ECLI:NL:GHSHE:2024:837

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
200.330.691_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instelling van bewind over goederen van rechthebbende met problematische schulden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de instelling van bewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, die kampt met psychische problemen en problematische schulden, had eerder een verzoek ingediend bij de kantonrechter om bewind te laten instellen over haar goederen. De kantonrechter had dit verzoek afgewezen, met de overweging dat er geen sprake was van inkomen bij de rechthebbende. De rechthebbende ging hiertegen in hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2024 heeft de rechthebbende, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.E.L. Teerling, betoogd dat zij een zelfstandig belang heeft bij het instellen van bewind, omdat haar partner een Ziektewetuitkering ontvangt en er sprake is van een gezinsinkomen. De rechthebbende heeft ook aangegeven dat zij niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen door haar psychische problemen en de oplopende schulden.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende inderdaad een inkomen heeft en dat er sprake is van problematische schulden. Het hof oordeelde dat de rechthebbende niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen en heeft het verzoek om bewind alsnog toegewezen. De beoogde bewindvoerder, [de beoogde bewindvoerder] B.V., is benoemd tot bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende. De beschikking van de rechtbank Limburg is vernietigd en het hof heeft de nodige maatregelen getroffen voor de bewindvoering.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 14 maart 2024
Zaaknummer : 200.330.691/01
Zaaknummer eerste aanleg : 10324185 BM VERZ 23-558
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. F.E.L. Teerling.
Als belanghebbende merkt het hof aan:
[de partner],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de partner.
Als informant merkt het hof aan:
[de beoogde bewindvoerder] B.V.,
gevestigd te [kantoorplaats],
hierna te noemen: de beoogd bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 15 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 augustus 2023, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en [de beoogde bewindvoerder] B.V. alsnog ex artikel 1:431 BW te benoemen als beschermingsbewindvoerder over de goederen van de rechthebbende, dan wel een beslissing te nemen die het hof in goede justitie vermeent te behoren.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Teerling namens de rechthebbende;
  • de beoogd bewindvoerder, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger beoogde bewindvoerder].
2.2.1.
De rechthebbende en de partner zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op mondelinge behandeling verschenen.

3.De omvang van het geschil

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de rechthebbende tot instelling van bewind over de goederen die aan haar (zullen) toebehoren afgewezen.
3.2.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechthebbende voert – samengevat – het volgende aan. Zij woont samen met haar partner en hun kind. De goederen van haar partner staan onder bewind en [de beoogde bewindvoerder] BV is de bewindvoerder.
De rechthebbende kampt sinds de geboorte van haar kind met psychische problemen en acht zichzelf niet in staat om haar vermogensrechtelijke belangen zelf in goede banen te leiden. Er is tevens sprake van schuldenproblematiek, hetgeen telkens meer druk en onrust met zich meebrengt in de gezinssituatie.
De kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat er geen sprake is van inkomen bij de rechthebbende, zodat er geen financiën zijn om beheerd te worden. De partner ontvangt een Ziektewetuitkering. Doordat het gezin onder het bestaansminimum komt, ontvangt de partner bij deze uitkering een toeslag van het UWV waardoor het totale inkomen op de gehuwdennorm uitkomt. Het inkomen betreft derhalve het gezinsinkomen en niet het individuele inkomen van de partner. Bovendien zijn de taken van een beschermingsbewindvoerder ruimer dan alleen inkomensbeheer. De bewindvoerder houdt zich ook bezig met het betalen van rekeningen, het beheren van leefgeld, het doen van belastingaangifte, het aanvragen van toeslagen, het beheren van administratie en het aflossen en beheren van schulden. Voorts mag de rechthebbende in geval van bewind niet zonder toestemming van de bewindvoerder overeenkomsten aangaan, goederen vervreemden of anderszins beslissingen nemen die van invloed zijn op het vermogen. Ook als de rechthebbende al geen eigen inkomsten zou hebben, heeft de rechthebbende dit ruime vangnet aan bescherming nodig om niet (verder) in de problemen te geraken.
Aangezien de beoogd bewindvoerder al het bewind over de goederen van de partner voert, heeft de rechthebbende verzocht om haar goederen bij dezelfde partij onder bewind te stellen zodat één entiteit de financiën over het gehele gezin gaat beheren.
4.2.
De beoogd bewindvoerder brengt– samengevat – het volgende naar voren. Er is sprake van een gezinsinkomen en de rechthebbende ontvangt een maximaal kindgebonden budget en zorgtoeslag. Er zijn inmiddels ook problematische schulden, die steeds verder oplopen. De rechthebbende heeft onder andere een betalingsachterstand bij de zorgverzekering van ruim € 3.000,- euro en heeft een schuld met betrekking tot haar telefoonabonnement. Er is beslag gelegd op de zorgtoeslag. Deze oplopende schulden en het verlies aan overzicht in de financiële situatie zorgt voor enorm veel stress bij de rechthebbende en haar gezin, waardoor zij niet meer in staat is haar financiën te overzien.
De beoogd bewindvoerder probeert in de positie als bewindvoerder van de partner al zo veel mogelijk te betekenen voor de rechthebbende, onder andere door het opnemen van contact met de schuldeisers. De bewindvoerder is echter beperkt in haar mogelijkheden nu de goederen van de rechthebbende niet onder bewind staan.
4.3.
Het hof overweegt het volgende.
Wettelijk kader
4.3.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
4.3.2.
Ingevolge artikel 1:435 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Inhoudelijke beoordeling
4.3.3.
Anders dan de kantonrechter heeft overwogen, stelt het hof vast dat de rechthebbende een inkomen heeft. Alleen al uit het feit dat de partner van de rechthebbende een Ziektewetuitkering ontvangt met een toeslag naar de gehuwdennorm, de rechthebbende tevens een maximaal kindgebonden budget ontvangt en recht heeft op zorgtoeslag, blijkt voldoende dat de rechthebbende een zelfstandig belang heeft bij instelling van bewind over haar huidige en toekomstige goederen.
4.3.4.
Het hof dient vervolgens te beoordelen of er bij de rechthebbende sprake is van een lichamelijke of geestelijke toestand dan wel verkwisting of het hebben van problematische schulden, zodat er een grondslag is voor een onderbewindstelling.
4.3.5.
Op grond van de overgelegde stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling is het hof van oordeel dat voldoende vast is komen te staat dat de rechthebbende als gevolg van het hebben van problematische schulden niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Het is de rechthebbende tot op heden niet gelukt om hulp in te schakelen, nu zij overweldigd wordt door zorgen over haar financiële situatie. De tijdens de in eerste aanleg reeds bestaande schulden zijn toegenomen en lopen op. Uit de toelichting tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep door de beoogd bewindvoerder, die tevens de bewindvoerder van de partner is, is voldoende aannemelijk geworden dat deze schulden inmiddels aan te merken zijn als problematische schulden. Nu de rechthebbende een zelfstandig belang heeft bij het instellen van een bewind en zij als gevolg van het hebben van de genoemde problematische schulden niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, zal het hof het verzoek van de rechthebbende om haar huidige en toekomstige goederen onder bewind te stellen alsnog toewijzen.
4.3.6.
De rechthebbende heeft verzocht de beoogd bewindvoerder te benoemen als bewindvoerder. Er is niet gebleken van gegronde redenen die zich hiertegen verzetten en de bewindvoerder heeft zich bereid verklaard. Het hof zal het verzoek derhalve toewijzen. Het hof acht het van belang dat de beoogd bewindvoerder volledig op de hoogte kan raken van de totale schuldenlast van de rechthebbende en aan de slag kan met sanering van deze schulden en het eventueel treffen van regelingen.
4.4.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en overgaan tot instellen van een bewind met benoeming van [de beoogde bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder.
4.5.
Het hof zal hierna verder bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Limburg in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

5.5. De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 15 mei 2023,
en opnieuw rechtdoende:
stelt, met ingang van de dag nadat deze beschikking is verzonden, een bewind in over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan
[de rechthebbende], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002, wegens het hebben van problematische schulden;
benoemt met ingang van de dag nadat deze beschikking is verzonden tot bewindvoerder:
[de beoogde bewindvoerder] B.V., correspondentieadres: [postbus], [postcode] te [kantoorplaats];
bepaalt dat de bewindvoerder voor zijn (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, H. van Winkel en E.P. de Beij en is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.