ECLI:NL:GHSHE:2025:1279

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
200.342.417_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot herziening van een eerdere beschikking in een civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot herziening van een eerdere beschikking. De verzoekster, een vennootschap naar Deens recht, had eerder een verzoek ingediend tot erkenning en tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis van het Deens Instituut voor Arbitrage. Dit verzoek werd op 13 maart 2025 niet-ontvankelijk verklaard door het hof, omdat de verzoekster haar verzoek had ingetrokken zonder de uitkomst van een aanhangige vernietigingsprocedure in Denemarken af te wachten. De verzoekster heeft vervolgens op 20 maart 2025 een herzieningsverzoek ingediend, waarin zij aanvoert dat partijen in Denemarken een schikking hebben bereikt, waardoor haar belang bij het verzoek was komen te vervallen.

Het hof heeft het herzieningsverzoek van de verzoekster afgewezen. Het hof oordeelde dat de verzoekster een verkeerde lezing van de eerdere eindbeschikking had. De eindbeschikking was immers gebaseerd op de constatering dat de verzoekster haar verzoek had ingediend zonder de uitkomst van de in Denemarken aanhangige procedure af te wachten. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijke fout die voor herstel in aanmerking kwam, en dat het herzieningsverzoek niet kon worden toegewezen op de gronden die de verzoekster aanvoerde. Het hof merkte op dat partijen wel uitvoering kunnen geven aan de gestelde schikking, maar dat het verzoek tot herziening werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak: 8 mei 2025
Zaaknummer: 200.342.417/01
in de zaak van:
de vennootschap naar Deens recht
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] , Denemarken,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. R.W.L. Russell te Amsterdam,
tegen
[verweerster] B.V.mede handelend onder de naam
[naam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. M.B. Hetterscheidt te Amsterdam,

1.Overwegingen

De eindbeschikking van het hof van 13 maart 2025
1.1.
Bij eindbeschikking van 13 maart 2025 heeft het hof [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis van het Deens Instituut voor Arbitrage van 25 januari 2024 op de grond dat het hof vanwege de intrekking door [verzoekster] van haar verzoek op processuele gronden niet toekomt aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek. Het hof heeft [verzoekster] vervolgens veroordeeld in de proceskosten.
Het verzoek van [verzoekster]
1.2.
Bij e-mail van 20 maart 2025 heeft de advocaat van [verzoekster] het hof verzocht om voornoemde beschikking met betrekking tot de proceskostenveroordeling van [verzoekster] te herzien. De advocaat van [verzoekster] voert in dit verband het volgende aan.
Partijen hebben in Denemarken een schikking bereikt, waarmee het belang van [verzoekster] bij het verzoek was komen te vervallen. Bij voornoemde beschikking heeft het hof [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten, omdat [verzoekster] naar het oordeel van het hof de procedure tot vernietiging van het arbitraal vonnis in Denemarken had moeten afwachten, voordat zij haar verzoek aan het hof had mogen intrekken. Met het bereiken van de schikking en het daarmee intrekken van het verzoek was het voor [verzoekster] niet meer mogelijk om enige uitkomst van een Deense procedure af te wachten.
1.3.
De advocaat van [verweerster] is in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Oordeel hof
1.4.
Het hof stelt voorop dat het herzieningsverzoek van [verzoekster] berust op een verkeerde lezing van de eindbeschikking. Het hof heeft in de eindbeschikking immers overwogen dat het aanleiding ziet om [verzoekster] ambtshalve te veroordelen in de proceskosten, omdat [verzoekster] haar verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging van het Deens arbitraal vonnis heeft ingediend zonder de uitkomst van de in Denemarken ten tijde van haar verzoek al aanhangige vernietigingsprocedure af te wachten.
1.5.
Het hof ziet voorts geen grond om het herzieningsverzoek toe te wijzen. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Voor zover [verzoekster] bedoelt het hof te vragen om de beschikking te verbeteren als bedoeld in artikel 31 Rv, oordeelt het hof dat geen sprake is van een kennelijke schrijffout of andere
kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Hiervan is immers sprake als voor partijen en derden direct duidelijk is dat sprake is van een vergissing die eenvoudig kan worden hersteld. [verzoekster] maakt in feite bezwaar tegen de in de beschikking van 13 maart 2025 uitgesproken proceskostenveroordeling. Zij verzoekt het hof in wezen deze veroordeling te heroverwegen. Hiervoor leent zich de procedure ex artikel 31 Rv niet.
Voor zover [verzoekster] met haar herzieningsverzoek het hof vraagt de beschikking te herroepen als bedoeld in artikel 390 jo artikel 382 Rv, geldt dat alleen herroeping kan worden gevraagd nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, wat hier nog niet het geval is, en bovendien slechts op de in artikel 382 Rv genoemde gronden, die hier niet worden aangevoerd.
Het hof wijst het verzoek dan ook af.
1.6.
Het hof merkt ten overvloede op dat niets eraan in de weg staat dat partijen uitvoering geven aan de gestelde schikking, waarvan overigens bij de intrekking geen melding is gemaakt.

2.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van [verzoekster] tot herziening van de tussen partijen gegeven beschikking van 13 maart 2025 af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, F.C. Alink-Steinberg en C.M. Molhuysen en is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2025.