ECLI:NL:GHSHE:2024:827

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
20-001619-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude en witwassen met vrijspraak voor computervredebreuk

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor bankhelpdeskfraude, medeplegen van oplichting, eenvoudig witwassen en computervredebreuk. De tenlastelegging omvatte het oplichten van een slachtoffer door zich voor te doen als medewerker van de Rabobank en het verkrijgen van een geldbedrag van € 4.695,85. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het binnendringen in een geautomatiseerd werk en het witwassen van kleding die met het oplichtingsgeld was aangeschaft.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden bevestigd, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig was aan computervredebreuk, maar wel aan het medeplegen van oplichting en eenvoudig witwassen. Het hof oordeelde dat de verdachte een essentiële rol had gespeeld in de oplichting en dat hij wist dat de kleding afkomstig was uit een misdrijf.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de eerdere strafbare feiten van de verdachte. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen omdat de oproeping niet correct was betekend.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001619-23
Uitspraak : 22 februari 2024
TEGENSPRAAK (ex. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 7 juni 2023, parketnummer
02-061849-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer
01-302086-20, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Lelystad te Lelystad.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Namens de verdachte is integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2021 te Terneuzen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten 4695,85 euro, althans enig geldbedrag, door
- te bellen naar het telefoonnummer van voornoemd slachtoffer en/of
- zich voor te doen als ware hij, verdachte en/of zijn medeverdachte, een medewerker van/bij de Rabobank en/of
- (vervolgens) te zeggen dat er (zojuist) (mogelijk) getracht was om geld van de rekening van het slachtoffer te halen en/of dat verdachte en/of zijn medeverdachte een (mogelijk) dubieuze transactie had(den) tegengehouden en/of
- te zeggen dat er wat nadere dingen geregeld moeten worden om het geld van het slachtoffer veilig te stellen en/of
- (vervolgens) te vragen of het slachtoffer wil inloggen op haar bankrekening en/of (daarbij) (het programma) AnyDesk te downloaden, zodat verdachte en/of zijn medeverdachte (live) kan/kunnen meekijken en/of de computer van het slachtoffer kan/kunnen overnemen en/of -(vervolgens) te vragen of het slachtoffer (een) geld(bedrag) wil overmaken naar een andere (door verdachte en/of zijn medeverdachte opgegeven) (vertrouwde) bankrekening,
en/of -(inlog)gegevens in te vullen op de RandomReader en/of (inlog)gegevens te delen met de persoon aan de telefoon;
waardoor voornoemd slachtoffer is bewogen tot de bovenomschreven afgifte;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2021 te Terneuzen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een webserver van een bank met daarop het internetbankieren(account) van [benadeelde] is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging, en/of
b. door een technische ingreep, te weten het installeren van het programma Anydesk, en/of
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel, te weten het programma Anydesk, en/of
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid
en hij vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk beyond voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen;
3.
hij op of omstreeks 26 november 2021, te Terneuzen en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich (telkens) schuldig heeft/hebben gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (uit hoofde van die gewoonte) (telkens) op voornoemde dag één of voorwerpen, te weten
merkjassen (Canada Goose, CP Company, Stone Island, Carson, Carlo Colucci) en/of
merkbroeken (Stone Island) en/of
merktruien (Carlo Colucci, Stone Island) en/of
merkshirts (Stone Island)
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig -eigen- misdrijf;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.
omstreeks 26 november 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten 4695,85 euro, door
- te bellen naar het telefoonnummer van voornoemd slachtoffer en
- zich voor te doen als ware hij, verdachte en/of zijn medeverdachte, een medewerker van de Rabobank en
-(vervolgens) te zeggen dat er (zojuist) (mogelijk) getracht was om geld van de rekening van het slachtoffer te halen en/of dat verdachte en/of zijn medeverdachte een (mogelijk) dubieuze transactie had(den) tegengehouden en/of
- te zeggen dat er wat nadere dingen geregeld moeten worden om het geld van het
slachtoffer veilig te stellen en/of- (vervolgens) te vragen of het slachtoffer wil inloggen op haar bankrekening en (het programma) AnyDesk te downloaden, zodat verdachte en/of zijn medeverdachte (live) kan/kunnen meekijken en/of de computer van het slachtoffer kan/kunnen overnemen en
-(inlog)gegevens in te vullen op de RandomReader,
waardoor voornoemd slachtoffer is bewogen tot de bovenomschreven afgifte;
3.
omstreeks 26 november 2021, te Amsterdam, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft verdachte op voornoemde dag voorwerpen,
te weten merkjassen (Canada Goose, CP Company) een merkbroek (Stone Island), merktruien (Carlo Colucci, Stone Island) en merkshirts (Stone Island) verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze voorwerpen afkomstig waren uit enig eigen misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Daartoe heeft de verdediging allereerst aangevoerd dat het niet de verdachte is geweest die de kleding heeft opgehaald. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat, mocht het hof toch oordelen dat het de verdachte is geweest die de kleding heeft opgehaald, de verdachte niet het voorwaardelijk opzet heeft gehad dat de kleding uit misdrijf afkomstig is geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Vast staat dat aangeefster is opgelicht. Door zogenaamde bankhelpdeskfraude is haar een groot geldbedrag afhandig gemaakt. Ook staat vast dat aangeefster door twee verschillende personen, een man en een vrouw, is gebeld. Door de manspersoon is er aan aangeefster gevraagd hoe zij aan internetbankieren doet. Toen aangeefster vertelde dat zij dat op haar computer doet, werd zij doorgeschakeld naar een vrouw die aangeefster door de verdere handelingen heen leidde. Tijdens deze handelingen is met geld van aangeefster kleding besteld op naam van verdachte. De kleding is kort erna opgehaald door iemand die als verdachte wordt herkend en op zijn telefoon een ID-kaart laat zien.
Het hof gaat voorbij aan het verweer van de verdediging dat het niet de verdachte is geweest die de kleding heeft opgehaald. De verdachte is immers door een verbalisant op beelden herkend en het hof acht deze herkenning voldoende betrouwbaar en specifiek. Daarnaast heeft de verdachte de kleding opgehaald met een foto van zijn ID-kaart.
Ten aanzien van de rol van de verdachte overweegt het hof als volgt.
Nog daargelaten of het de verdachte is geweest die aan de telefoon met aangeefster heeft gesproken, is het hof van oordeel dat hij in ieder geval een bijdrage aan het strafbare feit heeft geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen tijdens en na het strafbare feit. Tijdens het internetbankieren heeft de bestelling plaatsgevonden met vermelding van zijn, verdachte’s naam. Waarna de verdachte vervolgens kort na die bestelling, aldus herkend en na overlegging van een foto van zijn ID-kaart, de kleding heeft opgehaald. Het hof komt daardoor tot de conclusie dat de verdachte een essentiële rol heeft geleverd die van voldoende gewicht is geweest voor het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van dat feit.
Nu het de verdachte zelf is geweest die de kleding heeft opgehaald, ter waarde van
€ 4.695,85, is het hof daarbij van oordeel dat -gelet op de onderlinge samenhang van de feiten- daaruit ook de wetenschap van verdachte volgt dat deze kleding afkomstig was uit enig misdrijf. Het hof is daardoor van oordeel dat de verdachte zich naast de oplichting schuldig heeft gemaakt aan het verworven en voorhanden hebben van die kleding. Het hof zal dan ook bewezen verklaren dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van oplichting.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudig witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De politierechter heeft verdachte ter zake van het onder feit 1 tot en met 3 tenlastegelegde, veroordeeld voor een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, en een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof dezelfde straf zal opleggen als door de politierechter is opgelegd.
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, niet uitgelaten over de opgelegde straf.
Verdachte heeft zich -kort gezegd- schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en eenvoudig witwassen.
Bankhelpdeskfraude is een steeds meer voorkomende vorm van criminaliteit die voor verdachten op relatief gemakkelijke wijze zeer lucratief kan zijn. Verdachte en zijn medeverdachte hebben misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen bij het kwetsbare slachtoffer die ten tijde van het plegen van het delict reeds 77 jaren oud was, waarbij zij juist dacht dat zij op deze wijze kon voorkomen dat zij veel geld zouden kwijtraken. Het tegendeel bleek waar. Hierdoor is haar vertrouwen in het online handelsverkeer geschaad. Verdachte heeft enkel uit financieel gewin gehandeld en heeft geen oog gehad voor de kwetsbaarheid en de belangen van het slachtoffer. Verdachte heeft bovendien geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 december 2023. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel blijkt daaruit dat de verdachte zich reeds bevond in een lopende proeftijd, hetgeen hem kennelijk er niet van heeft weerhouden om nieuwe feiten te plegen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarbij bij fraude tot een bedrag van 10.000 euro 1 week tot 2 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf het uitgangspunt is.
Naar het oordeel van het hof is, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, passend en geboden.
De vordering tenuitvoerlegging
Het hof is van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering omdat niet is gebleken van een juiste betekening van de oproeping inzake de vordering tot tenuitvoerlegging.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 57, 326 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 01-302086-20.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. Y. van Setten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 22 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.