Op 8 april 2025 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoeker, dat te laat was ingediend volgens artikel 513 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker had op 6 april 2025 een verzoek tot wraking ingediend, maar het hof oordeelde dat hij al op 6 maart 2025 op de hoogte was van de regiezitting die op 8 april 2025 zou plaatsvinden. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat het niet tijdig was ingediend. Tijdens de zitting heeft de voorzitter van de wrakingskamer, mr. J.W. van Rijkom, aangegeven dat de suggestie van de raadsheer om een advocaat te nemen slechts een goedbedoelde aanbeveling was en dat de behandelend kamer niet onpartijdig was geweest. De wrakingskamer heeft ook overwogen dat de suggesties van verzoeker over de veiligheid en de behandeling van zijn zaak niet voldoende onderbouwd waren om tot toewijzing van het wrakingsverzoek te leiden. De mondelinge uitspraak werd direct na sluiting van het onderzoek gedaan, waarbij de wrakingskamer concludeerde dat er geen redenen waren om het verzoek te honoreren.