ECLI:NL:GHSHE:2024:762

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
20-000561-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van de opgelegde straf in ontuchtzaak met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 13 februari 2023 was gewezen. De verdachte was beschuldigd van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken en een werkstraf van 120 uren, met bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde straf aangepast. De verdachte is nu veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken en een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie. Het hof heeft overwogen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met een 5-jarig meisje, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte had een goede band met het slachtoffer en haar ouders, maar heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem was gesteld.

De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van het slachtoffer mogelijk beïnvloed zijn door haar ouders en heeft verzocht om een deskundige aan te stellen. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen aanknopingspunten waren voor de veronderstelling dat het slachtoffer beïnvloed was. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000561-23
Uitspraak : 1 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 13 februari 2023, in de strafzaak met parketnummer 01-161481-22 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde onder feit 1 subsidiair bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan de proeftijd zijn bijzondere voorwaarden verbonden die – kort samengevat – inhouden het verlenen van medewerking aan een delictbespreking en het opvolgen van de daaruit voortvloeiende adviezen, beschikken over een zinvolle dagbesteding in de vorm van onderwijs of school, meewerken aan het behandelplan van [instelling] en een meldplicht bij de jeugdreclassering.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen met uitzondering van de door de rechtbank opgelegde straf en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren alsmede een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Namens de verdachte is integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman het voorwaardelijke verzoek gedaan om een deskundige aan te stellen om onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer].
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling van de gronden waarop dit berust met verbetering van de toepasselijke wettelijke voorschriften en met uitzondering van de door de rechtbank opgelegde straf.
In hoger beroep heeft de raadsman aanvullend bepleit dat niet uitgesloten kan worden dat [slachtoffer] bewust dan wel onbewust is beïnvloed door onder andere haar ouders en dat om die reden getwijfeld kan worden aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]. De verdediging heeft daartoe het voorwaardelijke verzoek gedaan om een deskundige aan te stellen die de verklaringen van [slachtoffer] kan toetsen op dit punt.
Het hof overweegt aanvullend als volgt.
Het voorwaardelijk verzoek van de verdediging dient te worden getoetst aan het noodzakelijkheidscriterium.
Op verzoek van de verdediging zijn in hoger beroep de ouders van [slachtoffer], te weten [moeder slachtoffer] en [vader slachtoffer] als getuige gehoord bij de raadsheer-commissaris. De door [moeder slachtoffer] en [vader slachtoffer] bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaringen bieden naar het oordeel van het hof geen enkel aanknopingspunt voor de door de verdediging veronderstelde mogelijkheid dat [slachtoffer] bij hetgeen zij op diverse momenten heeft verklaard bewust of onbewust is beïnvloed door haar vader en/of haar moeder.
Voor de door de verdediging opgeworpen veronderstelling dat beïnvloeding kan zijn gebeurd door anderen dan haar ouders, zoals familie of haar juf op school, biedt het dossier evenmin aanknopingspunten. Het standpunt van de verdediging dat [slachtoffer] is blootgesteld aan potentieel beïnvloedende factoren acht het hof gelet op het vorenstaande onvoldoende tegenwicht bieden.
Van noodzaak om een deskundige aan te stellen teneinde een betrouwbaarheidsonderzoek te verrichten is dan ook geen sprake.
Het hof wijst daarom het verzoek af.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met [slachtoffer], destijds 5 jaar oud, die aan zijn zorg was toevertrouwd, door haar schaamstreek te betasten. De verdachte was al langere tijd de vaste oppas van [slachtoffer] en had met haar en overigens ook met haar ouders een goede band. [slachtoffer] en haar ouders vertrouwden de verdachte en van dit vertrouwen heeft de verdachte ernstig misbruik gemaakt. Het hof vindt het zorgelijk dat de verdachte het kwalijke van zijn handelen niet lijkt in te zien. Niet alleen is het algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later nadelige, psychische gevolgen kunnen ondervinden, maar in het onderhavige geval is daarvan ook daadwerkelijk sprake. In de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen van de ouders is naar voren gebracht dat [slachtoffer] tot op de dag van vandaag last heeft van de door de verdachte gepleegde handelingen.
Het hof heeft bij de oplegging van de straf rekening gehouden met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict in aanraking is geweest met justitie. Voorts heeft het hof kennisgenomen van het rapport Uitkomsten basisonderzoek en strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 6 februari 2023, waaruit volgt dat de Raad vanwege de positieve ontwikkeling die de verdachte heeft doorgemaakt geen gronden meer aanwezig acht om bijzondere voorwaarden en het daarop toezien van de jeugdreclassering te adviseren.
Alles afwegende acht het hof met de advocaat-generaal een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;

veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 2 (twee) weken;

bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het voren overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 1 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.C.C. van de Schepop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.