ECLI:NL:GHSHE:2024:806

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200 302 482_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over beëindiging van samenwerking in de led-verlichtingsbranche met betrekking tot aandelenoverdracht en schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een geschil tussen verschillende vennootschappen en een natuurlijke persoon, [geïntimeerde], over de beëindiging van een samenwerking in de led-verlichtingsbranche. De appellanten, gezamenlijk aangeduid als WhyLed c.s., hebben hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had in eerdere uitspraken geoordeeld over de overdracht van aandelen en de verplichtingen van partijen. De zaak is complex, met meerdere grieven van beide partijen en een verzoek om bewijslevering. Het hof heeft besloten een mondelinge behandeling te gelasten om nadere inlichtingen te verkrijgen en een mogelijke schikking te beproeven. De mondelinge behandeling is bedoeld om de inhoudelijke punten te verhelderen en om partijen de kans te geven om tot een minnelijke regeling te komen. Het hof heeft daarbij aangegeven dat partijen fysiek aanwezig moeten zijn en dat het niet-verschijnen gevolgen kan hebben voor de beoordeling van de zaak. De uitspraak van het hof is op 12 maart 2024 gedaan, waarbij het hof de zaak naar de rol heeft verwezen voor het bepalen van een zittingsdatum.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.302.482/01
arrest van 12 maart 2024
in de zaak van

1.WhyLed B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
WhyLed Investments B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
WhyLed Finance B.V.gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4.
[appellant 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als respectievelijk Whyled B.V., Whyled Investments, Whyled Finance en [appellant 4] en gezamenlijk als WhyLed c.s.,
advocaat: mr. A.C.S. Tan te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. M.C.A. Geerts te Oirschot,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 28 december 2021 in het hoger beroep van de door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer C/01/347219 / HA ZA 19-384 gewezen vonnissen van 1 april 2020 en 14 juli 2021.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 28 december 2021, waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft bepaald;
  • de brief d.d. 2 juni 2022 van de advocaat van [geïntimeerde] met producties 26 en 27;
  • de brief d.d. 3 juni 2022 van de advocaat van WhyLed c.s.;
  • de e-mail van het hof d.d. 7 juni 2022 waarbij partijen is meegedeeld dat de mondelinge behandeling na aanbrengen niet doorgaat;
  • de memorie van grieven, met producties 51 en 52;
  • de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel met producties 28 tot en met 52;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties 53 en 54;
  • de akte na memorie van grieven van WhyLed c.s., met productie 55;
  • de akte van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
Feiten
6.1.
De rechtbank heeft in het vonnis van 1 april 2020 in rov. 2.1 tot en met 2.8 feiten weergegeven waarvan in dit geschil kan worden uitgegaan. WhyLed c.s. hebben een algemene grief tegen deze feitenweergave aangevoerd. Volgens Whyled c.s. is de feitenweergave veel te summier en worden sommige afspraken onterecht ingevuld. Naar het oordeel van het hof kan evenwel ook in hoger beroep van de feitenweergave van de rechtbank worden uitgegaan. Dit zijn feiten die enerzijds gesteld en anderzijds niet althans niet voldoende betwist zijn en daarom als vaststaand moeten worden beschouwd (artikel 149 lid 1 Rv). Het hof zal deze feiten hierna, vernummerd tot rov. 6.1.1 tot en met 6.1.10, weergeven. Voor zover meer of andere feiten relevant zijn voor de beoordeling van het geschil tussen partijen, zal het hof daarop later ingaan.
6.1.1.
[appellant 4] en [geïntimeerde] hebben omstreeks 2015 samen met een aantal andere betrokkenen plannen gemaakt voor het starten van een onderneming. Zij hebben daartoe onder meer gezamenlijk een financier gezocht.
6.1.2.
Whyled B.V., Whyled Investments en Whyled Finance (hierna ook: de vennootschappen) zijn alle op 21 mei 2015 opgericht. Whyled Investments houdt sindsdien de aandelen in Whyled en Whyled Finance.
6.1.3.
De vennootschappen zijn actief in de led-verlichtingsbranche.
6.1.4.
De aandelen in Whyled Investments zijn bij oprichting op naam van een stichting administratiekantoor gezet onder de vlag van de accountant.
6.1.5.
Vanaf de oprichting waren [appellant 4] en [geïntimeerde] samen werkzaam in de dagelijkse operatie. Daarvoor ontvingen zij beiden (onder meer) een vergoeding van € 2.000,00 per maand.
6.1.6.
Op 26 december 2015 zijn de aandelen in Whyled Investments geleverd aan [appellant 4] .
6.1.7.
Op 14 januari 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [geïntimeerde] en zijn adviseur [persoon A] (hierna: [persoon A] ) en [appellant 4] en zijn adviseur [persoon B] (hierna: [persoon B] ).
6.1.8.
[geïntimeerde] en [appellant 4] zijn vervolgens in een conflict terechtgekomen, althans het al bestaande conflict is geëscaleerd.
6.1.9.
De samenwerking tussen partijen is beëindigd op 17 mei 2019.
6.1.10.
Op 23 mei 2019 heeft [geïntimeerde] Easy-Led B.V. (hierna Easy-Led) opgericht, welke onderneming zich net als Whyled richt op de (zakelijke) ledlampen markt.
Geschil in eerste aanleg
6.2.1.
[geïntimeerde] vorderde in conventie – samengevat – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voor zover mogelijk bij tussenvonnis te bepalen dat Whyled c.s. op grond van artikel 843a Rv de jaarrekeningen van 2015 tot en met 2018 inclusief onderliggende stukken, alsmede de voorlopige cijfers en prognose 2019 in de procedure moet brengen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat zij niet aan de veroordeling voldoet;
- Whyled c.s. te veroordelen tot betaling van € 438.750,00 althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, vermeerderd met handelsrente;
- Whyled c.s. te veroordelen tot vergoeding van € 2.042,50 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met handelsrente;
- [appellant 4] te veroordelen tot betaling van € 332,20 aan beslagkosten, te vermeerderen met handelsrente;
Met veroordeling van Whyled c.s. in de proces- en nakosten, te vermeerderen met rente.
6.2.2.
In reconventie vorderden WhyLed c.s. – samengevat – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Whyled c.s.;
- [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 100.000,00;
- [geïntimeerde] (samengevat) te verbieden een bedrijf in dezelfde branche te (doen) exploiteren, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- [geïntimeerde] (samengevat) voor een periode van twee jaar te verbieden de in productie 28 genoemde relaties van Whyled c.s. te benaderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- [geïntimeerde] te veroordelen tot teruggave van de in randnummer 103 van de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie genoemde eigendommen van Whyled c.s., op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van € 7.500,00 aan reeële proceskosten;
- alle door of namens [geïntimeerde] gelegde conservatoire beslagen op te heffen, althans [geïntimeerde] te veroordelen om die beslagen op te heffen en opgeheven te houden binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Met veroordeling van [geïntimeerde] in de proces-, beslag- en nakosten, te vermeerderen met rente
6.2.3.
Bij het vonnis van 1 april 2020 heeft de rechtbank in conventie [geïntimeerde] opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat tussen partijen is overeengekomen dat [appellant 4] 50% van de door hem gehouden aandelen in de vennootschappen zou overdragen aan [geïntimeerde] op het moment dat de situatie van [geïntimeerde] dat zou toelaten, tegen betaling door [geïntimeerde] van de waarde van die aandelen bij oprichting.
In reconventie heeft de rechtbank Whyled c.s. opgedragen te bewijzen dat de onder rov. 3.15 van het vonnis van 1 april 2020 weergegeven zaken haar eigendom zijn en dat [geïntimeerde] ze heeft weggenomen.
6.2.4.
In conventie heeft de rechtbank, na bewijslevering, in het vonnis van 14 juli 2021 vastgesteld dat [geïntimeerde] is geslaagd in het leveren van het bewijs dat tussen hem en [appellant 4] is overeengekomen dat [appellant 4] 50% van de door hem gehouden aandelen in de vennootschappen zou overdragen aan [geïntimeerde] op het moment dat de situatie van [geïntimeerde] dat zou toelaten, tegen betaling door [geïntimeerde] van de waarde van die aandelen bij oprichting.
De rechtbank heeft vervolgens [appellant 4] veroordeeld tot (vervangende) schadevergoeding aan [geïntimeerde] van de schade die hij heeft geleden doordat [appellant 4] toerekenbaar tekort is geschoten in het overdragen van de helft van de door hem in Whyled Investments B.V. gehouden aandelen op peildatum 16 mei 2019, op te maken bij staat.
Voorts heeft de rechtbank Whyled c.s. veroordeeld in de beslagkosten.
Ook heeft de rechtbank [appellant 4] veroordeeld in de proceskosten en nakosten van [geïntimeerde] en [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten en nakosten van de vennootschappen.
Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
6.2.5.
In reconventie heeft de rechtbank, na bewijslevering, in het vonnis van 14 juli 2021 [geïntimeerde] veroordeeld tot teruggave aan WhyLed c.s. van de eet/vergadertafel, het drietal stoelen, de scooter, 2 dozen LED-Panels, 2 stuks Office Led-Panels en het kentekenbewijs van de Tesla, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Voorts heeft de rechtbank Whyled c.s. veroordeeld in de proceskosten en nakosten van [geïntimeerde] .
Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
Geschil in hoger beroep
6.3.1.
In (principaal) hoger beroep hebben WhyLed c.s. (naast de al besproken algemene grief tegen de feiten) elf – met Romeinse cijfers aangeduide – grieven aangevoerd. WhyLed c.s. hebben geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen van 1 april 2020 en 14 juli 2021. Whyled c.s. hebben gevorderd om [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen WhyLed c.s. ter uitvoering van de bestreden vonnissen aan [geïntimeerde] hebben voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente. Het petitum van de dagvaarding in hoger beroep houdt verder in dat het hof de vorderingen van [geïntimeerde] (in eerste aanleg ingesteld in conventie) alsnog zal afwijzen en de vorderingen van Whyled c.s. (in eerste aanleg ingesteld in reconventie) alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties vermeerderd met wettelijke rente.
6.3.2.
[geïntimeerde] heeft in (incidenteel) hoger beroep zeven grieven aangevoerd en zijn eis gewijzigd. In het incident ex artikel 843a Rv heeft WhyLed c.s. geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van 14 juli 2021 en tot toewijzing van zijn (gewijzigde) vorderingen ex artikel 843a Rv zoals weergegeven op blz. 25 van hun memorie. In de hoofdzaak heeft hij geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van 14 juli 2021 en tot toewijzing van zijn (gewijzigde) vorderingen in reconventie zoals weergegeven op blz. 26 en 27.
6.3.3.
WhyLed c.s. hebben geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijzigingen van [geïntimeerde] . Het hof ziet ook geen aanleiding deze eiswijzigingen ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Bij de beoordeling zal worden uitgegaan van de gewijzigde eis.
Aanleiding voor een mondelinge behandeling
6.4.
Het hof ziet aanleiding in deze zaak een (meervoudige) mondelinge behandeling te bepalen. De doelen daarvan zijn, ten eerste, nadere voorlichting van het hof over inhoudelijke punten en, ten tweede, het beproeven van een minnelijke regeling. Het hof merkt op dat partijen [appellant 4] en [geïntimeerde] bij deze mondelinge behandeling fysiek (dus niet online) en zelf, in persoon, dienen te verschijnen. Aan het niet-verschijnen van (een van) partijen zal het hof de gevolgtrekking verbinden die het geraden acht. Dit kan zijn dat het hof door partijen eerder in de procedure ingenomen stellingen onvoldoende gemotiveerd (betwist) acht.
6.5.
Ter nadere toelichting overweegt het hof het navolgende. Daarbij zal het hof eerst op de geschil in conventie ingaan (rov. 6.6.) en daarna op het geschil in reconventie (rov. 6.7). Het voorgaande betreft de aanleiding om een inhoudelijke behandeling te gelasten in deze zaak. Tot slot zal het hof ingaan op het tweede doel van de te houden mondelinge behandeling, het beproeven van een minnelijke regeling (rov. 6.8).
6.6.1.
In het geschil in conventie, zoals dat in hoger beroep aan het hof is voorgelegd, gaat het om de vraag of partijen zijn overeengekomen dat [appellant 4] 50% van de door hem gehouden aandelen in de vennootschappen zou overdragen aan [geïntimeerde] op het moment dat de situatie van [geïntimeerde] dat zou toelaten, tegen betaling door [geïntimeerde] van de waarde van die aandelen bij oprichting. De toe- of afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] staat of valt met het antwoord op deze vraag.
6.6.2.
Ten aanzien van deze vraag hebben partijen in het kader van deze procedure bewijs verzameld. Het hof heeft daarvan kennis genomen, waaronder van de getuigenverklaringen onder meer die van [geïntimeerde] op 30 september 2020. Ook heeft het hof kennis genomen van de verklaring van [appellant 4] tijdens de comparitie in eerste aanleg op 15 januari 2020 ( [appellant 4] is niet gehoord als getuige). Het hof wil deze zaak niet op de stukken afdoen.
Daarbij heeft het hof het volgende in aanmerking genomen. De verklaringen van [geïntimeerde] en [appellant 4] wijken op relevante punten van elkaar af. Zo verklaart [geïntimeerde] dat de afspraak was dat de aandelen voor 50% op zijn naam zouden komen. De verklaring van [appellant 4] houdt daarentegen in dat meerdere scenario’s zijn besproken, dat de intentie was om het fifty-fifty te doen, dat een andere manier van samenwerken dan met een verdeling van fifty-fifty ook een mogelijkheid is geweest, en dat [appellant 4] niet de intentie had om juridisch aan [geïntimeerde] verbonden te zijn. Dat meerdere scenario’s zijn besproken, vindt steun in het ‘Draaiboek oprichting Whyled?’ (productie 4 bij de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie). Het hof wenst [geïntimeerde] en [appellant 4] nadere vragen over de feitelijke gang van zaken te kunnen stellen, en wel tijdens een mondelinge behandeling.
6.6.3.
Hier komt het volgende bij. De getuigenverklaring van [geïntimeerde] is de verklaring van een partijgetuige die in beginsel beperkte bewijskracht heeft (artikel 164 lid 2 Rv). Op [geïntimeerde] rust immers ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en bewijslast van zijn stelling dat de overeenkomst met de gestelde inhoud tot stand is gekomen. De vraag is of er in dit geval aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken. De rechtbank heeft [geïntimeerde] in het bewijs geslaagd geacht op basis van de getuigenverklaringen van [persoon C] en [persoon A] , in aanvulling op de getuigenverklaring van [geïntimeerde] . Ook over voornoemde vraag wil het hof het debat kunnen voeren op een mondelinge behandeling. Voor zover partijen over meer bewijsstukken beschikken, verzoekt het hof die stukken uiterlijk tien dagen voor de zitting te doen toekomen aan de wederpartij en aan het hof.
6.7.1.
Het geschil in reconventie, zoals dat in hoger beroep aan het hof is voorgelegd, betreft onder meer de veroordeling van [geïntimeerde] tot teruggave aan WhyLed c.s. van de eet/vergadertafel, het drietal stoelen, de scooter, 2 dozen LED-Panels, 2 stuks Office Led-Panels en het kentekenbewijs van de Tesla, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Wat dat betreft zijn ontwikkelingen na het vonnis van 14 juli 2021 relevant. Tussen partijen is namelijk een executiegeschil ontstaan (zie ook het als productie 51 bij de memorie van grieven overgelegde vonnis in kort geding van 1 februari 2022; overigens ook overgelegd als productie 44 door [geïntimeerde] bij zijn memorie).
In verband daarmee heeft [geïntimeerde] in hoger beroep zijn vorderingen gewijzigd (vermeerderd). [geïntimeerde] vordert namelijk thans onder meer een verklaring voor recht dat de tafel eigendom is van hem en te verklaren voor recht dat hij de juiste led-panelen en overige goederen opgenomen in het vonnis van 14 juli 2021 heeft verstrekt aan WhyLed (zie vordering III onder A op blz. 26 van zijn memorie). Ook heeft hij diverse vorderingen ingesteld met betrekking tot de opgelegde dwangsommen (zie vordering III onder B tot en met F op dezelfde bladzijde).
[geïntimeerde] stelt dat hij de goederen die hij moest teruggeven, is gaan teruggeven aan WhyLed op 28 juli 2021, samen met [persoon D] . Ten bewijze daarvan heeft [geïntimeerde] een ondertekende verklaring van [persoon E] overgelegd (productie 33 bij zijn memorie). Ook is bij productie 45 een verklaring van [persoon D] d.d. 20 december 2021 overgelegd (productie 13).
6.7.2.
WhyLed c.s. stellen zich op het standpunt dat [geïntimeerde] de verkeerde spullen heeft geretourneerd en sommige spullen beschadigd of helemaal niet. En dat hij daardoor het maximum aan dwangsommen heeft verbeurd (€ 50.000,--). WhyLed c.s. betwisten de weergave van [geïntimeerde] van de gang van zaken op de dag dat [geïntimeerde] de spullen kwam inleveren. Daarbij hebben WhyLed c.s. aangevoerd dat de door [geïntimeerde] ingebrachte verklaring van [persoon D] vervalst is, althans niet van [persoon D] is. Ter onderbouwing daarvan hebben zij een e-mail van [persoon D] d.d. 17 april 2023 overgelegd waarin hij schrijft dat de verklaring niet van hem is en dat hij die intrekt (zie productie 55 bij de akte van WhyLed c.s. van 20 juni 2023).
6.7.3.
Ook over al het voorgaande wil het hof opheldering. Het hof verzoekt de meest gerede partij, in elk geval WhyLed c.s., om te bevorderen dat [persoon E] en [persoon D] ook ter zitting aanwezig zijn.
6.8.
Het hof ziet nog steeds – het hof heeft eerder immers een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast – aanleiding om een minnelijke regeling te beproeven. Daar is, nu het geschil na het vonnis van 14 juli 2021 verder is geëscaleerd blijkens het executiegeschil en de vermeerderde eis van [geïntimeerde] in hoger beroep, des te meer reden voor.
WhyLed c.s. geven aan dat zij bereid zijn, of in elk geval waren, om een minnelijke regeling te beproeven en dat zij al op 12 oktober 2021 een serieus voorstel hebben gedaan, onderbouwd met onderliggende stukken (memorie van antwoord in incidenteel appel, randnummer 4 – zie ook hun brief d.d. 3 juni 2022 aan het hof).
Gelet op de escalatie van het geschil en op de omstandigheid dat de afwikkeling van de samenwerking die partijen hebben gehad nu al lang duurt en zij ook met een arrest van het hof mogelijk nog niet van elkaar af zijn, geeft het hof partijen in overweging voorafgaand aan de zitting in overleg te treden om alsnog tot een oplossing buiten rechte te komen. Dan kan de zitting achterwege blijven.
Als dat niet lukt, dienen partijen gedegen voorbereid naar de zitting te komen, opdat daar aan de hand van concrete en uitgewerkte voorstellen een efficiënt en effectief schikkingsgesprek gevoerd kan worden onder leiding van het hof.
In zijn algemeenheid vraagt het hof zich af wat het – financiële – belang van deze zaak uiteindelijk is. Dit geldt in elk geval voor het geschil in reconventie (over de spullen). Wat betreft het geschil in conventie, geeft het hof WhyLed c.s. in overweging aan [geïntimeerde] – (ruim) voor de zitting – inzage te geven in financiële stukken om de waarde van de aandelen op de relevante momenten te bepalen. In het geval partijen mede op basis daarvan niet reeds tot een oplossing buiten rechte komen, zal dit ook op zitting aan de orde komen. Het hof verzoekt WhyLed c.s. dan ook deze stukken naar de zitting mee te nemen.
6.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
bepaalt dat partijen – natuurlijke personen in persoon en rechtspersonen deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is – vergezeld van hun advocaten, zullen verschijnen voor dit hof, dat daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door het hof te bepalen datum, met de hiervoor onder rov. 6.4 vermelde doeleinden;
bepaalt dat de advocaten de zaak desgewenst aan het begin van de zitting maximaal 10 minuten mogen toelichten aan de hand van spreeknotities;
verwijst de zaak naar de rol van 26 maart 2024 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en hun advocaten in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat het hof na genoemde roldatum dag en uur van de zitting zal vaststellen;
verzoekt partijen kopieën van de hiervoor onder rov. 6.6.3 bedoelde informatie uiterlijk tien dagen voor de zitting te doen toekomen aan de wederpartij en aan het hof;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, M. van der Schoor en D. Knottenbelt en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 maart 2024.
griffier rolraadsheer