ECLI:NL:GHSHE:2024:810

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200.323.838_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens het ontbreken van grieven

In deze zaak heeft Dexia Nederland B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 22 december 2022 is gewezen. De appellante heeft echter geen grieven aangevoerd tegen het vonnis waarvan beroep. Op de rol van 13 februari 2024 heeft de rolraadsheer ambtshalve akte niet-dienen verleend, omdat appellante niet van grieven heeft gediend en geen uitstel heeft gevraagd. Hierdoor is het hof tot de conclusie gekomen dat appellante niet-ontvankelijk is in het door haar ingestelde hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat appellante als in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 343,-- aan griffierecht en € 607,-- aan salaris advocaat, wat overeenkomt met een half punt liquidatietarief II. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.323.838/01
arrest van 12 maart 2024
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Rotterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 15 februari 2023 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 december 2022, gewezen tussen appellante als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en geïntimeerde als eiser in conventie, verweerder in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8995217 EL 21-6)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de ambtshalve verleende akte niet-dienen voor de memorie van grieven op de rol van 13 februari 2024.
Het hof heeft een datum bepaald voor arrest.

3.De beoordeling

3.1.
Appellante heeft de zaak geïntroduceerd op de rol van 14 november 2023, op welke rol mr. Maliepaard zich heeft gesteld voor geïntimeerde. Op 14 november 2023 is aan appellante een ambtshalve uitstel verleend voor het nemen van de memorie van grieven tot 9 januari 2024 en daarna tot 6 februari 2024, ambtshalve peremptoir. Op de rol van 6 februari 2024 is op eenstemmig verzoek aan appellante nog één week uitstel verleend voor het nemen van de memorie van grieven tot 13 februari 2024, ambtshalve peremptoir.
Omdat appellante op de rol van 13 februari 2024 vervolgens niet van grieven heeft gediend en daarvoor geen uitstel heeft gevraagd, heeft de rolraadsheer op die rol ambtshalve akte niet-dienen verleend.
3.2.
Nu appellante tegen het vonnis waarvan beroep geen grieven heeft aangevoerd, kan zij in het hoger beroep niet worden ontvangen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal appellante worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart appellante niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep;
veroordeelt appellante in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde begroot op € 343,-- aan griffierecht en op € 607,-- aan salaris advocaat (½ punt liquidatietarief II).
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, E.H. Schulten en B.E.L.J.C. Verbunt en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 maart 2024.
griffier rolraadsheer