nederland gesmokkeld waar de kinderen bij waren. Methadon wordt alleen voorgeschreven voor zwaar verslaafden. De vader laat nog steeds geen enkele zelfreflectie zien. Er was wel degelijk huiselijk geweld. [minderjarige 1] heeft meerdere keren na de omgang met de vader blauwe plekken gehad. De moeder maakt bezwaar tegen een aanhouding van de zaak. Hiermee is al snel een termijn van anderhalf jaar gemoeid. De kinderen hebben rust nodig. De moeder vermoedt dat de vader toch niet tot inkeer komt.
3.8.
De raad heeft op de mondelinge behandeling geadviseerd om de beslissing aan te houden. Het baart de raad zorgen dat de communicatie tussen de ouders slecht is. Daar moet iets aan gedaan worden. De hulpvraag die de vader meekrijgt, zou ook gericht moeten zijn op een constructief herstel van de communicatie met de moeder. De ouders moeten leren om weer rechtstreeks met elkaar te communiceren en niet alleen via hun advocaten. De kinderen moeten leren ervaren dat de vader de kinderen niet in de steek laat, ook al is hij een vader op afstand. De vader wil zijn gezag houden omdat hij een lijntje wil met de kinderen. De ouders moeten leren hoe ze zich met elkaar moeten verhouden als ze elkaar tegenkomen, of als de kinderen de vader tegenkomen. Hiervoor is een stok achter de deur nodig. De kinderen hoeven er geen hinder van te ondervinden als de ouders werken aan hun communicatie en ook niet als het gezamenlijk gezag wordt hersteld. Bij een aanhouding door het hof van de zaak kan er een begin worden gemaakt met de oudercommunicatie. De raad heeft wat twijfel over de leerbaarheid van de vader, maar er is nu wel een kleine opening bij hem. Ook als het hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigt, adviseert de raad de ouders om samen de hulpverlening aan te gaan om te werken aan hun oudercommunicatie.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Het hof acht zich op basis van de stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling voldoende geïnformeerd om deze beslissing te kunnen nemen. De beslissing wordt daarom niet aangehouden.
3.9.2.
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.9.3.
Het uitgangspunt van de wet is dat ouders, ook na beëindiging van hun huwelijk, het gezamenlijk gezag over hun kinderen uitoefenen en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast. Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat die situatie zich hier voordoet en overweegt daartoe het volgende.
3.9.4.
Uit het rapport van [instantie 2] van 25 juli 2022 (opgesteld door [instantie 1] ) blijkt dat beide kinderen getuige zijn geweest van huiselijk geweld tussen de ouders en dat [minderjarige 1] herhaaldelijk heeft aangegeven dat hij bij de vader thuis werd mishandeld. [instantie 1] schetst dat de opvoedingsstijl die de vader hanteert, is gebaseerd op angst, intimidatie en dat dit enorme emotionele instabiliteit bij de kinderen veroorzaakt. In het raadsrapport van 20 oktober 2022 staat eveneens dat beide de kinderen veel ingrijpende levensgebeurtenissen hebben meegemaakt waaronder mishandeling (geslagen worden, uren alleen moeten zitten, bedreigd worden) en verwaarlozing (zelf naar de supermarkt moeten voor eten, [minderjarige 1] die voor [minderjarige 2] moet zorgen). De vader is er in het raadsrapport van 20 oktober 2022 al op gewezen dat hij onvoldoende inzicht toont in zijn eigen handelen en niet erkent dat hij iets zou moeten veranderen. Deze situatie is nog steeds onvoldoende veranderd, althans hiervan heeft de vader in de schriftelijke stukken en op de mondelinge behandeling bij het hof geen blijk gegeven. Integendeel, de vader is helder in zijn bewoordingen dat hem geen enkele verantwoordelijkheid toekomt: hij is altijd een goede vader geweest, hij heeft zich nooit gewelddadig gedragen richting de moeder en/of de kinderen, hij heeft sowieso nooit iets verkeerds gedaan en zijn woorden worden tegen hem gebruikt. Dit komt ook overeen met zijn verklaring die hij bij de raad op 4 oktober 2023 heeft afgelegd: (…) “op de vraag of vader hulpverlening voor zichzelf heeft ingeschakeld geeft vader aan dat hij geen probleem heeft. Vader is gezond en er is niets aan de hand met hem (…). Vader weet dat het contact goed is tussen hem en de kinderen en heeft hier dan ook geen hulp voor nodig.” (…)
De op papier voor de vader geformuleerde hulpvraag voor de GGZ van 15 januari 2025, namelijk:
“inzicht krijgen in zijn eigen opvoedhandelen en beleving van zijn kinderen te erkennen en zijn gedrag te veranderen door inzicht te krijgen wat de impact van zijn gedrag op de kinderen is, waardoor hij beter kan aansluiten bij de behoefte van kinderen”.
staat dan ook haaks op de verklaringen die de vader zelf doet en het gedrag dat hij nog steeds laat zien. Dat het contact zoeken met [minderjarige 1] (incident van februari 2025) – terwijl het recht op omgang hem is ontzegd – belastend en beangstigend voor [minderjarige 1] is geweest, realiseert de vader zich niet. Dat de vader ter mondelinge behandeling het achtervolgen van [minderjarige 1] rechtvaardigt met de verklaring dat [minderjarige 1] “hem met zijn ogen riep”, getuigt niet van ook maar enig inzicht in wat zijn handelen bij [minderjarige 1] oproept. Dat de vader nu pas zeer recent een eerste afspraak heeft gemaakt terwijl hem al vele jaren door de hulpverlening is voorgehouden om hulp te zoeken, biedt het hof op dit moment onvoldoende vertrouwen dat de vader binnen afzienbare tijd wel kan aansluiten bij de behoefte van de kinderen. Op de mondelinge behandeling is bovendien gebleken dat de vader geen gebruik heeft gemaakt van het aanbod van de GGZ om tijdens het wachten op zijn behandeling ondersteuning te krijgen van ervaringsdeskundigen van het servicepunt van de GGZ, voor een luisterend oor en om hem wegwijs te maken in het cliëntenportaal voor online zelfhulpprogramma’s. De vader wees dit van de hand, omdat hij ‘geen verslaafde is’. Wel heeft de vader op de mondelinge behandeling erkend dat hij methadon gebruikt. Ook hierin ziet het hof geen aanknopingspunten dat de vader tot een andere denkwijze is gekomen Op basis van het vorenstaande kan het hof dan ook niet onderschrijven dat er bij de vader inderdaad sprake is van een ‘kleine opening’, die de raad ziet. Van een objectief waarneembare opening bij de vader om tot verandering te komen in zijn gedrag en denkwijze, is het hof niet dan wel onvoldoende gebleken. De enkele aanmelding bij de GGZ biedt daarvoor volstrekt onvoldoende aanleiding.
3.9.6.
Onder deze omstandigheden acht het hof de vader niet langer in staat om het gezag over de kinderen te dragen. Bovendien is het hof van oordeel dat van de moeder niet meer kan worden gevergd dat zij nog probeert met de vader uitoefening te geven aan het ouderlijk gezag. Voor het effectief uitoefenen van gezamenlijk gezag is het nodig dat de moeder het contact met de vader moet blijven aangaan. Dat brengt op dit moment te veel spanningen bij haar, hetgeen een uitwerking heeft op de kinderen. Uit het hiervoor genoemde rapport van [instantie 1] blijkt dat de moeder, wanneer zij aangifte bij de politie zou doen tegen de vader, angstig is voor represailles naar [minderjarige 1] door de vader. [instantie 1] heeft geobserveerd dat de moeder in gesprekken samen met de vader blokkeert en bevriest. Zij is daardoor terughoudend om haar mening of gedachten uit te spreken in bijzijn van de vader. Voor gezamenlijk gezag is nodig dat beide ouders regelmatig samen belangrijke beslissingen met betrekking tot de ontwikkeling en/of sociaal, geestelijk en/of lichamelijk welzijn van hun minderjarige kinderen dan wel in of na overleg met elkaar moeten kunnen nemen. Van een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening door beide ouders is al geruime tijd geen sprake meer. Het hof constateert dat er al bijna drie jaar tussen de ouders onderling, maar ook niet tussen de vader en de kinderen, niet of nauwelijks contact heeft plaatsgevonden. De vader heeft in ieder geval sinds de zomer van 2022 geen enkele actieve rol meer gespeeld in de opvoeding en verzorging van de kinderen en op korte termijn zal daar geen verandering in komen, temeer niet nu het recht op omgang in ieder geval is ontzegd tot 2 augustus 2025. De vader is al meerdere jaren buiten beeld en staat op een dermate grote afstand van de kinderen dat hij niet meer weet wat hen bezig houdt. In de praktijk neemt de moeder al jarenlang alleen alle beslissingen over de kinderen omdat de vader feitelijk geen invulling meer heeft gegeven aan zijn gezag. Het is van essentieel belang dat de moeder – als enige verzorgende ouder – in staat wordt gesteld om zelfstandig beslissingen te nemen met betrekking tot hun verzorging en opvoeding, zoals zij dat feitelijk al enkele jaren alleen doet. Tot slot neemt het hof in aanmerking dat ook van de kinderen niet langer kan worden gevergd dat zij in de wachtstand moeten staan totdat de vader zijn individuele hulpverlening met succes aangaat én afrondt. De kinderen hebben nu rust en veiligheid nodig.
3.9.7.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen met compensatie van de proceskosten in hoger beroep. Al het overige dat de vader heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M van der Linden, J.C.E. Ackermans-Wijn en A.M. van Riemsdijk en is op 15 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.