In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van de goederen van [appellant]. De zaak betreft een verzoek van [appellant] om de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 juli 2024 te vernietigen. De kantonrechter had op basis van de lichamelijke en geestelijke toestand van [appellant] een bewind ingesteld over zijn goederen. [appellant] was het niet eens met deze beslissing en stelde dat hij in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 maart 2025 heeft [appellant] zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.L.M. Martens. De ouders van [appellant], die als belanghebbenden zijn aangemerkt, hebben verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen, bijgestaan door hun advocaat, mr. R.A. Wijnands. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de relevante stukken bekeken. Het hof concludeert dat er geen actuele gronden zijn voor de onderbewindstelling, aangezien [appellant] inmiddels in staat is om zijn financiën zelf te beheren met de ondersteuning van zijn begeleidster. Het hof heeft daarom het verzoek tot onderbewindstelling afgewezen voor de periode na 1 mei 2025, maar de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd voor de periode tot die datum. De bewindvoerder moet de eindrekening en -verantwoording afleggen aan de rechthebbende en aan de rechtbank.