ECLI:NL:GHSHE:2024:860

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
20-001984-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het aanwezig hebben van cocaïne en vuurwapens

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 5 juli 2023. De verdachte, geboren op 2 juni 1982 te Rotterdam, was eerder veroordeeld voor het aanwezig hebben van 37,46 gram cocaïne en 12 pistolen van het merk Glock. De rechtbank had de verdachte hiervoor een gevangenisstraf van 2 jaren opgelegd, met aftrek van voorarrest. In hoger beroep heeft het hof het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde straf verhoogd naar 40 maanden gevangenisstraf, eveneens met aftrek van voorarrest. Het hof verwierp het verweer van de verdediging dat strekte tot vrijspraak en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en vuurwapens. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 jaren, maar het hof oordeelde dat een straf van 40 maanden passend was, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen en de teruggave van inbeslaggenomen telefoons aan de verdachte gelast.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001984-23
Uitspraak : 5 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 5 juli 2023, parketnummer 03-042127-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 08-192142-20, in de strafzaak tegen:

[naam verdachte] ,

geboren te Rotterdam op 2 juni 1982,
thans verblijvende in de P.I. [naam PI] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 1) en
  • ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie door twee of meer verenigde personen en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd (feit 2 primair),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft tevens de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 week (parketnummer 08-192142-20). Ten slotte heeft de rechtbank de teruggave gelast aan de verdachte van twee inbeslaggenomen mobiele telefoons.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren, met dien verstande dat het hof ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde (kort gezegd) bewezen zal verklaren dat de verdachte 49 vuurwapens voorhanden heeft gehad en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen. Ten aanzien van de twee inbeslaggenomen telefoons heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat deze aan de verdachte zullen worden geretourneerd.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde, de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijke opgelegde straf en het beslag heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met aanvulling (feit 1) en verbetering (feit 2) van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, behoudens de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd. Bijgevolg zullen de overwegingen van de rechtbank, voor zover deze betrekking hebben op de strafoplegging in zijn geheel worden vervangen door hetgeen hierna onder het kopje ‘op te leggen straf’ zal worden overwogen
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte 49 wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad, zoals de verdachte onder feit 2 wordt verweten. Daartoe heeft de advocaat-generaal (onder meer) het navolgende aangevoerd:
  • op de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte zijn filmpjes aangetroffen waarop vuurwapens zijn te zien. Op één van die filmpjes kan worden waargenomen dat er vier vuurwapens op een tafel liggen en de overige vuurwapens liggen in een doos naast de tafel. Op het filmpje is voorts te zien dat de verdachte tezelfdertijd een vuurwapen in zijn hand heeft, dat wapen voor de camera toont en over het wapen vertelt en dat de camera al vertellend doordraait naar de wapens in de doos waarbij de verdachte zegt “zoveel zijn er”;
  • ten aanzien van de vier vuurwapens op de tafel en acht in de doos is door een vuurwapendeskundige vastgesteld dat het echte vuurwapens zijn;
  • de vier echte vuurwapens op de tafel en de acht in de doos lijken op de overige vuurwapens in de doos;
  • op de telefoon van de verdachte zijn Whatsappberichten aangetroffen die betrekking hebben op de verkoop van echte vuurwapens.
Onder verwijzing naar deze feiten en omstandigheden heeft de advocaat-generaal betoogd dat de vier echte vuurwapens op de tafel en de acht echte vuurwapens in de doos onderdeel uitmaken van één en dezelfde partij, zodat het niet anders kan zijn dan dat alle 49 vuurwapens echt zijn.
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat ten aanzien van maximaal twaalf wapens kan worden vastgesteld dat zij echt zijn. Evenwel heeft de raadsman bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het voorhanden hebben daarvan, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over de wapens. Daartoe heeft de raadsman – in kern weergegeven – aangevoerd dat de vuurwapens niet aan verdachte toebehoorden en dat hij slechts één vuurwapen kortstondig vast heeft gehad, zulks voor het maken van een filmpje. Die enkele handeling is van onvoldoende gewicht om het oordeel te rechtvaardigen dat de verdachte de beschikkingsmacht had over de twaalf echte vuurwapens.
Het hof overweegt als volgt.
In hetgeen de advocaat-generaal en de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep bij respectievelijk requisitoir en pleidooi naar voren hebben gebracht met betrekking tot het onder feit 2 primair tenlastegelegde ziet het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. Met de rechtbank overweegt het hof dat de vuurwapendeskundige heeft geconcludeerd dat ten aanzien van acht wapens in de doos en de vier wapens op de tafel kan worden vastgesteld dat dit echte vuurwapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie betroffen. Van de overige wapens in de doos kan volgens de deskundige niet worden vastgesteld of het om echte vuurwapens gaat. Hoewel het hof het – daarbij mede gelet op de door de advocaat-generaal benoemde feiten en omstandigheden – zeer aannemelijk acht dat ook de overige vuurwapens in de doos echt waren, in welk verband het hof opmerkt dat het geen enkel geloof hecht aan de afgelegde verklaring van de verdachte, kan het hof aan die feiten en omstandigheden geen doorslaggevende betekenis toekennen. Het hof kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de overige wapens echt waren. Daarbij is in aanmerking genomen dat daartoe (voldoende) ander objectief bewijs ontbreekt. Aldus volgt het hof de rechtbank in haar bewezenverklaring van het aantal van 12 echte vuurwapens.
Met de rechtbank en onder overneming van de gronden als in het vonnis van de rechtbank staat vermeld is het hof voorts van oordeel dat de verdachte de twaalf vuurwapens voorhanden heeft gehad. Het ter zake gevoerde verweer van de verdediging faalt.
Aanvulling bewijsmiddelen
Aan de opsomming van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen van het onder feit 1 bewezenverklaarde voegt het hof het navolgende bewijsmiddel toe:
De kennisgeving van inbeslagneming, registratienummer: PL2300-2023022185-8 (pg. 138).
Verbetering bewijsmiddelen
Het hof schrapt het als laatste door de rechtbank gebezigde bewijsmiddel bij feit 2, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2023, proces-verbaalnummer: PL2300-202322538-13.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal acht deze straf passend (mede) gelet op de door haar gevorderde bewezenverklaring van 49 vuurwapens.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat het hof zal volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde verslaafd was aan harddrugs. Voorts heeft de raadsman ter waardering van de strafwaardigheid van het handelen van de verdachte aangevoerd dat de vuurwapens niet aan de verdachte toebehoorden en hij slechts één wapen kortstondig voorhanden gehad, zulks bovendien om (een) filmpje(s) te maken, waarin hij zich – naar het hof begrijpt – als verkoper van wapens voordeed, teneinde geld te verdienen om in zijn drugsverslaving te voorzien.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van (bruto) 37,46 gram cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs schadelijk is voor de gezondheid. Het verwerven en het bezit van harddrugs houdt bovendien de illegale handel ervan in stand, hetgeen veelal gepaard gaat met allerlei maatschappelijk ongewenste, veelal criminele, (neven)effecten.
Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij tezamen en in vereniging met een of meer anderen twaalf pistolen van het merk Glock, zijnde vuurwapens van categorie III als bedoeld in de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad. Het ongecontroleerde bezit daarvan brengt grote risico’s met zich mee. Vuurwapens worden veelvuldig gebruikt bij het begaan van strafbare feiten, zoals gewapende overvallen, ripdeals en bedreigingen, en circuleren veelal in het criminele circuit. Het onbevoegd voorhanden hebben van een groot aantal vuurwapens zoals bewezen is verklaard maakt dan ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt een onaanvaardbaar risico met zich voor de veiligheid van personen. Het is bovendien onduidelijk waar de vuurwapens zich thans bevinden. De Wet wapens en munitie brengt dit tot uitdrukking in forse (maximum) straffen. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft ten nadele van de verdachte acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 december 2023, betreffende het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder veelvuldig onherroepelijk voor strafbare feiten, waaronder ter zake van de Opiumwet, is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben de verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van een reclasseringsadvies betreffende de verdachte d.d. 15 februari 2024.
Ten slotte heeft hof gelet op de overige recente persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan gedurende het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte in dat verband naar voren gebracht hij thans 13 maanden in detentie verblijft. Hij heeft die tijd benut om af te kicken van hard- en softdrugs.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van substantiële duur met zich brengt.
Al het voorgaande afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur 40 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Bij het bepalen van deze gevangenisstraf heeft het hof de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid, ten aanzien van het aanwezig hebben van harddrugs en het aanwezig hebben van vuurwapens van categorie III mede in aanmerking genomen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. K.J. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 5 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.