Uitspraak
[naam],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot herziening van een eerdere beschikking. De verzoekster, een vennootschap naar Deens recht, had eerder een verzoek ingediend tot erkenning en tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis van het Deens Instituut voor Arbitrage. Dit verzoek werd op 13 maart 2025 niet-ontvankelijk verklaard door het hof, omdat de verzoekster haar verzoek had ingetrokken zonder de uitkomst van een aanhangige vernietigingsprocedure in Denemarken af te wachten. De verzoekster heeft vervolgens op 20 maart 2025 een herzieningsverzoek ingediend, waarin zij aanvoert dat partijen in Denemarken een schikking hebben bereikt, waardoor haar belang bij het verzoek was komen te vervallen.
Het hof heeft het herzieningsverzoek van de verzoekster afgewezen. Het hof oordeelde dat de verzoekster een verkeerde lezing van de eerdere eindbeschikking had. De eindbeschikking was immers gebaseerd op de constatering dat de verzoekster haar verzoek had ingediend zonder de uitkomst van de in Denemarken aanhangige procedure af te wachten. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijke fout die voor herstel in aanmerking kwam, en dat het herzieningsverzoek niet kon worden toegewezen op de gronden die de verzoekster aanvoerde. Het hof merkte op dat partijen wel uitvoering kunnen geven aan de gestelde schikking, maar dat het verzoek tot herziening werd afgewezen.