ECLI:NL:GHSHE:2025:1156

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
20-001096-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor smaadschrift tegen ambtenaren en andere personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor smaadschrift tegen verschillende personen, waaronder een ambtenaar, en is bestraft met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een geldboete van € 1.000,00. De zaak betreft uitlatingen die de verdachte heeft gedaan op sociale media en onder een vacatureadvertentie, waarin hij beschuldigingen van oplichting en corruptie uitte tegen de betrokkenen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. Het hof heeft de eerdere veroordeling gedeeltelijk vernietigd en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor bepaalde tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift door de eer en goede naam van de slachtoffers aan te tasten, wat aanzienlijke gevolgen heeft voor hun reputatie. De uitspraak benadrukt de ernst van smaadschrift en de impact van dergelijke uitlatingen op de betrokkenen.

Uitspraak

Parketnummer: 20-001096-24

Uitspraak : 23 april 2025
VERSTEK (onip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 18 april 2024, in de strafzaak met parketnummer 02-318109-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het onder 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van telkens ‘smaadschrift’ (het onder 1 primair en het onder 2 primair tenlastegelegde) en ‘smaadschrift, gekwalificeerd’ (het onder 4 primair tenlastegelegde) veroordeeld tot een geldboete van € 1.500,00, subsidiair 25 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vervolging ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde gedragingen voor zover die betrekking hebben op [naam woningbouwvereniging] (het onder 1 tenlastegelegde) en [naam kantoor] (het onder 2 tenlastegelegde) en dat het hof het vonnis, waarvan beroep, voor het overige zal bevestigen met uitzondering van de straf en de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder 3 tenlastegelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal, voor zover thans nog aan de orde, worden vernietigd omdat het vonnis op een aantal onderdelen niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Ingevolge artikel 269 van het Wetboek van Strafrecht zijn de misdrijven smaad(schrift) en belediging slechts op klacht vervolgbaar. Uit het dossier blijkt ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde voor wat betreft [naam woningbouwvereniging] en ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde voor wat betreft [naam kantoor] en [naam woningbouwvereniging] niet van een klacht strekkende tot vervolging ter zake van smaadschrift dan wel belediging. Het hof overweegt dat voor zover deze klachten zouden moeten worden ingelezen in de klachten strekkende tot vervolging die door [slachtoffer 1] (ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde) en [slachtoffer 2] (ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde) zijn gedaan, uit het dossier niet blijkt dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevoegd waren om namens [naam woningbouwvereniging] en [naam kantoor] aangifte en klacht te doen en dat ook overigens niet binnen de klachttermijn van drie maanden gebleken is van een wens van [naam woningbouwvereniging] en [naam kantoor] strekkende tot vervolging van de verdachte. Derhalve is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van het onder 1 en 2 tenlastegelegde voor zover deze feiten betrekking hebben op [naam woningbouwvereniging] en [naam kantoor] .
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover thans nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2021 tot en met
20 mei 2021, althans in de maand mei 2021, te Roosendaal, althans in Nederland,
opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen
verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan
de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht door onder een door [naam woningbouwvereniging 2]
openbaar geplaatste vacature (op internet) - zakelijk weergegeven - het volgende
openbare commentaar te plaatsen:
“ [naam woningbouwvereniging] is geen leuke corporatie, maar een oplichtende verhuurder, waar juristen zonder integriteitsbesef zoals.. [slachtoffer 1] werken” en/of
daaronder de hashtag #corruptie te plaatsen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2021 tot en met
20 mei 2021 te Roosendaal, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1]
in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding en/of in haar tegenwoordigheid mondeling en/of door een toegezonden of aangeboden geschrift, heeft beledigd door onder een door [naam woningbouwvereniging 2] openbaar geplaatste vacature (op internet) - zakelijk weergegeven - het volgende openbare commentaar te plaatsen:
“ [naam woningbouwvereniging] is geen leuke corporatie, maar een oplichtende verhuurder, waar juristen zonder integriteitsbesef zoals.. [slachtoffer 1] werken” en/of
daaronder de hashtag #corruptie te plaatsen,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
door aan [betrokkene] een bericht te sturen - zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer 1] meewerkt aan het verdoezelen van allerlei soorten fraude door [naam woningbouwvereniging] en/of dat die [slachtoffer 1] evidente misstanden pleegt, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 25 juni 2021, althans in de maand juni 2021, te Roosendaal,
althans in Nederland, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 2]
heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door op LinkedIn, althans internet/social media, een of meer berichten te plaatsen - zakelijk weergegeven - met de volgende inhoud:
“@ [naam kantoor] , een zooitje bedriegers bij elkaar die samen met hun frauderende klanten denken dat ze de dienst uitmaken? Nietwaar, [slachtoffer 2] , want jij gaat wel lekker met geld wegharken bij corporaties door het ‘helpen’ van een frauderend [naam woningbouwvereniging] ?” en/of
daaronder de hashtag #fraude en/of #woonfraude en/of #kantoorvoorfrauderendecorporatiebestuurders te plaatsen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2021, althans in de maand juni 2021, tot
en met 9 december 2021 te Roosendaal, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 2]
in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding en/of in zijn/haar/hun tegenwoordigheid mondeling en/of door een toegezonden of aangeboden geschrift heeft beledigd door op LinkedIn, althans internet/social media, een of meer berichten te plaatsen – zakelijk weergegeven - met de volgende inhoud:
“@ [naam kantoor] , een zooitje bedriegers bij elkaar die samen met hun frauderende klanten denken dat ze de dienst uitmaken? Nietwaar, [slachtoffer 2] , want jij gaat wel lekker met geld wegharken bij corporaties door het ‘helpen’ van een frauderend [naam woningbouwvereniging] ?” en/of daaronder de hashtag #fraude en/of #woonfraude en/of #kantoorvoorfrauderendecorporatiebestuurders te plaatsen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
door de echtgenote van die [slachtoffer 2] een bericht te sturen met de volgende tekst - zakelijk weergegeven -:
“Mogen wij je er even op wijzen dat jouw man een ongelofelijk waardeloos mens is..dat jouw man deelneemt aan corrupte praktijken door mee te werken aan het verdoezelen van een omvangrijk schandaal?”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
door die [slachtoffer 2] berichten te sturen met (onder meer) de volgende tekst -
zakelijk weergegeven - :
“Dus is men binnen jouw eigen privéleven de dupe van
hetzelfde wanbeleid, corruptie en oplichtingsgedrag wat jij loopt recht te lullen”
en/of “Als je doorgaat met oplichten, dan zijn de rapen gaar”, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 24 november 2021, althans in de maand november 2021, te
Roosendaal, althans in Nederland, opzettelijk de eer en/of de goede naam van de
burgemeester van de gemeente Roosendaal [slachtoffer 3] heeft aangerand door
tenlastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel om daaraan
ruchtbaarheid te geven door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid,
openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud
openlijk ten gehore werd gebracht, door op LinkedIn, althans internet/social media een foto/afbeelding van de burgemeester [slachtoffer 3] te plaatsen en/of daarbij - zakelijk weergegeven - de volgende tekst te plaatsen:
“Integriteit?” en/of
“Alle schade verhalen op de veroorzakers. Tijd dat jij dat zelf ook eens met je grote mond gaan doen. Immers zijn ambtsmisdrijven en discriminatie dat ook, en die sta jij gewoon oogluikend toe. Zelfs nadat de eigen BOA’s duidelijk maakten dat het ontoelaatbaar gedrag van ambtenaren van uw gemeente betreft” en/of
“Corruptie is ook een trend die we niet kunnen negeren [slachtoffer 3] ” en/of
“Maar blijkbaar dekt u de misstanden liever oogluikend toe” en/of
daaronder de hashtag #hypocriet en/of #ingegriteit en/of #practicewhatyoupreach te plaatsen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2021, althans in de maand november 2021, te Roosendaal, althans in Nederland, opzettelijk de burgemeester van de gemeente Roosendaal [slachtoffer 3] in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding en/of
in zijn tegenwoordigheid mondeling en/of door een toegezonden of aangeboden
geschrift heeft beledigd door op LinkedIn, althans internet/social media een
foto/afbeelding van de burgemeester [slachtoffer 3] te plaatsen en/of daarbij –
zakelijk weergegeven - de volgende tekst te plaatsen:
“Integriteit?” en/of
“Alle schade verhalen op de veroorzakers. Tijd dat jij dat zelf ook eens met je grote mond gaan doen. Immers zijn ambtsmisdrijven en discriminatie dat ook, en die sta jij gewoon oogluikend toe. Zelfs nadat de eigen BOA’s duidelijk maakten dat het ontoelaatbaar gedrag van ambtenaren van uw gemeente betreft” en/of
“Corruptie is ook een trend die we niet kunnen negeren [slachtoffer 3] ” en/of
“Maar blijkbaar dekt u de misstanden liever oogluikend toe” en/of
daaronder de hashtag #hypocriet en/of #ingegriteit en/of #practicewhatyoupreach te plaatsen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 18 mei 2021 tot en met 20 mei 2021, te Roosendaal opzettelijk de eer en de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften verspreid en/of openlijk tentoongesteld, door onder een door [naam woningbouwvereniging 2] openbaar geplaatste vacature (op internet) - zakelijk weergegeven - het volgende openbare commentaar te plaatsen:
“ [naam woningbouwvereniging] is geen leuke corporatie, maar een oplichtende verhuurder, waar juristen zonder integriteitsbesef zoals.. [slachtoffer 1] werken” en daaronder de hashtag #corruptie te plaatsen;
2.
hij op 25 juni 2021 te Roosendaal opzettelijk de eer en de goede naam van [slachtoffer 2] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven door middel van geschriften verspreid, en/of openlijk tentoongesteld, door op LinkedIn een bericht te plaatsen - zakelijk weergegeven - met de volgende inhoud: “@ [naam kantoor] , een zooitje bedriegers bij elkaar die samen met hun frauderende klanten denken dat ze dienst uitmaken? Nietwaar, [slachtoffer 2] , want jij gaat wel lekker met geld wegharken bij corporaties door het ‘helpen’ van een frauderend [naam woningbouwvereniging] ?” en daaronder de hashtag #fraude en #woonfraude en #kantoorvoorfrauderendecorporatiebestuurders te plaatsen;
4.
hij op 24 november 2021 te Roosendaal opzettelijk de eer en de goede naam van de
burgemeester van de gemeente Roosendaal [slachtoffer 3] heeft aangerand door
tenlastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel om daaraan
ruchtbaarheid te geven door middel van geschriften en afbeeldingen, verspreid en/of
openlijk tentoongesteld, door op LinkedIn een foto van de burgemeester [slachtoffer 3] te plaatsen en daarbij - zakelijk weergegeven - de volgende tekst te plaatsen: “Integriteit?” en “Alle schade verhalen op de veroorzakers. Tijd dat jij dat zelf ook eens met je grote mond gaan doen. Immers zijn ambtsmisdrijven en discriminatie dat ook, en die sta jij gewoon oogluikend toe. Zelfs nadat de eigen BOA’s duidelijk maakten dat het ontoelaatbaar gedrag van ambtenaren van uw gemeente betreft” en “Corruptie is ook een trend die we niet kunnen negeren [slachtoffer 3] ” en “Maar blijkbaar dekt u de misstanden liever oogluikend toe” en daaronder de hashtag #hypocriet en #ingegriteit en #practicewhatyoupreach te plaatsen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
IN DE OP WWW.RECHTSPRAAK.NL GEPUBLICEERDE VERSIE ZIJN DE BEWIJSMIDDELEN NIET OPGENOMEN
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het hof neemt de volgende cursieve bewijsoverwegingen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne:
“Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in de ten laste
gelegde periode, respectievelijk op de ten laste gelegde data, over diverse personen en instanties (…) berichten heeft geplaatst. Bij de feiten 2 en 4 deed verdachte dat op Linkedln en bij feit 1 onder een online vacatureadvertentie van [naam woningbouwvereniging] . Deze berichten komen er, kortgezegd op neer, dat [naam woningbouwvereniging] en de medewerkster oplichtende verhuurders zijn, dat er sprake is van fraude en corruptie en dat [naam kantoor] en [slachtoffer 2] hieraan medeschuldig zijn. Over de toenmalige burgemeester stelt verdachte dat die zich schuldig maakt aan corruptie.
Voor de conclusie dat er met deze uitlatingen sprake is van ‘smaadschrift’ moet aan een
aantal vereisten worden voldaan, die hieronder zullen worden besproken.
Ruchtbaarheid geven
Vereist is dat vast komt te staan dat verdachte de kennelijke bedoeling heeft gehad om aan
het door hem ten laste gelegde feit ruchtbaarheid te geven. Onder "ruchtbaarheid geven” als bedoeld in artikel 261 Sr dient te worden verstaan ‘het ter kennis van het publiek brengen'. Met zodanig publiek is een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan sprake, gelet op de wijze waarop verdachte de uitlatingen heeft gedaan. Hij heeft bij de feiten 2 en 4 via Linkedln de berichten openbaar geplaatst zodat vele mensen de inhoud van zijn uitlatingen konden lezen. Bij feit 1 heeft hij zijn uitlatingen gedaan onder een openbaar geplaatste vacature op internet. Bij alle drie de feiten is hiermee feitelijk sprake geweest van het ter kennis brengen aan een breed publiek.
Tenlastelegging van een bepaald feit
Daarnaast moeten de eer en goede naam van de aangevers zijn aangetast “door
tenlastelegging van een bepaald feit”. Op grond van vaste jurisprudentie dient het daarbij te gaan om een beschuldiging van een misdrijf of een gedraging die in het maatschappelijk
verkeer als moreel verwerpelijk kan worden beschouwd. Hiervan is naar het oordeel van de
rechtbank bij de drie feiten sprake. Immers, bij feit 1 beschuldigt verdachte [naam woningbouwvereniging]
en mevrouw [slachtoffer 1] van oplichting. Bij feit 2 beschuldigt verdachte [naam kantoor] van
corruptie en [slachtoffer 2] van het wegharken van geld. Bij feit 4 wordt burgemeester [slachtoffer 3]
door verdachte beschuldigd van corruptie. De onder de berichten geplaatste
hashtags, zoals #corruptie of #fraude, laten aan de bedoeling niets te raden over.
Artikel 261 lid 3 Sr
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij misstanden aan de kaak wilde stellen en
daarom deze berichten heeft geplaatst. Voor zover verdachte daarmee bedoeld heeft een
beroep te doen op artikel 261, derde lid, Sr, overweegt de rechtbank het volgende. Dat
artikellid luidt: "Noch smaad, noch smaadschrift bestaat voor zover de dader heeft
gehandeld tot noodzakelijke verdediging, of te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het
te last gelegde waar was en dat het algemeen belang de telastlegging eiste”.
Noodzakelijke verdediging
Bij “handelen tot noodzakelijke verdediging” gaat het om de objectieve strekking van het
gedrag. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan geen sprake. Zelfs als er al sprake was van laakbaar gedrag bij de aangevers, dan nog is het plaatsen van berichten op een
internetsite en sociale media niet de juiste reactie. Verdachte had op heel andere wijze
kunnen reageren dan via openbare sociale media.
Te goeder trouw voor waar aannemen en algemeen belang
Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake. Nergens blijkt uit dat
verdachte te goeder trouw kon aannemen dat het te last gelegde waar was. Ook kon
verdachte niet te goeder trouw aannemen dat het algemeen belang de tenlastelegging eiste.
Het ongenoegen van verdachte zag op voor hem persoonlijke omstandigheden en kwam dus
voort uit persoonlijk belang.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
zich ten aanzien van [slachtoffer 1] , (…) [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift.”
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde wordt telkens als volgt gekwalificeerd:

smaadschrift.

Het onder 4 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
smaadschrift, terwijl dit wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich in de periode van mei tot en met november 2021 meermalen schuldig gemaakt aan smaadschrift. Hij heeft online berichten verspreid over de toenmalige burgemeester van Roosendaal, over een medewerkster van [naam woningbouwvereniging] en over advocaat mr. [slachtoffer 2] . De uitlatingen van verdachte zijn niet alleen disrespectvol en beledigend voor de slachtoffers, ook zijn zij door de verspreiding van de berichten bij het publiek in een ongunstig daglicht gesteld, waardoor zij in hun eer en goede naam zijn aangetast. Dit geldt temeer nu verdachte de uitlatingen online heeft gedaan en deze dus in beginsel vindbaar en daarmee zichtbaar zullen blijven. Een dergelijke aanranding van iemands reputatie heeft doorgaans grote negatieve impact op diens persoonlijke levenssfeer. Deze zaak vormt hierop geen uitzondering.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof eveneens gelet op de inhoud van een verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles overziend is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis, passend en geboden is.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57, 63, 261 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover thans nog aan de orde, en doet opnieuw recht.
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 en 2 voor de zover deze feiten betrekking hebben op [naam woningbouwvereniging] en [naam kantoor] .
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 4 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. A.C. van der Schans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 23 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.