ECLI:NL:GHSHE:2024:765

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
20-003276-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling en diefstal door twee of meer verenigde personen met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1998 en momenteel verblijvende in P.I. Sittard, was aangeklaagd voor schuldheling en diefstal door twee of meer verenigde personen. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een BMW in Duitsland en de diefstal van een Porsche in Maastricht. De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de diefstal van de BMW en stelde dat de verdachte niet wist dat de auto van misdrijf afkomstig was. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van de BMW, maar heeft de schuldheling en de diefstal van de Porsche bewezen verklaard. Het hof heeft de gevangenisstraf van 10 maanden bevestigd, waarbij het ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen heeft toegewezen. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003276-23
Uitspraak : 4 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 november 2023, parketnummer 03-138285-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, parketnummers 03-119494-22 en 03-702759-16, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
thans verblijvende in P.I. Sittard te Sittard.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde, bewezen zal verklaren hetgeen onder 1 subsidiair (opzetheling) en onder 2 primair (diefstal in vereniging door middel van braak) ten laste is gelegd en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze vorderingen zal toewijzen.
Namens verdachte is ten aanzien van feit 1 integrale vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde feit heeft de verdediging, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen heeft de verdediging verzocht om in geval van toewijzing van de vorderingen, de gevangenisstraffen om te zetten in taakstraffen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 september 2022 te Aachen, in elk geval in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (merk: BMW en type: M240I), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2022 tot en met 7 december 2022 te Kerkrade, in elk geval in Nederland en/of Duitsland een personenauto (merk: BMW en type: M240I), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 16 juli 2023 te Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk: Porsche 911 Carrera Cab), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 16 juli 2023 tot en met 27 juli 2023 te Maastricht, in elk geval in Nederland, een personenauto (merk: Porsche, type: 911 Carrera Cab), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, in elk geval redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte tezamen met een ander of anderen de BMW heeft gestolen, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken (onder 1 primair).
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
hij in de periode van 12 september 2022 tot en met 7 december 2022 te Kerkrade, in elk geval in Nederland en/of Duitsland een personenauto (merk: BMW en type: M240I), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 16 juli 2023 te Maastricht tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto (merk: Porsche 911 Carrera Cab), die aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Feit 1 [1]
1.
Het geschrift, te weten een Duitse Strafanzeige d.d. 13 september 2022, zijnde de aangifte van diefstal van een motorvoertuig van aangever [aangever] bij Polizeipräsidium Aachen (pag. 8-10,handmatig genummerd), voor zover inhoudende:
Tatort/-zeit
Zeit am/Zeitraum von (Wochentag, Datum, Uhrzeit) bis (Wochentag, Datum, Uhrzeit)
Montag, 12.09.2022, 21:00 Uhr - Dienstag, 13.09.2022, 08:30 Uhr
Ort (PLZ, Ort, Gemeinde, [adres 1]
Art des Gutes: Personenkraftwagen, BMW, M240i xDrive
Inhaber: [bedrijf]
FIN: [cassisnummer]
Farbe: schwarz
Kennzeichen: [kenteken 2]
“Ich habe gestern Abend (12.09.2022) den PKW " [kenteken 2] ” gegen 21:00 Uhr an der o.g. Anschrift gesehen. Heute Morgen (13.09.2022) gegen 08:30 Uhr wollte ich zu dem PKW und bemerkte, dass dieser augenscheinlich entwendet worden ist. Ich habe den PKW verschlossen abgestellt und bin im Besitz beider Schlüssel. Der Neuwert des PKW belauft sich auf circa 60.000 Euro.”
2.
Het proces-verbaal aantreffen gesignaleerd motorvoertuig d.d. 7 december 2022 (pg. 28), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 7 december 2022 zag ik in een garagebox gelegen aan [adres 2] (garageboxen complex thv [adres 2] ) het volgende motorvoertuig staan:
Goednummer : PL2300-2022190572-1562147
Voertuig . Personenauto
Merk/type : Bmw M240i
Kleur . Zwart
Land : Bondsrepubliek Duitsland
Kenteken : [kenteken 2]
Chassisnummer : [cassisnummer]
Aan de hand van het in het motorvoertuig aangetroffen VIN/chassisnummer bleek dit buitenlandse motorvoertuig bij controle in NSIS de status "ontvreemd voertuig" te hebben. Het motorvoertuig is door Duitsland gesignaleerd.
Plaats diefstal : Aachen
Bijzonderheden:
In het voertuig van buiten uit gezien dat er opgevouwen Nederlandse kenteken platen
lagen achter de bestuurdersstoel. Tevens zagen wij op de achterbank een flex liggen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2022 (pg. 26-27), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 6 november 2022 is er door collega's een technisch hulpmiddel geplaatst onder een personenauto welke van diefstal afkomstig bleek te zijn. Dit betrof een BMW, type M240i cabrio, zwart van kleur, voorzien van de valse Duitse kentekenplaten [kenteken 1] .
Op 6 december 2022 ontvingen wij een bewegingsmelding van het technisch hulpmiddel. Wij zagen dat het technisch hulpmiddel vervolgens in de parkeerstand ging op de Bleijerheiderstraat / Vroenstraat / [adres 2] . Naar aanleiding van bovenstaande beweging van het technisch hulpmiddel hebben wij een zoekslag gemaakt in de omgeving om te kijken waar het voertuig geparkeerd was. Wij hebben dit voertuig niet aangetroffen op de openbare weg. Wij zagen dat er in de directe omgeving diverse garageboxen gelegen waren.
Verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zagen naast het perceel gelegen op [adres 2] , twee garageboxen. Wij zagen aan de rechterzijde van de binnenplaats bij de tweede garagebox, geteld vanaf de [adres 2] , dat er kennelijk recentelijk met een voertuig de garage in of uit gereden was. Dit zagen wij aan de bandensporen in het mos.
Ter inbeslagneming van de BMW waren wij voornemens ons toegang te verschaffen tot de garagebox. Via een opening aan de bovenzijde van de garagepoort hebben wij met de telefoon een foto gemaakt van de binnenzijde van de garage. Wij zagen op de foto dat er een donkerkleurige personenauto in de garagebox geparkeerd stond. Wij herkenden deze BWM als de BMW waar wij naar op zoek waren. Linksvoor op de voorruit zagen wij een Duitse milieusticker. Het kenteken op deze sticker was [kenteken 2] . Nadat wij dit kenteken bevraagd hadden via onze politie-systemen bleek dat dit kenteken bij deze BMW hoort. Hierop hebben wij de garagepoort in zijn geheel geopend en het voertuig inbeslaggenomen. Wij zagen aan de voorzijde van de BMW het Duitse kenteken: [kenteken 1] . Dit kenteken hoort origineel op een Ford Fiesta.
Goednummer : PL2300-2022190572-1562147
Voertuig . Personenauto
Merk/type : Bmw M240i
Kleur . Zwart
Land : Bondsrepubliek Duitsland
Kenteken : [kenteken 2]
Chassisnummer : [cassisnummer]
4.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict d.d. 1 februari 2023 (pg. 33-36), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 19 januari 2023 hebben wij een forensisch onderzoek ingesteld in en aan een personenauto, merk BMW, type Cabrio 240i, voorzien van het valse Duitse kenteken [kenteken 1] . Tijdens het door ons, in en aan die personenauto ingestelde sporenonderzoek, hebben wij de volgende sporendragers in die personenauto met wattenstaafjes bemonsterd op de aanwezigheid van biologische dadersporen, te weten Epitheel en daarna deze
bemonsteringen veiliggesteld.
Dit betroffen:
- (…)
- versnellingspook met navigatieknop (SIN AAOJ4115NL); (…)
- plastic fles Castrol motorolie op achterbank (SIN AAOJ4117NL); (…)
- handgreep portier passagierszijde (SIN AA0J4120NL); (…)
5.
Het rapport Forensisch DNA-onderzoek d.d. 26 januari 2023 opgemaakt door de beëdigd deskundige dr. P.J. Herbergs , NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige (pg. 52-56), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
De resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn weergegeven in de tabel.
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van
celmateriaal
Versnellingspook en navi-knop AAOJ4115NL
Er is een DNA-hoofdprofiel
afgeleid van een man. De
frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan
één op één miljard.
Verdachte [verdachte] (DNA-hoofdprofiel)
Fles castrol motorolie AAOJ4117NL
Er is een DNA-hoofdprofiel
afgeleid van een man. De
frequentie van het DNA-
hoofdprofiel is kleiner dan
één op één miljard.
Verdachte [verdachte] (DNA-hoofdprofiel)
Handgreep portier
passagierskant
AAOJ4120NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
[betrokkene]
Zie 4. Berekening van de
bewijswaarde

4. Berekening van de bewijswaarde

Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van [betrokkene] in de bemonstering van 'Handgreep portier passagierskant AAOJ4120NL' is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast.
Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [betrokkene] en één onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Er wordt gebruik gemaakt van populatie data gepubliceerd door A.A. Westen et al. / Forensic Science International : Genetics 10 (2014) 55-63 en van de volgende reeks waarschijnlijkheidstermen met bijbehorende likelihood ratio interval:
Ongeveer even waarschijnlijk 1
Iets waarschijnlijker 1-10
Waarschijnlijker 10-100
Veel waarschijnlijker 100-10.000
Zeer veel waarschijnlijker 10.000-1.000.000
Extreem veel waarschijnlijker > 1.000.000
Feit 2 [2]
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359 lid 3 Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
  • het proces-verbaal van aangifted.d. 16 juli 2023 (pag. 16-20), voor zover inhoudende de verklaring van de eigenaar van de Porsche [benadeelde] ;
  • het proces-verbaal van bevindingend.d. 27 juli 2023 (pag. 52-54), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] dat de Porsche werd aangetroffen zonder slot van het bestuurdersportier en zonder contactslot;
  • de bekennende verklaringvan de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende dat hij de diefstal van de Porsche heeft gepleegd tezamen en in vereniging met een ander;
  • de opname van geluid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanlegd.d. 14 november 2023 als bedoeld in de artikelen 566 en 567 van het Wetboek van Strafvordering, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij de sloten van de Porsche heeft opengebroken met een schroevendraaier.
Gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep komt het hof, anders dan de rechtbank, tot een bewezenverklaring van – kort en zakelijk weergegeven –
diefstal van een auto door middel van braak in vereniging gepleegd.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Zijdens de verdachte is verweer gevoerd ten aanzien van de onder feit 1 primair tenlastegelegde diefstal met braak, alsmede tegen de subsidiair tenlastegelegde opzet- c.q. schuldheling. Tussen de diefstal met braak en het aantreffen van de auto is sprake van een geruime tijd en voorts is er geen enkele aanwijzing dat de verdachte daarbij betrokken is geweest.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde bepleit omdat in de eerste plaats niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de BMW voorhanden heeft gehad. Het DNA van de verdachte dat is aangetroffen op de versnellingspook met navigatieknop, zijn geen twee afzonderlijke sporen maar tezamen één spoor. Dit spoor, dat door de rechtbank is aangemerkt als een daderspoor, kan ook via secundaire of tertiaire overdracht op deze voorwerpen terecht zijn gekomen. Het aangetroffen spoor betreft een mengspoor en bevat DNA van meerdere donoren, zodat het overdragen van DNA niet is uit te sluiten. Hetzelfde geldt voor het DNA van de verdachte dat op de fles motorolie is aangetroffen, welke fles op de achterbank van de auto lag. Ook dat spoor betreft een DNA-mengprofiel. Bovendien is de fles motorolie een verplaatsbaar voorwerp.
In de tweede plaats is aangevoerd dat voor een veroordeling van opzet- dan wel schuldheling het dossier ook overigens onvoldoende bewijs bevat, aangezien niet kan worden vastgesteld wánneer de verdachte de BMW voorhanden heeft gehad en óf de verdachte op dat moment wetenschap had dan wel een redelijk vermoeden kon hebben dat de BMW van misdrijf afkomstig was. De raadsvrouw heeft enkele alternatieve scenario’s geschetst, zoals het ter goeder trouw lenen van de auto dan wel het ter goeder trouw als bijrijder in die auto zitten, waarbij het mogelijk is dat de verdachte dan toevallig, al dan niet middellijk, de versnellingspook of de fles motorolie heeft aangeraakt. Deze scenario’s kunnen zonder de verklaring van de verdachte niet zonder meer terzijde worden geschoven. De verdachte neemt op uitdrukkelijk advies van de verdediging een zwijgende proceshouding aan, hetgeen niet het gat in de bewijsconstructie kan dichten, aldus de raadsvrouw van de verdachte. Immers, het dossier bevat onvoldoende bewijs ook zonder de zwijgende proceshouding, althans het bewijs is niet zodanig sterk dat het gewoonweg schreeuwt om een ontzenuwende verklaring van de verdachte. Van een zogeheten “prima facie case” is hier geen sprake.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de in de nacht van 12 op 13 september 2022 in Duitsland gestolen BMW is aangetroffen in een garagebox te Kerkrade op 6 november 2022. De BMW is vervolgens forensisch onderzocht, waarbij enkele sporendragers zijn bemonsterd, zoals de versnellingspook tezamen met de navigatieknop en de fles motorolie die op de achterbank lag.
Van de versnellingspook en/of de navigatieknop en de fles motorolie werden bemonsteringen genomen. Uit de bemonsteringen AAOJ4115NL en AAOJ4117NL zijn DNA-mengprofielen van minimaal 2 donoren verkregen, waaruit een DNA-hoofdprofiel kon worden afgeleid met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard. Het DNA-profiel van verdachte [verdachte] komt overeen met dit profiel. Het gerechtshof concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de verdachte donor is van een relatief groot deel van het celmateriaal op de versnellingspook en/of de navigatieknop en de fles motorolie.
Het hof acht niet aannemelijk geworden dat het DNA van de verdachte via secundaire of tertiaire overdracht op de versnellingspook en/of op de navigatieknop én op de fles motorolie terecht is gekomen, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, nu daarvoor, anders dan door het schetsen van louter theoretische mogelijkheden door de raadsvrouw, geen scenario’s zijn aangedragen die op enigerlei wijze steun vinden in het procesdossier, zoals bijvoorbeeld een, thans evenwel ontbrekende, verklaring van de verdachte.
Nu het gaat om DNA materiaal dat is aangetroffen op in een auto niet verplaatsbare voorwerpen, te weten de versnellingspook en/of de navigatieknop, voorwerpen die doorgaans alleen door een bestuurder worden gebruikt, en waarvan het hoofdprofiel matcht met het profiel van de verdachte, is het hof van oordeel dat bij gebrek aan een verklaring van de verdachte mag worden aangenomen dat hij de gestolen BMW als bestuurder voorhanden heeft gehad. Steun voor deze conclusie ziet het hof in de bijkomende omstandigheid dat op de handgreep van het portier aan de bijrijderskant juist geen DNA van de verdachte is aangetroffen maar wel dat van een ander door justitie ter zake van een vermogensdelict gekend persoon.
Het hof acht de door de raadsvrouw aangedragen mogelijkheden voor de toedracht van het aantreffen van het DNA van de verdachte in deze auto, die overigens niet door nadere feiten of omstandigheden zijn onderbouwd, dan ook niet aannemelijk geworden.
Alles overziende is het hof van oordeel dat de verdachte als bestuurder de BMW na de diefstal voorhanden heeft gehad. Dit terwijl op dat moment beide oorspronkelijke contactsleutels nog in het bezit waren van de aangever (politiedossier pag. 13) en de verdachte daar ten tijde van het voorhanden hebben van de BMW derhalve niet over heeft kunnen beschikken. Dit gegeven in combinatie met het feit dat het kenteken, zoals vermeld op de groene Duitse milieusticker die linksvoor op de voorruit zat en derhalve naar het oordeel van het hof ook van buiten duidelijk zichtbaar was (politiedossier pag. 27), niet overeen kwam met het kenteken op de kentekenplaten die op de auto waren aangebracht, heeft verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de BMW redelijkerwijs moeten vermoeden dat hij een auto voorhanden had die van misdrijf afkomstig was.
Gelet op het vorenstaande komt het hof tot een bewezenverklaring van schuldheling en wordt het door de raadsvrouw naar voren gebrachte alternatieve scenario verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
schuldheling.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De rechtbank heeft de verdachte ter zake – kort en zakelijk weergegeven – opzetheling en diefstal met braak veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte voor opzetheling en diefstal met braak, in vereniging gepleegd, te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft het hof verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijke straf als stok achter de deur en met oplegging van alle bijzondere voorwaarden die het hof passend en noodzakelijk acht. Subsidiair is verzocht om in ieder geval de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf te matigen. In dit verband is door de verdediging gewezen op een psychiatrisch rapport van 28 april 2017 en een psychologisch rapport van 21 april 2017 die omtrent de verdachte zijn opgemaakt in de strafzaak onder parketnummer 03-702759-16, waaruit volgt dat bij de verdachte sprake is van onbehandelde ADHD en een verdenking van autismespectrumproblematiek. De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat de rechtbank in die zaak in haar vonnis van 18 juni 2019 heeft aangegeven dat de verdachte vanwege zijn problematiek een ambulante behandeling zou moeten volgen in de forensisch psychiatrische zorg. Deze behandeling heeft verdachte echter niet gekregen omdat de reclassering het niet nodig vond om een zorginstelling aan te wijzen. In het recente reclasseringsrapport is aan deze eerder geconstateerde problematiek geen aandacht besteed. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de problematiek van de verdachte in dit rapport onvoldoende is meegewogen waardoor het gedrag van de verdachte niet juist is geïnterpreteerd en negatief wordt uitgelegd.
Voorts wijst de verdediging op de volgende omstandigheid. De verdachte is sedert laatstgenoemd vonnis waarin hij 8 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf kreeg opgelegd (
het hof begrijpt: 21 maanden jeugddetentie, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren) en vóórafgaand aan de onderhavige feiten slechts 1 keer veroordeeld voor een vermogensdelict, te weten de heling van een auto op 9 augustus 2019. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte is doorgegaan met waar hij in 2019 voor is veroordeeld. Sindsdien loopt de verdachte in een proeftijd waarbinnen hij zich aan de voorwaarden heeft gehouden tot aan de onderhavige feiten.
De verdediging heeft verzocht om de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals eerder bij vonnis in 2019 is gedaan, inhoudende dat hij moet deelnemen aan een ambulante behandeling bij een instelling voor forensische psychiatrische zorg. De verdachte is daarbij gebaat. Hij wil graag met zichzelf aan de slag en wil graag ambulante begeleiding van een sociaal werker die hem een helpende hand biedt bij het regelen van dagelijkse dingen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van een personenauto, te weten een BMW. Heling is een ondermijnend strafbaar feit nu hiermee het plegen van misdrijven en aldus de criminaliteit in de hand wordt gewerkt. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een personenauto, te weten een Porsche, door middel braak, welke diefstal de verdachte tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. De verdachte heeft door te handelen zoals bewezen is verklaard inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar van deze auto. Beide auto’s vertegenwoordigden een aanzienlijke waarde.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat zonder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden:
  • de mate waarin door de bewezen verklaarde feiten schade is toegebracht aan de gedupeerden en/of betrokken verzekeraars;
  • de mate waarin de slachtoffers door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte in hun eigendomsrecht zijn geschaad, alsmede de mate van overlast en ergernis die het feit voor hen met zich heeft gebracht;
  • de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, welke in geval van een autodiefstal als de onderhavige bij recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf indiceren.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 december 2023, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten meermalen eerder door de strafrechter onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten;
  • de omstandigheid dat de verdachte in meerdere proeftijden liep, hetgeen hem niet van het plegen van het bewezenverklaarde heeft weerhouden;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft in dat verband tevens acht geslagen op het advies van de reclassering d.d. 9 november 2023 waarin wordt aangegeven dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de recidiverisico's te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Bij de reclassering bestaat de indruk dat de verdachte zich sociaal wenselijk
opstelt en geen openkaart speelt.
De rapporten waar de verdediging op heeft gewezen dateren uit 2017 en er is niet in de aanloop van de zitting in hoger beroep verzocht om nieuw onderzoek naar de persoon van de verdachte te laten verrichten. Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd thans geen aanleiding om zo’n onderzoek ambtshalve te gelasten, temeer omdat de verdachte na zijn vrijlating via zijn huisarts en/of de gemeente hulp vanuit het maatschappelijk werk op basis van de WMO zou kunnen aanvragen. De begeleiding hoeft niet in een strafrechtelijk kader te worden opgelegd. Als de verdachte echt gemotiveerd is, kan hij de door hem gewenste hulp na detentie zelf regelen.
Het hof komt ten aanzien van feit 1 anders dan de rechtbank tot een bewezenverklaring van schuldheling in plaats van opzetheling, maar anderzijds komt het hof ten aanzien van feit 2 tot een bewezenverklaring van diefstal van een auto met braak, welke diefstal in vereniging is gepleegd. Alles overziende is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden recht doet aan de aard en ernst van de gepleegde feiten. Deze straf acht het hof dan ook passend en geboden. In hetgeen door de verdediging overigens is aangevoerd, ziet het hof geen reden om te komen tot een andere strafoplegging.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vorderingen tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft in een tweetal vorderingen d.d. 15 september 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand onder parketnummer 03-119494-22 en van jeugddetentie voor de duur van 8 maanden onder parketnummer 03-702759-16. Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
parketnummer 03-119494-22
Bij vonnis van de rechtbank Limburg van 1 juni 2022 onder parketnummer 03-119494-22 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Het hof is ten aanzien van deze vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
parketnummer 03-702759-16
Ten aanzien van de vordering onder dit parketnummer stelt het hof op grond van de stukken het volgende vast.
Bij vonnis van 18 juni 2019 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Limburg de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 21 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Bij vonnis van 19 april 2021, met parketnummer 03-191712-19, heeft de politierechter in de rechtbank Limburg in plaats van de tenuitvoerlegging van een gedeelte van deze voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten van 2 maanden, een taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis gelast. Terzake het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie is de proeftijd verlengd met 1 jaar.
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van d.d. 23 maart 2022 onder parketnummer 03-049549-22 is wederom ten aanzien van een deel van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten 2 maanden, in plaats van de last tot tenuitvoerlegging daarvan een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, gelast onder
instandhouding van de voorwaarden voor het overige.
Uit het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 1 juni 2022 met het parketnummer 03-119494-22 volgt dat de proeftijd wederom met 1 jaar is verlengd.
Het hof is echter van oordeel dat, op grond van artikel 6:6:19, tweede lid, laatste zinsnede, van het Wetboek van Strafvordering een tweede verlenging van de proeftijd die verbonden is aan een jeugdsanctie, in casu jeugddetentie, niet mogelijk is. Voor jeugdsancties is, anders dan voor sancties in het volwassenenstrafrecht, de eenmalige verlenging in stand gebleven.
Het hof dient derhalve vast te stellen of de bij vonnis van 19 april 2021 verlengde proeftijd al dan niet is verstreken. Daarbij dient het hof rekening te houden met de tijd die de verdachte in detentie heeft doorgebracht, omdat ingevolge art. 6:1:18 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering de proeftijd niet loopt gedurende de tijd waarin de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
Blijkens het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende de verdachte is de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf ingegaan op 3 juli 2019 en beslaat in totaal 36 maanden (1080 dagen), te weten de opgelegde proeftijd van 2 jaren met een verlenging van 1 jaar. Deze zou ten einde lopen op 3 juli 2022, ware het niet dat de verdachte enkele malen in detentie heeft gezeten, periodes waarin de proeftijd niet liep, zoals in de zaken onder parketnummers 03-702759-16 (10 maanden), 03-049549-22 (1 maand) en 03-119494-22 (2 maanden). Hiermee rekening houdende is het hof van oordeel dat in ieder geval de onder 1 subsidiair bewezenverklaarde schuldheling gedurende de nog lopende (verlengde) proeftijd door de verdachte is gepleegd, zodat de tenuitvoerlegging van de nog resterende voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 4 maanden kan en in casu ook dient te worden gelast, nu veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit
Nu naar het oordeel van het hof de verdachte gelet op diens leeftijd niet meer voor de straf van jeugddetentie in aanmerking komt, zal het hof op grond van het bepaalde van artikel 6:6:29 van het Wetboek van Strafvordering bepalen dat de jeugddetentie ten uitvoer zal worden gelegd als gevangenisstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 7, 57, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Limburg van 1 juni 2022, parketnummer 03-119494-22, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Limburg van 18 juni 2019, parketnummer 03-702759-16, te weten van: jeugddetentie voor de duur van
4 (vier) maanden, ten uitvoer te leggen als
gevangenisstraf.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 4 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Onder dit kopje wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie, registratienummer PL2300-2022190572, sluitingsdatum 28 augustus 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 165. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.onder dit kopje wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie, registratienummer PL2300-2023117939, sluitingsdatum 27 augustus 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 206. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.