ECLI:NL:GHSHE:2024:969

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
20-002607-22 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van de rechtbank Limburg inzake wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 november 2022. De rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene vastgesteld op € 80.725,03 en een betalingsverplichting opgelegd. De betrokkene, geboren in 1984, had hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van de uitspraak van de rechtbank heeft gevorderd, en het verweer van de verdediging, die de hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel betwistte.

Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de vastgestelde hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene door het telen van hennepplanten een voordeel heeft genoten, maar heeft de hoogte van dit voordeel herzien. De verdediging stelde dat de betrokkene eerder 200 hennepplanten had geteeld, wat resulteerde in een voordeel van € 18.262,- na aftrek van kosten. Het hof heeft deze verklaring gevolgd, ondanks dat er ook bewijs was voor een eerdere oogst van 788 hennepplanten.

De beslissing van het hof is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 18.262,- aan de Staat. Tevens is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 365 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002607-22 OWV
Uitspraak : 21 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 november 2022 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-866012-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op
€ 80.725,03 en heeft aan betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor dat bedrag.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de uitspraak van de rechtbank zal bevestigen.
De verdediging heeft verweer gevoerd betreffende de hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Uitspraak waarvan beroep
De uitspraak zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank van 9 november 2022 (parketnummer 03/866012-20 onder meer veroordeeld ter zake van het telen van 1240 hennepplanten op 30 oktober 2019 (feit1). Dit hof heeft bij arrest van heden onder parketnummer 20-002606-22 dit vonnis bevestigd.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de betrokkene door middel van het begaan van andere feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door betrokkene zijn begaan, te weten het telen van hennepplanten in de periode voorafgaande aan 30 oktober 2019 een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten.
De schatting van het voordeel
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van betrokkene gevolgd dient te worden dat hij 1 eerdere oogst van 200 hennepplanten heeft gehad met een opbrengst van € 20.000,- met na aftrek van kosten (conform het rapport Afpakken) een voordeel van € 18.012,-.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de berekening van de rechtbank gevolgd dient te worden dat er een eerdere oogst in ruimte 2 is geweest van 788 hennepplanten met uiteindelijk een voordeel van € 80.725,03.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Betrokkene heeft voor het eerst in het hoger beroep verklaard dat hij is begonnen met 200 hennepplanten omdat hij geen ervaring met telen had en bovendien geen geld om in meer hennepplanten te investeren. Deze hennepplanten zijn geoogst en betrokkene heeft daarvoor € 20.000,- ontvangen.
Hoewel de betrokkene pas in een laat stadium in vorenstaande zin heeft verklaard, is voor deze verklaring steun in het dossier voorhanden. Zo zijn er in kweekruimte 3 30 zakken met gebruikte potgrond en 200 gebruikte bloempotten aangetroffen (dos.pg. 94). Verder volgt uit het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 januari 2024 dat hij niet is gekend met Opiumwetdelicten wat zijn gebrek aan ervaring met hennepteelt kan verklaren.
Gelet hierop zal het hof overeenkomstig het standpunt van de verdediging de betrokkene in zijn verklaring volgen, niettegenstaande de omstandigheid dat in kweekruimte 2, waarin op 30 oktober 2019 788 hennepplanten zijn aangetroffen, eveneens sporen van een eerdere oogst zijn aangetroffen (dos. pg. 3).
Op voormelde opbrengst brengt het hof de navolgende kosten in mindering overeenkomstig het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM) van 1 juni 2016 (hierna te noemen: het “rapport Afpakken”).
Afschrijvingskosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken bij 200 planten, € 200,- per oogst, in totaal derhalve
€ 200,-
Inkoopprijs stekken
Overeenkomstig het rapport Afpakken, € 3,81 per stek in totaal derhalve (200 x € 3,81=)
€ 762,-
Overige variabele kosten
Overeenkomstig het rapport Afpakken, € 3,88 per plant in totaal derhalve (200 x € 3,88=)
€ 776,-
Totale kosten:
-afschrijvingskosten: € 200,-
-inkoopprijs stekken: € 762,-
-Overige variabele kosten: € 776,-
Totaal: € 1.738,-
Geschat wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het vorenstaande vloeit een wederrechtelijk verkregen voordeel voort van ( € 20.000,- -/- € 1.738,-=)
€ 18.262,-
Het hof stelt het voordeel vast op voormeld bedrag onder verwerping van de andersluidende standpunten van de verdediging en het openbaar ministerie.
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gijzeling
Met ingang van 1 januari 2020 is het nieuwe elfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht direct van toepassing geworden. Het hof zal daarom bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, in dit geval ten hoogste kan worden gevorderd. Bij het bepalen van de duur wordt overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting voor elke volle € 50,- van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend. De duur beloopt ten hoogste 1080 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de uitspraak waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 18.262,00 (achttienduizend tweehonderdtweeënzestig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 18.262,00 (achttienduizend tweehonderdtweeënzestig euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 365 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. C.A. van Roosmalen, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. van der Meijs, griffier,
en op 21 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F. van Es is buiten staat dit arrest te ondertekenen.