Uitspraak
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het slachtoffer [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn in hoger beroep ingediende vordering tot schadevergoeding en aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen voor het door dit slachtoffer gevorderde bedrag van € 30.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
ontplofte’, mogelijk naar aanleiding van opmerkingen van de verdachte over druggebruik in de woning in het bijzijn van een kind of over uitbuiting van een meisje, waar de verdachte ‘
een oogje op had’. Anderzijds zijn er ook aanwijzingen dat juist de verdachte de persoon was die schreeuwde tegen [slachtoffer 4] .
Persoonlijke omstandigheden
4.Zo ja, kunt u dan gemotiveerd aangeven:a. op welke manier dat gebeurde,b. of dit leidt tot het advies om het ten laste gelegde in een verminderde mate dan wel in het geheel niet toe te rekenen, en,c. indien geadviseerd wordt om in een verminderde mate toe te rekenen, preciseer dit gedragskundig.Ten aanzien van het eerste ten laste gelegde feit, moord dan wel doodslag (indien bewezen), zijn zowel de persoonlijkheidsstoornis (met in de basis daarvan beperkingen in de informatieverwerking en het sociaal functioneren) als de stoornis in middelen van invloed geweest. De persoonlijkheidsstoornis en de stoornis in middelengebruik werkten tezamen door in het gedrag, en kunnen niet los van elkaar gezien worden. De al aanwezige beperkingen in zijn oordeelsvermogen en coping werden uitvergroot doordat betrokkene op dat moment onder invloed was van middelen. Er is een duidelijke doorwerking in de handelingen van betrokkene in de aanloop naar het ten laste gelegde, waarbij er sprake is geweest van een inperking van zijn keuzevrijheid als gevolg van de vastgestelde stoornissen. Enkel de verslaving hield hem op dat moment op de been, maar beperkte zijn mogelijkheid om te beschikken tot zijn vrije keuzevrijheid nog verder. Het advies van de onderzoekers is om, indien het ten laste gelegde bewezen kan worden geacht, dit in verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.Ten aanzien van het tweede feit, het vuurwapenbezit, komen onderzoekers tot een ander advies. In de periode dat betrokkene het wapen aanschafte was hij nog niet in zo een slechte toestand als hierboven beschreven. De eerder beschreven stoornissen waren wel aanwezig op dat moment, maar er was geen sprake van een inperking van de wilsvrijheid ten aanzien van dit feit. Indien dit feit bewezen wordt geacht, dan adviseren de onderzoekers om dit volledig aan betrokkene toe te rekenen.
[slachtoffer 4] om het leven gebracht. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor het voorhanden hebben van een pistool in de openbare ruimte als vertrekpunt uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
2. Toekomstige schade: reiskosten specialistisch GGZ-traject: € 264,00.
Totale materiële schade: € 277,50.
Totale gevorderde schadevergoeding: € 47.777,50.De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met veroordeling van de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
2. Kosten koffietafel: € 747,50.
3. Kosten bloemenpreparatie: € 359,00.
Totale materiële schade: € 1.727,85.
4.Immateriële schade (shockschade): € 25.000,00.Totale gevorderde schadevergoeding: € 26.727,85.Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.368,85 aan materiële schade en een bedrag van € 25.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2022 respectievelijk 14 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank heeft de vordering tot vergoeding van materiële schade van de benadeelde partij voor het overige afgewezen.
- de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was. Bij het aan dit gezichtspunt toe te kennen gewicht kan meewegen of het secundaire slachtoffer beroepsmatig of anderszins bedacht moest zijn op een dergelijke schokkende gebeurtenis;
- de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking.
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) jaren;
€ 47.777,50 (zevenenveertigduizend zevenhonderdzevenenzeventig euro en vijftig cent) bestaande uit € 277,50 (tweehonderdzevenenzeventig euro en vijftig cent) materiële schade en
€ 26.727,85 (zesentwintigduizend zevenhonderdzevenentwintig euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 1.727,85 (duizend zevenhonderdzevenentwintig euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening;