Het hof oordeelt als volgt.
Het hof ziet geen aanleiding om van enige verdiencapaciteit bij de vrouw uit te gaan vóór de datum dat het huidige dienstverband van de vrouw is ingegaan. De vrouw heeft, onderbouwd met stukken, gesteld dat zij deze baan dankzij een door haar doorlopen loopbaantraject heeft verkregen, zodat deze baan ook niet eerder had kunnen bemachtigen. Het hof acht hierbij van belang dat de vrouw tijdens het huwelijk niet heeft gewerkt en dus een behoorlijke achterstand had op de arbeidsmarkt. Ook staat onbetwist tussen partijen vast dat de vrouw na het uiteengaan van partijen fulltime de zorg voor de dochters van partijen had. Hoewel de dochters gezien hun leeftijd weliswaar niet meer de voortdurende zorg van een ouder nodig hadden, hadden zij als gevolg van de echtscheiding met de behoorlijke problematiek te kampen (depressie, paniekaanvallen), waardoor zij de nodige zorg van de vrouw hebben gevraagd.
Het hof ziet echter wel aanleiding uit te gaan van een verdiencapaciteit op basis van een fulltime dienstverband (van in dit geval 40 uur per week).. Gelet op haar opmerking tijdens de mondelinge behandeling dat zij 32 uur per week eigenlijk wel genoeg vindt, lijkt het aantal uren eerder gebaseerd op een persoonlijke keuze van de vrouw. Niet gesteld of gebleken is dat fulltime werken niet tot de mogelijkheden behoorde en behoort. Hoewel het hof de keuze van de vrouw om 32 uur per week te werken gezien haar persoonlijke situatie op zich begrijpelijk vindt, is het hof van oordeel dat niettemin niet van de man gevergd kan worden dat hij deze persoonlijke keuze van de vrouw (deels) bekostigt.
Daar komt bij dat de vrouw zelf tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat zij nog aan het begin van haar carrière staat en dat zij nog mogelijkheden tot groei ziet qua salaris.
Dit alles – in onderling verband en samenhang bezien – maakt dat het hof het redelijk acht uit te gaan van een inkomen op basis van een fulltime dienstverband. Gezien het feit dat het dienstverband van de vrouw half december 2022 is aangevangen, zal het hof hiermee uit pragmatisch oogpunt rekening houden met ingang van 1 januari 2023.
Uitgaande van het fiscaal loon zoals dat blijkt uit de cumulatieven op de loonstrook van december 2023 ad € 26.831,-, zal het hof uitgaan van een verdiencapaciteit ter hoogte van dit inkomen, geëxtrapoleerd naar 40 uur per week, van € 33.539,- op jaarbasis.
Rekening houdend met de loonheffing, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting heeft de vrouw met ingang van 1 januari 2023 een netto besteedbaar inkomen (NBI) van € 2.374,- per maand, hetgeen een draagkracht volgens de formule oplevert van € 341,- per maand (zie aangehechte berekening IV).