ECLI:NL:GHSHE:2024:836

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
20-001653-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis politierechter en veroordeling tot gevangenisstraf voor diefstal van fietsen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken voor diefstal van fietsen, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor wat betreft de opgelegde straf en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is integraal toegewezen tot een bedrag van € 38,95 aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drie diefstallen van fietsen, waaronder elektrische fietsen. De verdachte heeft de fietsen op brutale wijze gestolen, wat heeft geleid tot overlast voor de slachtoffers. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou vrijspreken van de diefstal van de fiets van benadeelde 1, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal van deze fiets. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat er sprake was van vormverzuimen, maar het hof heeft deze argumenten verworpen.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001653-23
Uitspraak : 28 februari 2024
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 juni 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-060207-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek van voorarrest.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] is bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen tot een bedrag van € 38,95 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op de fiets die aan [benadeelde 1] toebehoorde, en het tenlastegelegde bewezen zal verklaren ten aanzien van de fietsen die aan [benadeelde 2] en [benadeelde 3] toebehoorden, en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding in verband met de gevorderde partiële vrijspraak.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is bepleit dat zich een vormverzuim heeft voorgedaan dat moet leiden tot het in artikel 359a, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) genoemde rechtsgevolg van strafvermindering (groot: 0,5 dag gevangenisstraf). De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Voorts zal het hof de gronden in het vonnis van de rechtbank op de hierna te vermelden wijze – mede naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep – aanvullen.
Aanvulling van de gronden van de bewezenverklaring
i. Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot partiële vrijspraak van het tenlastegelegde, te weten van de diefstal van de fiets die toebehoort aan [benadeelde 1] , nu zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring daarvan te kunnen komen.
Het standpunt van de verdediging
Het verweer strekkende tot vrijspraak
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Met betrekking tot de diefstal van de fietsen van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] heeft de verdediging bepleit dat de getuigenverklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] op elkaar zijn afgestemd, dat zij collega’s zijn, en dat hun verklaringen door de politie zijn voorgekauwd. Daardoor zijn deze getuigenverklaringen niet als onafhankelijke verklaringen aan te merken. In dat geval is er maar sprake van één getuige, en een verklaring van één getuige is onvoldoende voor een veroordeling. De politierechter heeft bovendien ten onrechte een deel van de getuigenverklaring van [getuige 1] niet in de bewijsmiddelen opgenomen. Met betrekking tot de diefstal van de fiets van [benadeelde 1] heeft de verdediging het hof verzocht om het requisitoir onderdeel te laten uitmaken van zijn pleidooi.
Het verweer strekkende tot strafvermindering
Artikel 378 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is geschonden. Een proces‐verbaal der terechtzitting van de politierechter is niet opgemaakt. Het vonnis is er niet aangetekend. De raadsman heeft toen een schriftuur moeten indienen en dat kost geld. Het tenlastegelegde feit steunt ook niet op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, hetgeen een schending van het bepaalde in artikel 359, derde lid Sv oplevert: er waren geen bewijsmiddelen, nu er geen vonnis was.
De raadsman meent dat zich derhalve twee vormverzuimen hebben voorgedaan die moet leiden tot het in artikel 359a, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering genoemde rechtsgevolg van strafvermindering van een halve dag gevangenisstraf. Doordat de verdediging niet binnen 4 weken na het instellen van hoger beroep in het bezit is gesteld van het uitgewerkte vonnis, is de verdediging destijds niet genoegzaam, althans onvoldoende in staat is gesteld om de grieven tegen het vonnis te kunnen formuleren. De rechtbank Breda heeft daarmee gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 410
(het hof begrijpt dat de verdediging kennelijk heeft bedoeld: artikel 410, vierde lid)juncto artikel 365a, derde lid Sv, aldus de verdediging. Het belang van artikel 410 Sv moet worden aangenomen, anders zou de wetgever geen termijn hebben verbonden aan het uitwerken van een verkort vonnis. Daarnaast is er nadeel in die zin dat er sprake is van bemoeilijking van de procesvoering in strijd met de wet.
In het geval het bepaalde in artikel 359a, eerste lid Sv geen toepassing vindt, nu er geen sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, verzoekt de verdediging het hof om dat artikel analoog toe te passen op de onderhavige situatie.
De beoordeling door het hof
Het hof stelt voorop dat het zich kan verenigen met de bewijsoverwegingen van de rechtbank. Het hof neemt de bewijsoverwegingen van de rechtbank dan ook over en maakt die tot de zijne. Het hof overweegt in aanvulling daarop als volgt.
Het verweer strekkende tot vrijspraak
Het hof overweegt met betrekking tot de diefstal van de fiets van [benadeelde 1] als volgt.
Uit de stukken in het dossier stelt het hof het volgende vast.
Aangever [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij zijn fiets op 27 februari 2023 omstreeks 19.30 uur parkeerde langs het wijkcentrum [wijkcentrum] , gelegen aan [adres 2] . Deze fiets stond afgesloten met het reguliere slot en met een 50 centimeter lang, gekruld zwart slot, die om de band en de fietsenstandaard heen zat. Het betrof een blauwe elektrische fiets van het merk Sparta. Verbalisant [verbalisant 1] relateert dat hij op die dag omstreeks 20.30 uur een melding kreeg van een heterdaad fietsendief in Bergen op Zoom, welke persoon werd omschreven als: man, tattoo in het gezicht, lelijke tanden, mondkapje op, groene jas. Toen hij met collega [verbalisant 2] richting de Korenmarktstraat in Bergen op Zoom reed, zag hij in de Pastoor Lancrietstraat een man staan bij een fiets. Deze man liep met de fiets weg toen zij dichterbij kwamen. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat het een blauwe fiets betrof en dat de man een groene jas droeg. Toen collega [verbalisant 2] riep dat de man moest blijven staan, begon deze man te rennen. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat de man tijdens het rennen een kettingslot liet vallen. Deze man had gouden tanden, hij droeg een mondkapje onder zijn kin en had verschillende tatoeages op zijn gezicht. Daarnaast had hij een betonschaar met een lint om zijn nek hangen. Deze man werd vervolgens aangehouden.
Het hof leidt uit de twee processen-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 8 maart 2023, in onderlinge samenhang bezien, af dat de blauwe fiets waar de verdachte bij stond in beslag is genomen en dat dat dezelfde fiets is als waarover door aangever [benadeelde 1] wordt gesproken in zijn aangifte. Het hof heeft daarnaast uit het formulier ter onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 1] mogen afleiden dat het kettingslot dat de verdachte liet vallen hetzelfde slot is als waarmee de fiets van [benadeelde 1] afgesloten heeft gestaan, welk slot de verdachte kennelijk al dan niet met behulp van de bij hem aangetroffen betonschaar, heeft doorgeknipt. Daarmee acht het hof ook de diefstal van de fiets van [benadeelde 1] wettig en overtuigend bewezen.
Hetgeen van de zijde van de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd brengt het hof niet tot een ander oordeel dan de rechtbank
Het verweer strekkende tot strafvermindering
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat het hof uit hetgeen dienaangaande door de verdediging is aangevoerd niet is gebleken dat de verdediging op enigerlei wijze in zijn belangen is geschaad, nu de raadsman voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting in het bezit is gesteld van het uitgewerkte proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg en de verdediging de daarop toegespitste grieven tegen het vonnis ter terechtzitting in hoger beroep heeft kunnen formuleren. Het niet tijdig aanvullen van het verkorte vonnis binnen de in artikel 365a, derde lid Sv bepaalde termijn leidt volgens de Hoge Raad niet tot nietigheid daarvan (vgl. HR 24 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD0988,
NJ1998/557 en HR 13 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2961,
NJ2002/233). Er is ook anderszins niet voorzien in een wettelijke sanctie op het niet nakomen van deze termijnen.
Hetgeen voor het overige door de raadsman is aangevoerd, hetgeen zou moeten leiden tot (analoge) toepassing van het bepaalde in artikel 359a, eerste lid Sv, vindt geen steun in het recht reeds nu de vermeende vormverzuimen niet hebben plaatsgevonden tijdens het ‘voorbereidend onderzoek’, zijnde op grond van artikel 132 Sv het onderzoek hetwelk aan de behandeling ter terechtzitting voorafgaat en tevens niet gebleken is van enig geleden nadeel in de onderhavige strafprocedure.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
Het hof is van oordeel dat de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen dienen te worden aangevuld met de navolgende bewijsmiddelen:
-
Het ambtsedige proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , opgenomen als pagina 18 in het eindproces-verbaal nr. PL2000-2023051520-15 van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in wettelijke vorm. Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Ik, [verbalisant 1] , Hoofdagent van de politie te Bergen op Zoom maak een aanvullend
proces verbaal van bevindingen ter aanvulling van het proces verbaal van bevindingen
2023051520-3. Ik zag dat de fiets die gisteren op 27 februari 2023 in beslag is genomen blauw van kleur is en een accu heeft onder de bagagedrager. Tevens zag ik dat de fiets van het merk Sparta is.
Op 27 februari 2023 zag ik dat de verdachte bij de fiets die in beslag is genomen stond. Op het moment dat wij kwamen aanrijden in onze herkenbare politieauto zag ik dat de verdachte wegliep. In de aangifte zag ik dat de fiets die gestolen is een elektrische fiets betreft, van het merk Sparta en blauw van kleur. Ik maak hierop uit dat de fiets die in beslag is genomen dezelfde is als in de aangifte.
-
Het losbladige verzoek tot schadevergoeding van het slachtoffer/verzoeker [benadeelde 1] d.d. 27 februari 2023, met de daarbij gevoegde bijlage, voor zover inhoudende:
3. strafbaar feit
3.2
Datum of periode strafbaar feit:
27 februari 2023
3.3
Plaats strafbaar feit:
Bergen op Zoom
4a. materiële en/of verplaatste schade
Omschrijving materiële/verplaatste schade
Axa RLS plus insteekketting (extra hangslot dat doorgeknipt is)
Bijlage
Insteekketting zwart 140cm
Kleur zwart
Op te leggen straf of maatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen, met aftrek van voorarrest.
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie is gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan;
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komend in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan drie diefstallen van een fiets. In twee gevallen betrof het een (doorgaans duurdere) elektrische fiets. De verdachte heeft zich de fietsen van de nietsvermoedende eigenaren op brutale wijze toegeëigend door deze, al dan niet na het verbreken van een (ketting)slot, te pakken en daarmee weg te lopen. Het handelen van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van een ander. Bovendien heeft de verdachte met zijn handelen overlast en hinder veroorzaakt voor de slachtoffers.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 13 december 2023. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezen erklaarde handelen eerder onherroepelijk is veroordeeld, ook ter zake van soortgelijke misdrijven. Voorts blijkt daaruit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover hiervan ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de aard en ernst van het feit, alsmede de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof het passend en geboden aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 10 weken, met aftrek van voorarrest.
Deze straf is hoger dan de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het hof legt aan de verdachte een hogere straf op, omdat het hof enerzijds tot een bewezenverklaring komt van de diefstal van drie fietsen, en anderzijds van oordeel is dat de aard en ernst van het feit, mede gelet op de waarde van het gestolen goed en gelet op de omstandigheid dat de verdachte eerder – ook binnen 5 jaren voor het begaan van onderhavige feiten – meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensmisdrijven, onvoldoende tot uitdrukking komt bij een straf zoals door de advocaat-generaal is gevorderd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de door de politierechter opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inbegrip van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. W.F. Koolen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M.F. van de Ven, griffier,
en op 28 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W.F. Koolen en A.M.M.F. van de Ven zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.