ECLI:NL:GHSHE:2024:916

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
20-001313-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van de dagvaarding en voorhanden hebben van wapens en munitie in een strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het voorhanden hebben van een groot aantal hulpstukken en onderdelen van vuurwapens, maar het hof heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd, ondanks dat deze niet voldeed aan de door de Hoge Raad aanbevolen werkwijze. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaar. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en munitie in zijn garagebox. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijke macht had over de wapens en munitie, en dat hij deze voorhanden heeft gehad. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en acht maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001313-22
Uitspraak : 19 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 1 juni 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-225206-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te Eindhoven op [geboortedatum] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de dagvaarding nietig verklaard op het onderdeel (ongeveer) 1.121 hulpstukken voor en/of onderdelen van vuurwapens van categorie III, onder 1, die essentieel en/of van wezenlijke aard zijn voor die vuurwapens, zoals ten laste gelegd onder feit 2, laatste onderdeel.
De rechtbank heeft de verdachte geheel vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde (kort gezegd: het aanwezig hebben van hasjiesj) en partieel vrijgesproken ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde voorhanden hebben van een uit onderdelen samengesteld machinegeweer (SIN AAMV3723NL) en het onder feit 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een pistool merk Colt 9 mm (SIN AAOZ7842NL). De rechtbank heeft de verdachte ter zake van:
  • feit 1:
  • feit 2:
  • feit 3:
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van voorarrest.
Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank partieel vrijgesproken van het voorhanden hebben van:
  • een uit onderdelen samengesteld machinegeweer [SIN AAMV3723NL], feit 1, derde gedachtestreepje, en
  • een pistool van het merk Colt, kaliber 9mm, [SIN AAOZ7842NL], feit 2, tiende gedachtestreepje.
Het hof is van oordeel dat deze partiële vrijspraken als beschermde vrijspraken moeten worden beschouwd.
De verdachte is door de rechtbank voorts vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 ten laste is gelegd.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot (partiële) vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de hierboven genoemde in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover thans aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en voor zover thans aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 19 augustus 2021, althans op of omstreeks 19 augustus 2021, te Eindhoven, een of meer wapens van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten
- 10 geweren, van het merk Colt, type M16 A1, kaliber 5.56x45 (SIN nummers AAOL2022NL, AAMV3728NL, AAMV3727NL, AAOL2025NL, AAMV3726NL, AAOL2001NL, AAOL2023NL, AAOL2024NL, AAMV3722NL, AAMV3725NL) en/of
- 1 pistoolmitrailleur van het merk CZ, model VZ61, kaliber 7.65 mm (SIN nummer AAOL2042NL)
en/of
een of meer hulpstukken voor automatisch vurende wapens en/of onderdelen van automatisch vurende wapens die essentieel en/of van wezenlijke aard zijn voor die wapens, te weten
- 2 vuurregelaars (SIN nummer AAOZ7784) en/of
- 44 lowers (kasten) (SIN nummer AAOZ7856NL) en/of
- 18 afsluiterdraagstukken (SIN nummer AAOZ7858NL) en/of
- 14 upper-receivers (SIN nummer AAOZ7859NL) en/of
- 5 glockblokjes (SIN nummers AAOZ7361NL, AAOZ9246NL, AAOZ9125NL) en/of
- 5 patroonmagazijnen en/of 1 verlengd patroonmagazijn (SIN nummer AAOZ9250NL) en/of
- een kast met loop (SIN nummer AAOZ9104NL) en/of
- een incompleet geweer van het merk Colt, type M16 A1, kaliber 5.56x45 (SIN nummer AAMV3710NL),
voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 19 augustus 2021, althans op of omstreeks 19 augustus 2021, te Eindhoven, een of meer wapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool van het merk FN Herstal, kaliber .22 LR (SIN nummer AAOL2015NL) en/of
- een pistool van het merk Soc It Flli Gles-Brescia, kaliber 6.35 mm (SIN nummer AAOL2038NL) en/of
- een pistool van het merk FN Herstal, model HP-35, kaliber 9mm Para (SIN nummer AAOL2225NL) en/of
- een vuurwapen van het merk Sauer, kaliber 9 mm (SIN nummer AAOL2003NL) en/of
- een pistool van het merk Kimber NY USA, kaliber .45 (SIN nummer AAOL2010NL) en/of
- een vuurwapen van het merk Walther, kaliber 6.35 mm (SIN nummer AAOZ7633NL) en/of
- een pistool van het merk FN, kaliber 6.35 mm (SIN nummer AAMV3707NL) en/of
- een pistool van het merk Beretta, kaliber 9mm Para (SIN nummer AAMV3701) en/of
- een pistool van het merk Colt, kaliber 9mm (SIN nummer AAOZ7632NL) en/of
- een revolver van het merk Smith&Wesson, kaliber .38 Special (SIN nummer AAOL2036NL) en/of
- een enkelloops kogelgeweer (SIN nummer AAOZ7544NL) en/of
- een geweer van het merk Remmington, kaliber 12 (SIN nummer AAOZ7573NL) en/of
- een geweer van het merk Haenel (SIN nummer AAOZ7612NL) en/of
- een geweer van het merk Browning (SIN nummer AAOZ7614NL) en/of
- een pistool van het merk Colt, kaliber .22 short (SIN nummer AAOZ7842NL) en/of
- een revolver van het merk Röhm, kaliber .22 LR (SIN nummer AAOZ9113NL)
en/of
twee wapens van categorie II onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen van het merk Fayetteville, kaliber 9 mm (SIN nummer AAOL2028NL) en/of
- een enkelloops deelbaar kogelgeweer, van het merk FN, kaliber .22 short (SIN nummer AAOZ7857NL),
en/of
een incompleet vuurwapen van het merk CZ, kaliber 7.65 (SIN nummer AAMV3724NL), telkens zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
één of meer hulpstukken voor en/of onderdelen van vuurwapens van categorie III onder 1, die essentieel en/of van wezenlijke aard zijn voor die vuurwapens, te weten
- een kunststof patroonmagazijn geschikt om te gebruiken in combinatie met een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9x19 (SIN AAOZ7765NL, p. 627 proces-verbaal einddossier en afbeelding 18 in de fotobijlage) en/of
- een afsluiter van het merk Gemtech, patentnummer: 9,372,038, afsluiter voor een Colt M16, kaliber 5,56x45 (SIN AAOZ7797NL, p. 639 proces-verbaal einddossier) en/of
- een bufferveer met buffer, geschikt voor in een bufferbuis van een schuifkolf (SIN AAOZ7808NL, p. 644 proces-verbaal einddossier) en/of
- een upper met handgreep, merkloos met handbeschermers voorzien van picatinny rail in de kleur groen, onder andere bruikbaar voor een vuurwapen in het kaliber 5.56x45mm (SIN AAOZ7847NL, p. 661 proces-verbaal einddossier en afbeelding 98 in de fotobijlage) en/of
- een lower voorzien van opschrift colt M16A1 Cal. 5.56 MM, aan de rechterzijde voorzien van serienummer 9127356 en voorzien van het opschrift ‘COLT’s FIREARMS DIVISIOEN COLT INDUSTRIES HARDFORD. CONN. USA’ met de aanduiding Save, Semi en Auto bij de vuurregelaar (SIN AAOZ7853NL, p. 664 proces-verbaal einddossier)
en/of een groot aantal andere hulpstukken en/of onderdelen van vuurwapens van categorie III onder 1, die essentieel en/of van wezenlijke aard zijn voor die vuurwapens (p. 616-721 proces-verbaal einddossier),
voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 19 augustus 2021, althans op of omstreeks 19 augustus 2021, te Eindhoven, munitie van categorie II onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten 34 pantserdoorborende en/of brandstichtende projectielen van het kaliber 5.56x45, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten ongeveer 28.247, althans een grote hoeveelheid, patronen en/of onderdelen van munitie, geschikt om munitie van te maken, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Geldigheid van de dagvaarding
Na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep is aan de verdachte onder feit 2 – onder meer – ten laste gelegd, dat hij (in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 19 augustus 2021, althans op of omstreeks 19 augustus 2021) één of meer hulpstukken voor en/of onderdelen van vuurwapens van categorie III onder 1, die essentieel en/of van wezenlijke aard zijn voor die vuurwapens voorhanden heeft gehad. In de tenlastelegging zijn vijf van die hulpstukken en/of onderdelen expliciet opgesomd, waarna voor een groot aantal andere hulpstukken en/of onderdelen van vuurwapens is verwezen naar de doorgenummerde dossierpagina’s 616-721 van het einddossier.
De bedoeling van de steller van de tenlastelegging is, gelet op de toelichting van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep, om naast de expliciet genoemde hulpstukken en/of onderdelen van vuurwapens bij de straftoemeting te betrekken (conform de jurisprudentie van de Hoge Raad in kinderpornozaken) het grootschalige karakter van het delict, te weten het voorhanden hebben van (ongeveer) 1.121 hulpstukken en/of onderdelen van vuurwapens.
De verdediging heeft een beroep gedaan op partiële nietigheid van de dagvaarding met betrekking tot laatstgenoemde hulpstukken en/of onderdelen van vuurwapens.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering dient de dagvaarding een opgave te behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse alsmede de omstandigheden waaronder het zou zijn begaan. De tenlastelegging strekt er daarbij toe voor de procesdeelnemers – zowel voor het Openbaar Ministerie en de rechter als voor de verdachte – de inzet van het geding en de te volgen beslissingsstructuur met de vereiste duidelijkheid vast te leggen.
In geval van tenlasteleggingen waarbij sprake is van grootschaligheid van de feiten heeft de Hoge Raad, met betrekking tot tenlastelegging van het bezit van kinderpornografie, richtinggevende arresten gewezen en uitgangpunten geformuleerd met betrekking tot de strafrechtelijke beoordeling van het op grotere schaal voorhanden hebben van kinderporno. In die arresten zijn opmerkingen geplaatst over de wijze van ten laste leggen. De aldus geformuleerde uitgangspunten komen erop neer dat de steller van de tenlastelegging zich bij voorkeur zou moeten beperken tot het beschrijven van een selectie van een gering aantal representatieve afbeeldingen, zo mogelijk ten hoogste vijf, zonder in de tenlastelegging zelf enige aanduiding van of verwijzing op te nemen naar een wellicht grotere hoeveelheid waarvan die afbeeldingen deel uitmaken.
Het hof acht deze jurisprudentie mede van belang in de onderhavige zaak.
De steller van de onderhavige tenlastelegging heeft zich, in afwijking van de door de Hoge Raad aanbevolen werkwijze, niet beperkt tot tenlastelegging van een beperkte selectie, te weten vijf hulpstukken en/of onderdelen van vuurwapens, maar daarbij tevens verwezen naar een groot aantal in de tenlastelegging niet gespecificeerde hulpstukken en/of onderdelen van vuurwapens.
Het hof is desalniettemin van oordeel, dat de dagvaarding, zoals gewijzigd in hoger beroep, geldig is. De advocaat-generaal heeft de bedoeling gehad aldus een selectie ten laste te leggen alsmede bij de straftoemeting rekening te houden met de grote hoeveelheid hulpstukken en/of onderdelen zoals aangetroffen en beschreven in het dossier. In de tenlastelegging is verwezen naar specifieke dossierpagina’s uit het procesdossier, terwijl door de officier van justitie ter terechtzitting in eerste aanleg een lijst is overgelegd waarin de hulpstukken en/of onderdelen van vuurwapens nader zijn gespecificeerd.
Op grond van het vorenstaande kan het er naar het oordeel van het hof voor worden gehouden dat het de verdachte voldoende duidelijk is op welke hulpstukken en/of onderdelen van vuurwapens de tenlastelegging doelt en tegen welke beschuldiging hij zichzelf derhalve dient te verdedigen.
Het hof verwerpt mitsdien het tot partiële nietigheid van de dagvaarding strekkende verweer van de verdediging.
Bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen [1] zijn opgenomen in de bijlage bij dit arrest.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat (a) niet kan worden geconcludeerd dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode bewust was van de aanwezigheid van de aangetroffen wapens en munitie qua aard en omvang daarvan en dat hij geen feitelijke macht over de wapens had in die zin dat hij er vrijelijk over kon beschikken. Voorts is bepleit dat (b) het handelen van de verdachte hooguit als faciliterend moet worden geduid doordat hij zijn garagebox ter beschikking heeft gesteld voor opslag van wapens en munitie, hetgeen derhalve als medeplichtigheid dient te worden gekwalificeerd, wat niet ten laste is gelegd.
Het hof overweegt als volgt:
a.
Voorhanden hebben
Voor een veroordeling voor het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26 van de Wet wapens en munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig heeft gehad. Dat houdt in dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Daarnaast vergt het voorhanden hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de vuurwapens, munitie en wapenonderdelen. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van wapens in de door hem gehuurde garagebox. Hij kwam ook in die box. Hij heeft op de box een Ring videodeurbel geïnstalleerd. Hij heeft verklaard dat hij in de box is gaan snuffelen, dat hij de kast heeft geopend en een groot aantal (“ik denk tientallen”) in sporttassen verpakte vuurwapens heeft gezien. Dat de verdachte – naar zijn zeggen – niet precies wist hoeveel vuurwapens er in de garagebox aanwezig waren en dat hij ze niet allemaal heeft gezien, is daarbij niet relevant. Immers, voor bewezenverklaring van voorhanden hebben is niet nodig dat de bewustheid zich uitstrekt tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp of tot de exacte locatie daarvan – en, zoals in de onderhavige zaak, tot de exacte hoeveelheid vuurwapens, munitie en wapenonderdelen. Bovendien leidt het hof uit de bewijsmiddelen, met name het audiobestand van een telefoongesprek op 13 juni 2020 tussen de verdachte en [betrokkene 1] , zijnde de partner van [betrokkene 2] , af dat de verdachte wist dat er wapens en munitie uit de bestaande wapen- en munitievoorraad van [betrokkene 2] in zijn garagebox werden of zouden worden bewaard. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat dit gesprek over wapens ging. Hij verklaart tegen [betrokkene 1] dat het bij hem driehonderd procent vertrouwd is, dat hij zorgt dat het opgehaald wordt en weggezet wordt, zolang als dat hij
(het hof begrijpt: [betrokkene 2] )vastzit en dat hij eigenlijk twee stash houskes heeft. Ter zitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat hij daarmee bedoelde zijn tattooshop en de garagebox.
Voorts had de verdachte naar het oordeel van het hof feitelijke macht over de voorraad vuurwapens, munitie en wapenonderdelen. Het feit dat de wapen- en munitievoorraad klaarblijkelijk toebehoorde aan [betrokkene 2] en dat de verdachte daarover als zodanig mogelijk minder zeggenschap had, maakt niet dat er niet kan worden gesproken over een machtsrelatie tussen de verdachte en de aangetroffen wapens en munitie. De verdachte beschikte over een sleutel van de garagebox, hij kwam daar ook en had derhalve toegang tot de voorraad. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte zeggenschap had over de plaats waar de voorraad zou worden bewaard. Hieruit volgt dat de verdachte over de wapen- en munitievoorraad kon beschikken.
Gelet op het vorenstaande acht het hof de verklaring van de verdachte met betrekking tot de twee onbekend gebleven mannen bij wie hij naar eigen zeggen schulden had en met wie hij was overeengekomen dat zij in ruil voor kwijtschelding van die schulden spullen in zijn garagebox mochten leggen ongeloofwaardig. Dit geldt tevens voor de verklaring van de verdachte dat hij pas enkele weken later kennis kreeg van de aanwezigheid van de wapens in zijn garagebox en dat hij hevig was geschrokken van het feit dat het om wapens ging.
Het hof acht derhalve bewezen dat de verdachte de vuurwapens, munitie en wapenonderdelen voorhanden heeft gehad.
Medeplichtigheid
Het verweer dat de verdachte hooguit faciliterend, als medeplichtige, betrokken is geweest bij de voorraad vuurwapens, munitie en wapenonderdelen, doet niet af aan het bewezenverklaarde voorhanden hebben daarvan en behoeft derhalve geen verdere bespreking.
Gelet op het vorenstaande wordt het verweer tot vrijspraak van de verdediging in al zijn onderdelen verworpen.
Hetgeen de raadsman overigens nog heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband beschouwd, en de bewijsoverwegingen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.
in de periode van 1 december 2020 tot en met 19 augustus 2021 te Eindhoven wapens van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten
- 10 geweren, van het merk Colt, type M16 Al, kaliber 5.56x45 (SIN AAOL2022NL, AAMV3728NL, AAMV3727NL, AAOL2025NL, AAMV3726NL, AAOL2001NL, AAOL2023NL, AAOL2024NL, AAMV3722NL, AAMV3725NL) en
- 1 pistoolmitrailleur van het merk CZ, model VZ61, kaliber 7.65 mm (SIN AAOL2042NL),
telkens zijnde vuurwapens geschikt om automatisch te vuren,
en
hulpstukken voor automatisch vurende wapens en onderdelen van automatisch vurende wapens die essentieel en van wezenlijke aard zijn voor die wapens, te weten
- 2 vuurregelaars (SIN AAOZ7784) en
- 44 lowers (kasten) (SIN AAOZ7856NL) en
- 18 afsluiterdraagstukken (SIN AAOZ7858NL) en
- 14 upper-receivers (SIN AAOZ7859NL) en
- 5 Glockblokjes (SIN AAOZ7361NL, AAOZ9246NL, AAOZ9125NL) en
- 5 patroonmagazijnen en 1 verlengd patroonmagazijn (SIN AAOZ9250NL) en
- een kast met loop (SIN AAOZ9104NL) en
- een incompleet geweer van het merk Colt, type Ml6 Al, kaliber 5.56x45 (SIN AAMV3710NL),
voorhanden heeft gehad;
2.
in de periode van 1 december 2020 tot en met 19 augustus 2021 te Eindhoven wapens van categorie III onder I van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool van het merk EN Herstal, kaliber .22 LR (SIN AAOL2015NL) en
- een pistool van het merk Soc It Flli Gles-Brescia, kaliber 6.35 mm (SIN AAOL2038NL) en
- een pistool van het merk EN Herstal, model HP-35, kaliber 9mm Para (SIN AAOL2225NL) en
- een vuurwapen van het merk Sauer, kaliber 9 mm (SIN AAOL2003NL) en
- een pistool van het merk Kimber NY USA, kaliber .45 (SIN AAOL2010NL) en
- een vuurwapen van het merk Walther, kaliber 6.35 mm (SIN AAOZ7633NL) en
- een pistool van het merk EN, kaliber 6.35 mm (SIN AAMV3707NL) en
- een pistool van het merk Beretta, kaliber 9mm Para (SIN AAMV3701) en
- een pistool van het merk Colt, kaliber 9mm (SIN AAOZ7632NL) en
- een revolver van het merk Smith&Wesson, kaliber .38 Special (SIN AAOL2036NL) en
- een enkelloops kogelgeweer (SIN AAOZ7544NL) en
- een geweer van het merk Remmington, kaliber 12 (SIN AAOZ7573NL) en
- een geweer van het merk Haenel (SIN AAOZ7612NL) en
- een geweer van het merk Browning (SIN AAOZ7614NL) en
- een pistool van het merk Colt, kaliber .22 short (SIN AAOZ7842NL) en
- een revolver van het merk Rohm, kaliber .22 LR (SIN AAOZ9113NL)
en
twee wapens van categorie II onder 3 van de Wet wapens en munitie, te
weten
- een vuurwapen van het merk Fayetteville, kaliber 9 mm (SIN AAOL2028NL) en
- een enkelloops deelbaar kogelgeweer van het merk FN, kaliber .22 short (SIN AAOZ7857NL)
en een incompleet vuurwapen van het merk CZ, kaliber 7.65 (SIN AAMV3724NL),
telkens zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer en/of revolver en/of pistool,
en
hulpstukken voor en/of onderdelen van vuurwapens van categorie III onder 1, die essentieel en/of van wezenlijke aard zijn voor die vuurwapens, te weten
- een kunststof patroonmagazijn geschikt te gebruiken in combinatie met een vuurwapen, te weten een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9x19 (SIN AAOZ7765NL, p. 627 proces-verbaal einddossier en afbeelding 18 in de fotobijlage) en
- een afsluiter van het merk Gemtech, patentnummer: 9,372,038, afsluiter voor een Colt M16, kaliber 5,56x45 (SIN AAOZ7797NL, p. 639 proces-verbaal einddossier) en
- een bufferveer met buffer, geschikt voor in een bufferbuis van een schuifkolf (SIN AAOZ7808NL, p. 644 proces-verbaal einddossier) en
- een upper met handgreep, merkloos met handbeschermers voorzien van picatinny rail in de kleur groen, onder andere bruikbaar voor een vuurwapen in het kaliber 5.56x45mm (SIN AAOZ7847NL, p. 661 proces-verbaal einddossier en afbeelding 98 in de fotobijlage) en
- een lower voorzien van opschrift colt M16A1 Cal.5.56 MM, aan de rechterzijde voorzien van serienummer 9127356 en voorzien van het opschrift ‘COLT’s FIREARMS DIVISIOEN COLT INDUSTRIES HARDFORD. CONN. USA’ met de aanduiding Save, Semi en Auto bij de vuurregelaar (SIN AAOZ7853NL, p. 664 proces-verbaal einddossier)
en een groot aantal andere hulpstukken en/of onderdelen van vuurwapens van categorie III onder 1, die essentieel en/of van wezenlijke aard zijn voor die vuurwapens (p. 616-721 proces-verbaal einddossier),
voorhanden heeft gehad;
3.
in de periode van 1 december 2020 tot en met 19 augustus 2021 te Eindhoven munitie van categorie II onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten 34 pantserdoorborende en/of brandstichtende projectielen van het kaliber 5.56x45, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 28.247, althans een grote hoeveelheid, patronen en/of onderdelen van munitie, geschikt om munitie van te maken, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegdenhandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegdenhandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegdenhandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft in de door hem gehuurde garagebox een zeer grote hoeveelheid vuurwapens en munitie voorhanden gehad. Daaronder bevonden zich tevens automatische vuurwapens. Daarnaast heeft de verdachte hulpstukken en/of onderdelen van vuurwapens voorhanden gehad.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt grote risico’s met zich voor de veiligheid van personen. Omdat de garagebox zich in een woonwijk bevond, was in dit geval in het bijzonder sprake van grote risico’s voor omwonenden die zich van geen kwaad bewust zijn. De bij de verdachte aangetroffen wapens en munitie vormen een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit daarvan maar al te vaak leidt tot gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Dergelijke wapens worden vaak gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt daarmee een groeiend maatschappelijk probleem. Met het voorhanden hebben van een dergelijke grote hoeveelheid waarvan hier sprake is, heeft verdachte de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit gefaciliteerd. Het gaat derhalve om zeer ernstige feiten.
Het hof heeft geconstateerd dat op de zitting van 20 februari 2024 het onder feit 2 tenlastegelegde (een groot aantal andere hulpstukken en/of onderdelen van vuurwapens van categorie III onder 1, die essentieel en/of van wezenlijke aard zijn voor die vuurwapens (p. 616-721 proces-verbaal einddossier) niet uitdrukkelijk is voorgehouden en/of besproken en zal om die reden met dat tenlastegelegde grootschalige onderdeel geen rekening houden in de strafmaat.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt. Een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren (met aftrek van voorarrest) zoals opgelegd door de rechtbank en gevorderd door de advocaat-generaal komt het hof als passend voor.
Bij de strafvervolging van verdachte is echter de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, met ruim vijf maanden is overschreden. Op 14 juni 2022 is hoger beroep ingesteld. Arrest van het hof wordt gewezen op 19 maart 2024, terwijl de redelijke termijn op 14 oktober 2023 verstreek. Zonder schending van de redelijke termijn zou als gezegd een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 8 maanden (met aftrek van voorarrest) worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaartde verdachte
niet-ontvankelijkin het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beschermde partiële vrijspraken ten aanzien van het onder feit 1, derde gedachtestreepje, ten laste gelegde voorhanden hebben van een uit onderdelen samengesteld machinegeweer [SIN AAMV3723NL] en het onder feit 2, tiende gedachtestreepje, ten laste gelegde voorhanden hebben van een pistool van het merk Colt, kaliber 9mm, [SIN AAOZ7842NL], alsmede voor zover gericht tegen de vrijspraak ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigthet vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet opnieuw recht:
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren en 8 (acht) maanden.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. A.H. Klip, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 19 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.H. Klip is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de bewijsmiddelenbijlage wordt verwezen naar dossierpagina’s van ambtsedige processen-verbaal van politie, opgenomen in het einddossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche Eindhoven, met registratienummer 20211101.1000.20458, onderzoeksnaam “Cattin OB2R021076”, afgesloten op 1 april 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1.108, zulks tenzij anders vermeld.