In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 13 februari 2023 was gewezen. De verdachte was beschuldigd van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken en een werkstraf van 120 uren, met bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde straf aangepast. De verdachte is nu veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken en een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie. Het hof heeft overwogen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met een 5-jarig meisje, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte had een goede band met het slachtoffer en haar ouders, maar heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem was gesteld.
De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van het slachtoffer mogelijk beïnvloed zijn door haar ouders en heeft verzocht om een deskundige aan te stellen. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen aanknopingspunten waren voor de veronderstelling dat het slachtoffer beïnvloed was. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.