ECLI:NL:GHSHE:2024:841

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
200.330.695_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in hoger beroep met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2020. De man en de vrouw, die een geregistreerd partnerschap hebben gehad, zijn de ouders van [de minderjarige 1] en hebben gezamenlijk gezag. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de zorgregeling was vastgesteld. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de zorgregeling zoals die door de rechtbank was bepaald.

De rechtbank had in haar beschikking van 16 mei 2023 de zorgregeling gewijzigd, maar de man is het niet eens met deze regeling en verzoekt het hof om een andere zorgregeling vast te stellen. De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een andere zorgregeling vast te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming, die advies heeft gegeven over de zorgregeling.

Het hof overweegt dat de huidige zorgregeling in het belang van [de minderjarige 1] moet zijn en dat er rekening gehouden moet worden met de communicatie tussen de ouders. Het hof heeft besloten de zorgregeling te wijzigen, zodat [de minderjarige 1] bij de man verblijft van donderdag uit school tot maandagochtend voor school en in de andere week van woensdag uit school tot donderdag voor school. De vrouw is verantwoordelijk voor het halen en brengen van [de minderjarige 1] tijdens de vakanties en feestdagen. Het hof heeft ook bepaald dat partijen zich moeten aanmelden voor een hulpverleningstraject ter verbetering van hun communicatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 14 maart 2024
Zaaknummer: 200.330.695/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/405227 / FA RK 23-151
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats ] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. P. Vellekoop,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats ] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C. Bayrak.
Deze zaak gaat over [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 16 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 augustus 2023;
- het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen op 20 december 2023;
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen op 23 januari 2024;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 30 maart 2023.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Vellekoop;
- de man, bijgestaan door mr. Bayrak;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een geregistreerd partnerschap met elkaar gehad. Het geregistreerd partnerschap is op 2 juni 2021 ontbonden.
3.2.
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [woonplaats ] .
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over [de minderjarige 1] uit. [de minderjarige 1] woont bij de vrouw.
3.3.
Partijen zijn een ouderschapsplan met elkaar overeengekomen, ondertekend door de man en de vrouw op respectievelijk 30 maart 2021 en 29 maart 2021.
In het ouderschapsplan zijn partijen onder punt 5 overeengekomen, voor zover gezien de leeftijd van [de minderjarige 1] thans nog van belang, dat uiterlijk in januari 2022 de navolgende reguliere zorgregeling ingaat, waarbij [de minderjarige 1] verblijft bij:

- Vader: even weken maandagen (maandagochtend tot dinsdagochtend) en oneven weken woensdagen (woensdagochtend tot donderdagochtend) en om het weekend (vrijdagmiddag 15.00 tot maandagochtend).
- Moeder: even weken dinsdagen, woensdagen, donderdagen, vrijdagen en oneven weken maandagen, dinsdagen, donderdagen en vrijdagen en om het weekend.
Voor doordeweekse dagen waarop [de minderjarige 1] bij de moeder is geldt dat vader minimaal 2 dagen van te voren aan kan geven om [de minderjarige 1] op die dag bij vader te laten zijn.
Partijen kunnen in onderling overleg afwijken van deze regeling. (…)
- Deze contactregeling wordt geëvalueerd en eventueel in overleg herzien wanneer [de minderjarige 1] 3 jaar oud is. Daarna bestaat er de mogelijkheid om 50%-50% co-ouderschap aan te gaan. (…)
7. [de minderjarige 1] wordt in het kader van deze contactregeling gehaald en gebracht door de vader tot hij 2 jaar oud is, tenzij in onderling overleg anders afgesproken. Daarna zullen er afspraken worden gemaakt over het halen/brengen. (…)”
Daarnaast zijn partijen een regeling voor de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen overeengekomen onder punt 11 t/m 13 van het ouderschapsplan.
3.4.
[de minderjarige 1] heeft sinds juli 2021 tot de datum van de bestreden beschikking feitelijk bij de man verbleven, afwisselend:
- de ene week van zondag 7.15 uur tot dinsdagochtend;
- de andere week van vrijdag 15.00 uur tot zaterdag 17.00 uur en van maandag 7.15 uur tot dinsdag 7.15 uur.
3.5.
De vrouw heeft naast [de minderjarige 1] een zoon [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 16 mei 2023 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
- de door partijen in het ouderschapsplan opgenomen zorgregeling én de nadien feitelijk tussen hen overeengekomen zorgregeling gewijzigd en bepaald dat de man en [de minderjarige 1] gerechtigd zijn tot omgang met elkaar op de wijze zoals in rechtsoverweging 4.9. van die beschikking is omschreven;
- het meer of anders verzochte ter zake de zorgregeling afgewezen.
De in rechtsoverweging 4.9. van de bestreden beschikking omschreven zorgregeling houdt in dat er contact is tussen de man en [de minderjarige 1] :
Zolang [de minderjarige 1] nog drie jaar oud is (tot [geboortedatum] 2024):
- een keer in de twee weken van vrijdag, indien voor de man mogelijk, voor het ouder-kind zwemuurtje tot maandag 8.30 uur en wekelijks van woensdag 7.15 uur tot donderdag 8.30 uur, waarbij de man [de minderjarige 1] op vrijdag bij de vrouw dan wel bij de zwemschool ophaalt, de vrouw [de minderjarige 1] op maandagochtend bij de man ophaalt, de vrouw [de minderjarige 1] op woensdagochtend naar de man brengt en de man [de minderjarige 1] op donderdagochtend terug bij de vrouw brengt;
- alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen;
Vanaf het moment dat [de minderjarige 1] vier jaar oud is (vanaf [geboortedatum] 2024):
- een keer in de twee weken van vrijdag na school tot maandagochtend naar school en wekelijks van woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school, waarbij de man [de minderjarige 1] op vrijdag bij de vrouw ophaalt, de vrouw [de minderjarige 1] op maandagochtend bij de man ophaalt, de vrouw [de minderjarige 1] op woensdagochtend naar de man brengt en de man [de minderjarige 1] op donderdagochtend naar school brengt;
- alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
4.2.
De man is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking voor zover het de beslissing over de reguliere zorgregeling betreft.
De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen – naar het hof begrijpt –
wat betreft de reguliere zorgregeling, en, opnieuw rechtdoende en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de navolgende zorgregeling vast te stellen tussen de man en [de minderjarige 1] :
Primair:
in de even week van woensdagmiddag uit school tot maandagochtend voor school en in de oneven week van woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend voor school, waarbij de man [de minderjarige 1] wekelijks op woensdag ophaalt van school, de vrouw [de minderjarige 1] op donderdagochtend (om de week) bij de man haalt en naar school brengt en de vrouw [de minderjarige 1] op maandagochtend (om de week) bij de man haalt en naar school brengt;
Subsidiair:
in de even week van woensdagmiddag uit school tot maandagochtend voor school en in de oneven week van woensdagmiddag uit school tot vrijdag voor school, waarbij de man [de minderjarige 1] wekelijks op woensdagmiddag ophaalt van school, de vrouw [de minderjarige 1] (om de week) op vrijdagochtend bij de man ophaalt en de man [de minderjarige 1] (om de week) op maandagochtend naar school brengt;
Meer subsidiair:
- week 1: de man brengt [de minderjarige 1] op maandagochtend 8.30 uur naar de moeder van de vrouw. [de minderjarige 1] wordt op woensdag 7.15 uur bij de vrouw opgehaald door de man. [de minderjarige 1] wordt op vrijdagochtend 8.00 uur gehaald door de vrouw. In het weekend verblijft [de minderjarige 1] bij de vrouw;
- week 2: de man (of diens partner) haalt [de minderjarige 1] op woensdagochtend 7.15 uur op bij de vrouw. Op vrijdag 8.00 uur wordt [de minderjarige 1] door de man bij de vrouw gebracht. Op vrijdag 17.00 uur brengt de vrouw [de minderjarige 1] terug naar de man. [de minderjarige 1] verblijft in dat weekend bij de man.
Zes keer per jaar komt de vrijdag tussen 8.00 uur en 17.00 uur bij de vrouw te vervallen, zodat [de minderjarige 1] vijf achtereenvolgende dagen bij de man is. De vrouw wordt hiervan minimaal één maand van tevoren op de hoogte gesteld;
Nog meer subsidiair:
een zorgregeling die het hof juist acht.
Daarnaast verzoekt de man te bepalen dat de vrouw haar medewerking dient te verlenen aan en zich dient in te zetten voor het [hulpverleningstraject 1] of een soortgelijk hulpverleningstraject ter verbetering van de communicatie en de onderlinge verstandhouding tussen partijen.
4.3.
De vrouw voert verweer en verzoekt de man in zijn verzoeken in principaal hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de verzoeken van de man af te wijzen.
4.4.
De vrouw is op haar beurt in incidenteel hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking, voor zover het de reguliere zorgregeling betreft. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking (naar het hof begrijpt) te vernietigen wat betreft de reguliere zorgregeling en, opnieuw rechtdoende en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de navolgende zorgregeling tussen de man en [de minderjarige 1] te bepalen:
- week 1: donderdag uit school tot maandagochtend voor school, waarbij de man [de minderjarige 1] haalt en brengt,
- week 2: woensdag uit school tot donderdag voor school, waarbij de man [de minderjarige 1] haalt en brengt;
dan wel een verdeling van het halen en brengen zoals opgenomen onder punt 45 van het verweerschrift;
dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen zorgregeling en verdeling van het halen en brengen. Kosten rechtens.
4.4.
De man voert verweer in het incidenteel hoger beroep en hij verzoekt de verzoeken van de vrouw af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing in principaal en incidenteel hoger beroep

ten aanzien van de reguliere zorgregeling
5.1.
De man voert, samengevat, het volgende aan.
De man is het niet eens met de vastgestelde zorgregeling in de bestreden beschikking. Gelet op het uitgangspunt van de rechtbank dat de zorgregeling niet te veel wisselmomenten moet bevatten in het belang van [de minderjarige 1] , was de door de man in eerste aanleg voorgestelde alternatieve zorgregeling (met vier wisselmomenten per twee weken) meer passend dan de bestreden zorgregeling (met zes wisselmomenten per twee weken). De rechtbank heeft in de beoordeling ten onrechte de voorgestelde alternatieve zorgregeling van de man buiten beschouwing gelaten.
De rechtbank heeft ten onrechte gewicht toegekend aan de reistijd tussen partijen. Partijen hebben de afspraak gemaakt dat de man op maximaal 35 minuten reistijd van de vrouw en [de minderjarige 1] mag wonen. De reisafstand mag daarom niet in het nadeel van de man werken bij het vaststellen van een zorgregeling. Het uitgangspunt in het ouderschapsplan, namelijk een zorgregeling op basis van co-ouderschap, moet leidend zijn.
Zijn primaire verzoek acht de man het meest in het belang van [de minderjarige 1] . In dat verzoek komen er ten opzichte van de bestreden zorgregeling twee donderdagen per maand bij waarop [de minderjarige 1] bij hem verblijft en is het halen en brengen tussen partijen evenredig verdeeld. Het verzoek van de vrouw in incidenteel hoger beroep brengt mee dat de man en [de minderjarige 1] minder tijd met elkaar zullen hebben, terwijl dat niet nodig is. De man is op woensdagmiddag vrij. Hij heeft zijn werkdagen op de zorgregeling aangepast. Indien [de minderjarige 1] op woensdagmiddag een feestje, sportactiviteit of speelafspraak heeft, dan zorgt de man ervoor dat [de minderjarige 1] daarbij aanwezig kan zijn.
5.2.
De vrouw voert, samengevat, het volgende aan.
Partijen hebben in het ouderschapsplan niet expliciet afgesproken dat zij zullen toewerken naar co-ouderschap. De mogelijkheid van co-ouderschap was daarin opgenomen voor de situatie dat de man dicht bij de vrouw zou wonen. Op dat moment was nog niet bekend waar de man zou gaan wonen. De reisafstand die er nu tussen partijen is, kan geen basis bieden voor co-ouderschap. Ook de verstoorde communicatie tussen partijen en het onderlinge wantrouwen maakt dat de basis voor het vaststellen van een uitgebreidere zorgregeling zoals de man heeft verzocht, ontbreekt.
Het is in het belang van [de minderjarige 1] dat hij een basisomgeving heeft waarin hij zich kan ontwikkelen. De vrouw is altijd de hoofdopvoeder geweest en [de minderjarige 1] is gewend aan die situatie. [de minderjarige 1] is ook graag bij zijn broertje. De huidige situatie waarin hij is gestart met school, vergt al veel van [de minderjarige 1] en voorkomen moet worden dat hij extra wordt belast door een uitbreiding van de zorgregeling. Verder is van belang dat [de minderjarige 1] door de zorgregeling niet in zijn sociale ontwikkeling wordt belemmerd en na schooltijd kan afspreken. De vrouw wenst betrokken te zijn bij de woensdagmiddagactiviteiten van [de minderjarige 1] en kan zich daarvoor vrijmaken van haar werk. Haar verzoek in incidenteel hoger beroep is hierop aangepast.
De vrouw wenst ook een aanpassing ten aanzien van het halen en brengen van [de minderjarige 1] , in die zin dat dat de man daarvoor zorgdraagt. De man heeft zelf de reisafstand gecreëerd. Daarnaast geldt dat van de vrouw niet kan worden verwacht dat zij vroeg in de ochtend naar de man rijdt om [de minderjarige 1] op te halen voor school. Dit is stressvol voor haar en heeft ook impact op [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De vrouw is bereid het halen en brengen van [de minderjarige 1] te compenseren door het vervoer op feestdagen en vrije dagen op zich te nemen.
5.3.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende geadviseerd.
De raad acht het reizen voor [de minderjarige 1] in het kader van de zorgregeling best belastend, zeker op de maandagochtend. Gelet hierop is het een mogelijkheid om de weekendregeling aan te passen en te laten eindigen op zondagavond.
Ten aanzien van de woensdagmiddag moet nagedacht worden over hoe die in de toekomst zal zijn. De raad verwacht niet dat [de minderjarige 1] in de woonomgeving van de man zal gaan sporten, aangezien [de minderjarige 1] in [woonplaats ] naar school gaat en daar zijn sociale leven opbouwt.
5.4.
Het hof overweegt als volgt.
5.4.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.4.2.
Dat sprake is van gewijzigde omstandigheden is tussen partijen niet in geschil en op grond van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling genoegzaam komen vast te staan.
5.4.3.
Het hof is gebleken dat partijen in het eerste levensjaar van [de minderjarige 1] feitelijk uit elkaar zijn gegaan en dat zij de zorgregeling tussen [de minderjarige 1] en de man geleidelijk hebben opgebouwd. Sinds juli 2021 heeft [de minderjarige 1] gemiddeld twee dagen per week met overnachting bij de man verbleven. In de bestreden beschikking is die regeling gewijzigd en uitgebreid naar een weekendregeling per veertien dagen van vrijdagmiddag tot maandagochtend én een wekelijks contactmoment van woensdagmiddag tot donderdagochtend.
Partijen houdt thans verdeeld of een wijziging moet komen in de frequentie van de zorgregeling en/of en in de dagen waarop het doordeweeks contactmoment plaatsvindt. Daarnaast is het halen en brengen van [de minderjarige 1] in geschil.
5.4.3.
Het hof acht het alles overziend het meest in het belang van [de minderjarige 1] dat hij bij de man verblijft:
- de ene week: van donderdag uit school tot maandagochtend voor school, waarbij de man [de minderjarige 1] haalt en brengt;
- de andere week: van woensdag uit school tot donderdag voor school, waarbij de man [de minderjarige 1] haalt en brengt.
De frequentie van deze regeling komt overeen met de lopende zorgregeling, waarbij er wel een wijziging plaatsvindt (eenmaal per veertien dagen) in de dagen waarop het doordeweeks contactmoment plaatsvindt.
Gebleken is dat met de huidige frequentie het goed met [de minderjarige 1] gaat, hij duidelijkheid ervaart en beide partijen – die fulltime werken – een goede invulling kunnen geven aan de zorgregeling. Door voortaan het doordeweeks contactmoment te laten plaatsvinden in de ene week van woensdag op donderdag en in de andere week van donderdag op vrijdag (waarbij laatstgenoemde dagen aansluiten op de weekendregeling per veertien dagen), zullen er voor [de minderjarige 1] minder wisselmomenten zijn wat meer rust brengt. Bovendien geeft deze aanpassing de man en de vrouw de mogelijkheid om bij de woensdagmiddagactiviteiten van [de minderjarige 1] betrokken te zijn, waar zij allebei belang aan hechten.
Het hof is van oordeel dat op dit moment, gelet op de moeizame verstandhouding en verstoorde communicatie tussen partijen, een verdere uitbreiding van de zorgregeling, zoals de man heeft verzocht, niet in het belang van [de minderjarige 1] wordt geacht.
De door het hof vast te stellen zorgregeling sluit aan op de schooltijden van [de minderjarige 1] . Het halen en brengen van [de minderjarige 1] wordt hierop afgestemd, wat meebrengt dat de man daarvoor dient zorg te dragen op de dagen dat [de minderjarige 1] bij hem verblijft.
5.4.4.
De verdeling van het verblijf van [de minderjarige 1] tijdens de vakanties- en feestdagen bij helfte, zoals in eerste aanleg is bepaald, is in hoger beroep niet in geschil. Het hof ziet wel aanleiding om ten aanzien van de zorgregeling voor de vakanties- en feestdagen – aanvullend – te bepalen dat de vrouw voor het halen en brengen van [de minderjarige 1] zorgdraagt, zoals de vrouw heeft aangeboden ter compensatie van het vervoer dat de man met betrekking tot de reguliere zorgregeling voor zijn rekening dient te nemen.
5.5.
Duidelijkheidshalve zal het hof de bestreden beschikking wat betreft de zorgregeling geheel vernietigen en, op grond van wat hiervoor is overwogen, een zorgregeling vaststellen al hierna in het dictum staat vermeld.
ten aanzien van het verzoek tot deelname aan het [hulpverleningstraject 1]
5.6.
De man voert, samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft partijen uitdrukkelijk in overweging gegeven om te gaan werken aan hun communicatie en onderlinge verstandhouding. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg het [hulpverleningstraject 1] aanbevolen. De man heeft de vrouw na die zitting benaderd om het hulpverleningstraject in gang te zetten, maar zij gaf aan dat eerst de schoolkeuze voor [de minderjarige 1] opgepakt moet worden. Uit de laatste berichten van de vrouw heeft de man de indruk dat de vrouw helemaal niet meer mee gaat werken. Daarom verzoekt hij het hof te bepalen dat de vrouw dient mee te werken aan dit hulpverleningstraject en dat zij zich daarvoor moet inzetten.
5.7.
De vrouw voert, samengevat, het volgende aan.
De vrouw is bereid om te starten met het [hulpverleningstraject 1] , zodra zij is gestopt met borstvoeding, de rechtszaken achter de rug zijn en zij weer financiële ruimte heeft.
5.8.
Het hof overweegt als volgt. Het hof acht het in het belang van [de minderjarige 1] noodzakelijk dat partijen zich
onverwijldaanmelden voor het [hulpverleningstraject 1] of een daarmee vergelijkbaar traject (zoals [hulpverleningstraject 2] ) ter verbetering van hun onderlinge communicatie. Aangezien [de minderjarige 1] bij de vrouw staat ingeschreven, dient de vrouw zich te wenden tot haar gemeente voor een dergelijk hulptraject. Nu te verwachten is dat er hoe dan ook enige tijd overheen gaat voordat partijen kunnen starten met het hulptraject, in verband met de administratieve behandeling van de aanvraag en wachttijden bij de hulpverlening, gaat het hof ervan uit dat de vrouw voldoende gelegenheid heeft om eventuele praktische problemen op te lossen en dat zij zich zonder dralen aanmeldt.
ten aanzien van de proceskosten
5.9.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof:
in principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 16 mei 2023 wat betreft de beslissing over de zorgregeling en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de door partijen in het ouderschapsplan opgenomen zorgregeling en de nadien tussen hen overeengekomen zorgregeling;
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw met betrekking [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [woonplaats ] , vast dat [de minderjarige 1] bij de man verblijft, afwisselend:
- de ene week van donderdag uit school tot maandagochtend voor school, waarbij de man [de minderjarige 1] haalt en brengt, en
- de andere week van woensdag uit school tot donderdag voor school, waarbij de man [de minderjarige 1] haalt en brengt;
alsmede gedurende helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de vrouw [de minderjarige 1] haalt en brengt;
verwijst partijen naar het hulpaanbod van de gemeente [woonplaats ] , zoals omschreven in rechtsoverweging 5.8, voor het [hulpverleningstraject 1] of een daarmee vergelijkbaar traject (zoals [hulpverleningstraject 2] ) ter verbetering van hun onderlinge communicatie en draagt de vrouw op daartoe het initiatief te nemen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.M.C. Dumoulin en J.W.P.N. Hermans en is op 14 maart 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.