In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voorwaardelijke machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De minderjarige, geboren in 2009, was onder toezicht gesteld van Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg en had eerder al verschillende periodes in gesloten jeugdhulp doorgebracht. De rechtbank Limburg had op 21 december 2023 een voorwaardelijke machtiging verleend voor een opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, welke beslissing door de minderjarige werd bestreden in hoger beroep. De minderjarige voerde aan dat de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper onvoldoende was en dat niet aan de wettelijke vereisten voor de machtiging was voldaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 februari 2024 zijn zowel de minderjarige als de GI gehoord. De GI stelde dat de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper voldoende was om de voorwaardelijke machtiging te rechtvaardigen. Het hof oordeelde dat de instemmingsverklaring niet alleen betrekking had op de noodzaak van gesloten jeugdhulp, maar ook voldeed aan de formele vereisten van de Jeugdwet. Het hof concludeerde dat de minderjarige, ondanks zijn instemming met de voorwaarden, belang had bij het hoger beroep, omdat er sprake was van vrijheidsontneming indien hij zich niet aan de voorwaarden hield.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat de GI voldoende had aangetoond dat de jeugdhulp noodzakelijk was in verband met de opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige. De beslissing van het hof houdt in dat de minderjarige in de gesloten jeugdhulp blijft, met de voorwaarden die aan hem zijn gesteld.