In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de instelling van bewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, die kampt met psychische problemen en problematische schulden, had eerder een verzoek ingediend bij de kantonrechter om bewind te laten instellen over haar goederen. De kantonrechter had dit verzoek afgewezen, met de overweging dat er geen sprake was van inkomen bij de rechthebbende. De rechthebbende ging hiertegen in hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2024 heeft de rechthebbende, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.E.L. Teerling, betoogd dat zij een zelfstandig belang heeft bij het instellen van bewind, omdat haar partner een Ziektewetuitkering ontvangt en er sprake is van een gezinsinkomen. De rechthebbende heeft ook aangegeven dat zij niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen door haar psychische problemen en de oplopende schulden.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende inderdaad een inkomen heeft en dat er sprake is van problematische schulden. Het hof oordeelde dat de rechthebbende niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen en heeft het verzoek om bewind alsnog toegewezen. De beoogde bewindvoerder, [de beoogde bewindvoerder] B.V., is benoemd tot bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende. De beschikking van de rechtbank Limburg is vernietigd en het hof heeft de nodige maatregelen getroffen voor de bewindvoering.