ECLI:NL:GHSHE:2024:772

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
20-000625-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. J. Platschorre
  • mr. drs. P. Fortuin
  • mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van voormalig functionaris van woningstichting wegens verduistering en valsheid in geschrift met procesafspraken

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 februari 2020. De verdachte, een voormalig functionaris van een woningstichting, is veroordeeld voor het medeplegen van verduistering in functie en valsheid in geschrift. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging, waarbij procesafspraken zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte. Deze afspraken hielden in dat de verdediging geen verweer zou voeren tegen de bewezenverklaring en de strafbaarheid van de verdachte.

Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de gemaakte procesafspraken, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de verdachte ontzet uit het recht tot uitoefening van het beroep van directeur of bestuurder van een instelling voor volkshuisvesting voor de duur van 5 jaren. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie, wat meegewogen is in de straftoemeting.

De uitspraak benadrukt het belang van de gemaakte procesafspraken en de verhouding tussen de opgelegde straffen en de ernst van de feiten. Het hof heeft de straffen als passend en geboden beschouwd, gezien de omstandigheden van de zaak en de gemaakte afspraken. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters, waarbij mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo buiten staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000625-20
Uitspraak : 12 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 februari 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-995003-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • feit 1a: verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
  • feit 1b: medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
  • feit 2a: valsheid in geschrift;
  • feit 2b: medeplegen van valsheid in geschrift,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte ontzet uit het recht tot uitoefening van het beroep van directeur of bestuurder van een instelling voor volkshuisvesting voor de duur van 5 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft, in het verlengde van de tussen het openbaar ministerie en de verdediging overeengekomen procesafspraken, gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot:
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van ondergaan voorarrest;
  • een geldboete van € 42.606,00;
  • een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis,
en de verdachte voor de duur van 5 jaren zal ontzetten van het recht tot uitoefening van het beroep van directeur of bestuurder van een instelling voor volkshuisvesting.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring, de kwalificatie en de strafbaarheid van de verdachte in het vonnis van de rechtbank en verzocht dat het hof de verdachte zal veroordelen tot de straffen overeenkomstig de met het openbaar ministerie gemaakte procesafspraken.
Afdoeningsvoorstel
Het hof stelt vast dat tussen het openbaar ministerie en de verdediging procesafspraken zijn gemaakt, vastgelegd in een afdoeningsvoorstel, die kort samengevat inhouden dat de onderzoekwensen door de verdediging worden ingetrokken, geen nadere onderzoekswensen worden ingediend en de verdediging geen verweren zal voeren ten aanzien van de bewezenverklaring en de strafbaarheid van de verdachte. Wat betreft de op te leggen sanctie zijn de navolgende procesafspraken in het afdoeningsvoorstel overeengekomen:
  • gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
  • taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis;
  • geldboete van € 42.606,00;
  • ontzetting uit het beroep van directeur of bestuurder van een instelling voor volkshuisvesting voor de duur van 5 jaren.
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 27 februari 2024 zijn de procesafspraken, zoals die schriftelijk zijn neergelegd in het gezamenlijke afdoeningsvoorstel d.d. 10 november 2023, integraal besproken met de advocaat-generaal, de verdachte en zijn raadsvrouw. De verdachte heeft bij die gelegenheid uitdrukkelijk verklaard dat hij vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust is van de rechtsgevolgen, gekomen is tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve wat betreft de opgelegde straf. Gelet op de aan de verdachte in hoger beroep op te leggen straffen zullen voorts de strafmotivering van de rechtbank en de in het vonnis in eerste aanleg aangehaalde wetsartikelen worden vervangen.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich meerdere keren schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) verduistering in functie en (het medeplegen van) valsheid in geschrift.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden heeft het hof in het kader van de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 januari 2024, waaruit volgt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Tevens heeft het hof kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 4 december 2018 en van de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde zijn gekomen.
Verder heeft het hof bij de boordeling van de in het afdoeningsvoorstel vermelde straffen meegewogen dat zowel in eerste aanleg als in hoger beroep sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat van de tussen het openbaar ministerie en de verdediging overeengekomen straffen niet kan worden gezegd dat deze niet in een redelijke verhouding staan tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting. Tegen de achtergrond van de gemaakte procesafspraken acht het hof de door advocaat-generaal geëiste straffen passend en geboden. Het hof zal daarom aan de verdachte een combinatie van straffen opleggen overeenkomstig het afdoeningsvoorstel.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 47, 57, 225 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 42.606,00 (tweeënveertigduizend zeshonderdzes euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
248 (tweehonderdachtenveertig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van directeur of bestuurder van een instelling voor volkshuisvesting voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 12 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.