ECLI:NL:GHSHE:2024:89

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
200.331.524_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie wegens te late betaling griffierecht zonder beroep op hardheidsclausule

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep dat is ingeleid door appellanten [X V.O.F.] en twee andere personen tegen een geïntimeerde. De zaak betreft de betaling van griffierechten, die niet tijdig is voldaan. De appellanten hebben op 4 augustus 2023 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 4 mei 2023 was gewezen. Het hof heeft vastgesteld dat het griffierecht uiterlijk op 26 september 2023 betaald had moeten zijn, maar dat de betaling pas op 13 november 2023 heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat de appellanten niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn hebben betaald.

Het hof heeft appellanten in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de toepassing van artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de rechter de mogelijkheid biedt om af te zien van ontslag van instantie in geval van onbillijkheid van overwegende aard. Appellanten hebben echter geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een beroep op deze hardheidsclausule rechtvaardigen. Het hof heeft ook geen ambtshalve omstandigheden geconstateerd die een beroep op de hardheidsclausule zouden rechtvaardigen.

Geïntimeerde heeft aangegeven geen incidenteel appel te willen instellen. Gezien het feit dat appellanten niet tijdig hebben betaald en geen beroep hebben gedaan op de hardheidsclausule, heeft het hof besloten om appellanten te ontslaan van de instantie en hen te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 343,- aan griffierecht en € 591,50,- voor salaris advocaat. Het arrest is op 16 januari 2024 openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.331.524/01
arrest van 16 januari 2024
in de zaak van

1.[X V.O.F.] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. F. Yildiz te Rijswijk,
tegen
[geintimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.A.J. van der Leeuw te Roermond.
op het bij exploot van dagvaarding van 4 augustus 2023 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 4 mei 2023, door de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen appellanten als gedaagden en geïntimeerde als eiser.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 10361982 / 23-881)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de akte van geïntimeerde.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 3 lid 1 jo. lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) en artikel 353 jo. 127a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de rechter in beginsel ontslag van instantie uit te spreken indien de appellant het door hem verschuldigde griffierecht niet of niet tijdig (binnen vier weken na de eerste uitroeping van de zaak) heeft voldaan. Alleen in de bij wet voorziene situatie dat toepassing van de sanctie, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, mag de rechter afzien van het toepassen van de sanctie van ontslag van instantie (artikel 127a lid 3 Rv).
3.2
Appellanten hebben geïntimeerde gedagvaard tegen de zitting van 29 augustus 2023. De zaak is ook op de rol van die datum ingeschreven. Dat betekent dat het griffierecht uiterlijk op 26 september 2023 betaald had moeten zijn.
Het is het hof gebleken dat de post van het hof aan mr. Yildiz diverse keren retour is gekomen. Het hof heeft vervolgens gebeld met mr. Yildiz om het postadres te controleren en mr. Yildiz heeft bevestigd dat het adres klopt.
Op 10 oktober 2023 heeft het hof van het LDCR het bericht gekregen dat zij een nota van het door mr. Yildiz te betalen griffierechten heeft ontvangen met de mededeling dat deze retour is gekomen. Bij navraag bij mr. Yildiz bleek het huisnummer niet te kloppen waarna dit is aangepast in het advocatentableau. Het hof heeft mr. Yildiz op 10 oktober 2023 de nota van het griffierecht alsnog gemaild met het verzoek het bedrag zo spoedig mogelijk te voldoen. De zaak is vervolgens naar de rol van 17 oktober 2023 en 24 oktober 2023 verwezen voor “Afwachten griffierecht appellant”. Op die roldata is het griffierecht niet voldaan.
3.3.
Volgens opgave van de financiële administratie hebben appellanten het griffierecht op 13 november 2023 betaald. Dat betekent dat appellanten niet binnen voornoemde termijn hebben betaald en evenmin binnen de respijttermijn van art. 2.5 Landelijk procesreglement voor dagvaardingszaken bij de gerechtshoven.
3.4.
Appellanten zijn in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over de toepassing van artikel 127a lid 3 Rv. Hiervan hebben zij geen gebruik gemaakt.
3.5.
Appellanten hebben derhalve geen feiten en omstandigheden aangevoerd die bij toepassing van genoemde sanctie leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het hof heeft ook ambtshalve geen feiten en omstandigheden geconstateerd die een beroep op de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 Rv rechtvaardigen.
3.6.
Geïntimeerde heeft laten weten dat zij geen incidenteel appel wil instellen. Gezien het hiervoor overwogene zal geïntimeerde daarom overeenkomstig het bepaalde in artikel 127a lid 2 Rv van deze instantie worden ontslagen. Appellanten zullen worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van geïntimeerde.

4.De uitspraak

Het hof:
ontslaat geïntimeerde van de instantie;
veroordeelt appellanten in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van geïntimeerde begroot op € 343,- aan griffierecht en € 591,50,- voor salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 januari 2024.
griffier rolraadsheer