Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door mr. Kolmans;
- de man, bijgestaan door mr. Albrecht.
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de man d.d. 8 februari 2024;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 12 februari 2024.
3.De beoordeling
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2020 te
- dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan het adres [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] , met bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
- dat de minderjarige kinderen aan de man worden toevertrouwd.
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen voorlopige bij de man zal zijn;
- de volgende voorlopige zorgregeling vastgesteld: de vrouw is gerechtigd tot contact met de kinderen gedurende eenmaal per veertien dagen, waarbij de rechtbank verstaat dat partijen zich tot [hulpinstantie] zullen wenden om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om het contact tussen de vrouw en de kinderen uit te breiden;
- de definitieve beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de kinderalimentatie pro forma aangehouden tot 24 november 2023 en partijen verzocht de rechtbank uiterlijk 17 november 2023 schriftelijk te informeren over de uitkomsten van het hulpverleningstraject en mede te delen of, en zo ja, welke regelingen kunnen worden vastgelegd ten aanzien van de voorliggende verzoeken;
- bepaald dat de man huurder zal zijn van de woning aan het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De rechtbank is, na afweging van de belangen van de vrouw en de man, van oordeel dat het belang van de man bij verkrijging van het huurrecht van de woning zwaarder weegt dan het belang van de vrouw. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de minderjarige kinderen van partijen, zoals hiervoor overwogen, voorlopig hun hoofdverblijf zullen hebben bij de man. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat zij (voorlopig) in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. Om die reden zal de rechtbank het verzoek van de man toewijzen, onder gelijktijdige afwijzing van het verzoek van de vrouw.”