ECLI:NL:GHSHE:2024:76

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
200.310.877_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en toepasselijkheid verenigingsreglement hondenrasvereniging bij lidmaatschap van twee hondenrasverenigingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, die lid zijn van twee hondenrasverenigingen, waaronder de geïntimeerde. De appellanten hebben hun hond, een dekreu, laten dekken door twee teven, waarbij zij zich volgens de geïntimeerde niet hebben gehouden aan de regels van het fokreglement van de hondenrasvereniging. De geïntimeerde heeft hen daarop ontzet uit het lidmaatschap. Appellanten stellen dat zij juist hebben gehandeld door de regels van de andere rasvereniging te volgen en vorderen rectificatie en schadevergoeding. De rechtbank heeft in eerste aanleg het besluit tot ontzetting vernietigd, maar de overige vorderingen van appellanten afgewezen. In hoger beroep heeft het hof de grieven van appellanten verworpen en geoordeeld dat zij zich aan het fokreglement van de geïntimeerde hadden moeten houden, ongeacht hun lidmaatschap bij de andere vereniging. Het hof heeft de vorderingen van appellanten afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof ook de proceskosten heeft toegewezen aan de geïntimeerde.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.310.877/01
arrest van 16 januari 2024
in de zaak van
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. M.B. Bruinsma te Hilversum,
tegen
[---] Rasvereniging Nederland,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. P.W.A.M. van Roy te Beek (Limburg),
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 juli 2022 in het hoger beroep van het vonnis van 3 november 2021, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellanten] als eisers en [geïntimeerde] als gedaagde.

5.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 5 juli 2022 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 7 oktober 2022;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de mondelinge behandeling, waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De beoordeling

Kern van de zaak
6.1.
In deze zaak gaat het in hoger beroep in de kern om het volgende. [appellanten] zijn eigenaar van een hond van het [---] ras. Zij zijn lid van een tweetal rasverenigingen, waaronder [geïntimeerde] . Volgens [geïntimeerde] hebben [appellanten] zich bij het laten dekken van twee teven door hun dekreu niet gehouden aan de regels van [geïntimeerde] zoals deze in het fokreglement van die vereniging zijn opgenomen. Naar aanleiding daarvan heeft [geïntimeerde] in 2019 [appellanten] ontzet uit het lidmaatschap. [appellanten] stellen dat zij juist handelden doordat zij de regels van de andere [---] rasvereniging hebben gevolgd. [appellanten] vorderen in dit hoger beroep rectificatie en schadevergoeding van [geïntimeerde] .
Feiten
6.2.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten. Met grief 1 wordt de feitenvaststelling van de rechtbank in rov. 2.5, 2.6 en 2.10 van het vonnis waarvan beroep door [appellanten] aan de orde gesteld. Zoals hierna in rov. 6.7. zal blijken, kan in hoger beroep ook van de in die rechtsoverwegingen weergegeven feiten worden uitgegaan, met een paar aanvullingen.
6.2.1.
[appellanten] zijn eigenaar van een hond, genaamd: ‘ [dekreu] ’, tevens genaamd: ‘ [dekreu] ’ (hierna [dekreu] ). [dekreu] , geboren op
13 augustus 2016 in de kennel [X] te [vestigingsplaats] (Polen), is van het [---] ras.
6.2.2.
[dekreu] heeft meegedaan met diverse hondenshows, waarbij aan [dekreu] diverse onderscheidingen en prijzen zijn toegekend. [appellanten] stellen [dekreu] beschikbaar als dekreu.
6.2.3.
[dekreu] staat geregistreerd bij de Raad van Beheer met een stamboomnummer. De Raad van Beheer is een vereniging van allerlei hondenverenigingen (diverse rasverenigingen, kynologenclubs en andere bijzondere verenigingen). Rasverenigingen behartigen de belangen van één of meerdere rassen.
6.2.4.
[geïntimeerde] behartigt de belangen van het [---] ras en is één van de [--- rasvereniging] die lid is van de Raad van Beheer. [geïntimeerde] heeft een fokreglement opgesteld. De statuten van [geïntimeerde] , notarieel vastgelegd op 26 november 2013, bepalen voor zover relevant het volgende:
“DOEL
Artikel 2
1. Het doel van de vereniging is:
a. de instandhouding en verbetering van het ras [---] ,
b. de bevordering van de gezondheid en het welzijn van de tot dit ras behorende honden in het algemeen en het voorkomen en bestrijden van erfelijke gebreken binnen dit ras in het bijzonder;
c. het bevorderen van een verantwoorde fokkerij, opvoeding en behandeling van Hovawarts,
d. en voorts het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.VERHOUDING TOT DE VERENIGING RAAD VAN BEHEERArtikel 3
1. De vereniging ontleent haar rechten aan de statuten, het huishoudelijk reglement en de overige reglementen van de Raad van Beheer en verplicht zich tot naleving van die statuten reglementen en de wettig genomen besluiten van de Raad van Beheer.
(…)
Artikel 12
Het lidmaatschap eindigt:
(…)
d. door ontzetting.
OPZEGGING DOOR DE VERENIGING
Artikel 14
1. (…)
4. Het lid wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk en met opgave van redenen van hetbesluit tot opzegging in kennis gesteld. Daarbij wordt mededeling gedaan van de op grond van het vijfde lid bestaande beroepsmogelijkheid.
5. Tegen het besluit tot opzegging staat binnen een maand na ontvangst van de in hetvorige lid bedoelde mededeling beroep op de Algemene vergadering open.Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst in deuitoefening van alle aan het lidmaatschap verbonden rechten en in de uitoefeningvan een eventueel door het lid beklede bestuursfunctie. (…)
6. Het lidmaatschap eindigt, onverminderd het bepaalde in artikel 30 lid 4, met ingang van de dag volgende op het verstrijken van de beroepstermijn of, indien beroepwordt ingesteld, onmiddellijk na het besluit tot verwerping van het beroep indienhet lid aanwezig is in de vergadering waarin dit besluit wordt genomen, en andersmet ingang van de dag volgende op die, waarop een schriftelijke mededeling vanhet besluit tot verwerkping van het beroep is ontvangen.
7. (…)
ONTZETTING
Artikel 15
Ontzetting is slechts mogelijk indien:a. het lid handelt in strijd met de statuten, reglementen of daarop gebaseerdebesluiten van de vereniging;b. het lid de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.
De ontzetting geschiedt door het bestuur.
Artikel 14 vierde tot en met zevende lid is van overeenkomstige toepassing.
OVERIGE SANCTIESArtikel 161. Onverminderd het bepaalde in artikel 14 vijfde lid en artikel 15 derde lid kan een lid door het bestuur voor een duur van maximaal één jaar worden geschorst indien het lid heeft gehandeld in strijd met de statuten, reglementen of daarop gebaseerde besluiten van de vereniging dan wel de vereniging op onredelijke wijze heeft benadeeld.2. Artikel 14 lid 5 is van overeenkomstige toepassing.
(…)
REGLEMENTEN
Artikel 43
De Algemene Vergadering kan een huishoudelijk reglement, fokreglement en andere reglementen vaststellen, waarvan de bepalingen niet in strijd mogen zijn met en niet mogen afwijken van de wet, ook waar die geen dwingend recht bevat, of van deze statuten.
De Algemene Vergadering kan een reglement te allen tijde wijzigen, mits aan de in statuten en huishoudelijk reglement gestelde eisen voor de besluitvorming en de voorbereiding daarvan is voldaan. Ook de Algemene Vergadering kan echter geen besluiten nemen in strijd met een reglement.”
6.2.5.
In het Verenigingsfokreglement van [geïntimeerde] , zoals dat gold tot 14 maart 2019 (hierna het fokreglement) staat – voor zover relevant – het volgende:
“1.2. Dit Verenigingsfokreglement (VFR) geldt voor alle leden van de vereniging voor de [---] , woonachtig in Nederland.
(…)
2.7
Kunstmatige inseminatie (sperma van levende en/of overleden dekreuen): als een fokker voor een dekking het sperma gebruikt van een nog in leven zijnde/of overleden dekreu, dan gelden voor deze dekking de regels van dit Verenigingsfokreglement alsof het een natuurlijke dekking van de dekreu betreft.
2.7.1
Voorafgaand aan de dekking moet door het lid een gemotiveerd verzoek voor kunstmatige inseminatie bij het bestuur ingediend worden. Het lid wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk en met opgave van redenen van het besluit omtrent het verzoek in kennis gesteld. Tegen het besluit tot weigering van het verzoek staat binnen een maand na ontvangst van het door het bestuur genomen besluit beroep op de Algemene Vergadering open.
(…)
2.9.
Toetsing fokaanvraag/dekaanvraag
Eigenaren van teven die willen fokken dienen minimaal drie maanden voor de te verwachtte loopsheid een fokaanvraag middels het door de vereniging opgestelde fokaanvraagformulier in te dienen. De vereniging zal ondersteuning bieden bij het zoeken naar oudercombinaties welke voldoen aan de in dit VFR gestelde eisen. Oudercombinaties die deze toetsing aan de in de in dit VFR gestelde eisen doorstaan, zijn toegestaan.
(…)
4.2.
Verplichting screeningsonderzoek.
Op basis van wetenschappelijk onderzoek zijn de volgende gezondheidsproblemen binnen het ras vastgesteld en moeten de ouderdieren vóór de dekking worden onderzocht op:
(…)
Oogafwijkingen
(…)
Het eerste ECVO oogonderzoek mag uitsluitend plaatsvinden vanaf de dag dat de betreffende hond 20 maanden oud is.
(…)
9.5
Dekreuenlijst
Indien een reu aan alle door de vereniging gestelde eisen voldoet, wordt deze op de dekreuenlijst geplaatst. Indien dekreu-eigenaren geen vermelding op de website wensen, dan dienen ze dit door te geven aan het bestuurslid dat portefeuillehouder fokkerij is. De dekreuenlijst wordt gepubliceerd op de website van de vereniging waarbij van elke reu een foto en de basisgegevens vermeld worden, indien gewenst de NAW-gegevens van de eigenaar. (…)
(…)
9.8
Sancties
a. Indien een lid de voorwaarden genoemd in dit VFR overtreedt, is het bestuur gerechtigd de maatregelen tegen het lid te nemen zoals in dit artikel staan beschreven.
b. De mate van overtreding is opgesplitst in drie gradaties door middel van een puntensysteem;Voor het overtreden van de voorwaarden fokdieren, zie hoofdstuk 2 (met uitzondering van artikel 2.10 en 2.11), hoofdstuk 3 t/m 5 en hoofdstuk 7 van dit VFR worden 6 punten toegekend.(…)
c. De maatregelen die het bestuur, afhankelijk van het totale aantal punten, oplegt bestaan uit:(…)
ontzetting uit het lidmaatschap.
d. Bij iedere overtreding bekijkt het bestuur om wat voor overtreding het gaat en wordt het aantal punten vastgesteld. Uit ieder behaald punt vloeit een te nemen maatregel door het bestuur:
1 punt: (…) schriftelijke berisping
(…)
8 punten: het lid wordt ontzet uit zijn/haar lidmaatschap. De ontzetting wordt schriftelijk door het bestuur meegedeeld aan het lid. In deze beslissing staat het aantal punten, de begane overtredingen en de reeds opgelegde maatregelen. De ontzetting wordt gepubliceerd in het clubblad met naam van het lid en de reden van ontzetting.”
e. Opgelegde punten en daaruit voortvloeiende sancties worden schriftelijk en indien mogelijk per email aan het betreffende lid meegedeeld. Tegen de opgelegde punten en sancties kan het lid binnen twee weken bij het bestuur een bezwaarschrift indienen. Het bezwaar wordt met het betreffende lid besproken door een commissie bestaande uit minimaal twee afgevaardigden van het bestuur en een onafhankelijk lid. Het oordeel van de commissie dient unaniem te zijn.Daarna wordt het definitieve besluit van het bestuur aangetekend verzonden aan het betreffende lid. Het lid kan binnen vier weken beroep aantekenen tegen het besluit van het bestuur op de eerstvolgende algemene ledenvergadering. De tijd tussen het beroep en de eerstvolgende ledenvergadering dient minimaal drie weken te bedragen. De aanwezige leden nemen dan een definitief besluit. Als er binnen vier weken na dagtekening van de genomen beslissing geen beroep is aangetekend, wordt de opgelegde sanctie definitief. Schorsing en ontzetting worden gemeld aan de Raad van Beheer.”
6.2.6.
Naast [geïntimeerde] bestaat er – voor zover relevant voor deze zaak – nog een rasvereniging in Nederland die de belangen van het [---] ras behartigt, te weten [X Nederland] ( [XN] ). Ook [XN] is lid van de Raad van Beheer en hanteert een eigen fokreglement. [appellanten] zijn lid van beide verenigingen.
6.2.7.
[dekreu] stond voor een bepaalde periode als dekreu geregistreerd bij [geïntimeerde] en staat vanaf 15 maart 2018 tot op heden als dekreu geregistreerd bij [XN] .
6.2.8.
[dekreu] heeft op 30 januari 2018, derhalve voordat hij 20 maanden oud was, een oogonderzoek (een zogenaamde ECVO ogentest) ondergaan. De onderzoeksresultaten waren goed. Op 4 april 2019 vond het tweede oogonderzoek plaats bij [dekreu] .
6.2.9.
[appellanten] hebben twee teven laten dekken door [dekreu] .
De eerste teef, genaamd [teef B] (hierna aan te duiden als [teef A] ), is eigendom van [persoon A] (hierna [persoon A] ). [persoon A] is ook lid van zowel [XN] als [geïntimeerde] . Uit de dekking met [teef A] , zijn op 8 april 2019 elf pups geboren.
6.2.10.
Deze dekkingsaanvraag betrof een natuurlijke dekking (dus geen kunstmatige inseminatie) en verliep via [XN] , die haar goedkeuring daaraan verleende.
6.2.11.
[geïntimeerde] heeft informatie opgevraagd over deze dekking. Hierover is vervolgens tussen [XN] , [appellanten] en [geïntimeerde] gecorrespondeerd.
6.2.12.
Op 15 maart 2019 vond de tweede dekking door [dekreu] plaats. De [teef B] is eigendom van de in [woonplaats] (Verenigd Koninkrijk) wonende [persoon B] (hierna [persoon B] ). [persoon B] is alleen lid van [XN] . Deze dekking vond plaats via kunstmatige inseminatie. Ook deze dekking verliep via de [XN] .
6.2.13.
[geïntimeerde] heeft ook over deze tweede dekking informatie opgevraagd, dit keer bij de Britse [X vereniging club] (hierna [X vereniging club] ). De [X vereniging club] heeft [persoon B] hierover bij brief van 30 maart 2019 geïnformeerd. In deze brief staat:
“The club has been contacted by the [geïntimeerde] ( [geïntimeerde] ) regarding the mating of [teef B] (…) and [dekreu] on 15.03.2019.The [geïntimeerde] is concerned that the health results as required by their club for [dekreu] are out of date. (…).”
6.2.14.
Op 25 maart 2019 is op de website van [geïntimeerde] een aanzegging tot ontzetting uit het lidmaatschap van [appellanten] en [persoon A] gepubliceerd. In de aanzegging met betrekking tot [appellanten] staat vermeld:
“Volgens artikel 1.2 van het Verenigingsfokreglement (VFR) dienen alle leden zich aan het VFR te houden. Echter hebben we moeten vaststellen dat [appellant] dit niet doet mbt onderstaande artikelen.
1. Artikel 4.2
Het eerste ECVO onderzoek mag uitsluitend plaatsvinden vanaf de dag dat de hond 20 maanden oud is.Verder is ten tijde van de dekking de geldigheid van het oogonderzoek van [dekreu] verstreken.2. Artikel 2.7.1Voorafgaand aan de dekking moet door het lid een gemotiveerd verzoek voor kunstmatige inseminatie bij het bestuur worden ingediend.”
6.2.15.
[appellanten] hebben vervolgens op 26 maart 2019 een ongedateerde brief van [geïntimeerde] (hierna de brief van 26 maart 2019) ontvangen, waarin staat:
“Beste [appellanten] ,
Volgens artikel 1.2 van het Verenigingsfokreglement (VFR) dienen alle leden zich aan het VFR te houden. Echter hebben we moeten vaststellen dat jij dit niet doet mbt tot onderstaande artikelen.
2.
Artikel 4.2
Het eerste ECVO onderzoek mag uitsluitend plaatsvinden vanaf de dag dat de hond 20 maanden oud is.Verder is ten tijde van de dekking de geldigheid van het oogonderzoek van [dekreu] verstreken.2. Artikel 2.7.1Voorafgaand aan de dekking moet door het lid een gemotiveerd verzoek voor kunstmatige inseminatie bij het bestuur worden ingediend.”
Conform ons VFR, artikel 9.8 kunnen hiervoor sancties worden opgelegd. Voor de overtreding van artikel 4.2 krijg je 6 punten, voor de overtreding van artikel 2.7.1 krijg je 6 punten. Dit geef een totaal van 12 punten. Vanaf een totaal van 8 punten, wordt overgegaan tot ontzetting uit het lidmaatschap van de [geïntimeerde] ( [geïntimeerde] ).
Volgens artikel 14, lid 5 van de statuten ben je gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep geschorst.
[dekreu] zal van de dekreuenlijst verwijderd worden.”
6.2.16.
Bij brief van 3 april 2019 maakten [appellanten] onder meer bezwaar tegen de genomen sanctie(s) en de aangezegde ontzetting en verzochten [appellanten] [geïntimeerde] de aanzegging ontzetting op de website van [geïntimeerde] te rectificeren.
6.2.17.
Bij brief van 8 april 2019 heeft [geïntimeerde] als volgt gereageerd:
“Wij hebben uw brief in goede orde ontvangen. Echter kunnen we uit uw brief niet opmaken dat u gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om uw bezwaar te bespreken met de commissie zoals vermeld in artikel 9.8 e van het VFR.
Conform artikel 14 lid 5 van de statuten, heeft u de mogelijkheid beroep aan te tekenen tot 4 weken na aanzegging, zijnde 26 maart 2019. Echter dient u uiteraard wel uw lidmaatschapsgeld vooraf te hebben voldaan, daar deze gestorneerd is.”
6.2.18.
Bij brief van 12 april 2019 van de ARAG, de gemachtigde van [appellanten] , wordt - voor zover relevant - het volgende medegedeeld:
“Cliënten hebben uw schrijven van 9 april 2019 in goede orde ontvangen. In dat schrijven geeft u aan dat het schrijven van 3 april 2019 van cliënten in goede orde is ontvangen. Ook geeft u over dat schrijven aan dat u daaruit niet kunt opmaken of dat moet worden beschouwd als een bezwaarschrift in de zin van artikel 9.8 sub e van het VFR.
Deze onduidelijkheid zal ik direct wegnemen: het schrijven van 3 april 2019 – in combinatie met dit schrijven – moet worden opgevat als een bezwaarschrift tegen het genomen besluit van de vereniging om cliënten uit het lidmaatschap van de vereniging te ontzetten.
(…)
Mocht u aan de hand van het bezwaarschrift en/of dit schrijven al tot intrekking van het besluit wensen over te gaan (zonder verdere bespreking), dan horen wij dat graag. Zo niet, dan horen cliënten en ik graag van u wanneer zij in gesprek kunnen met u om tot een oplossing te komen in deze kwestie. (…)”
6.2.19.
Bij brief van 26 april 2019 schrijft [geïntimeerde] aan de ARAG, voor zover relevant:
“Wij willen uw cliënten in deze zaak tegemoetkomen door ze alsnog in de gelegenheid te stellen hun bezwaar te bespreken met de bezwaarcommissie hoewel de wens om dit te doen niet bleek uit de brief van uw cliënten, dd 3 april en uw brief van 12 april hiervoor eigenlijk te laat was. Echter onze bezwaar- en beroepsprocedure is ingesteld voor leden en wordt dan ook zonder bijstand van een advocaat afgehandeld. (…)”
6.2.20.
Bij brief van 1 mei 2019 schrijft [geïntimeerde] aan [appellanten] , voor zover relevant:
“Via uw advocaat hebben wij begrepen dat u gebruik wenst te maken van de procedure om uw bezwaar toe te lichten bij de bezwaarcommissie. Dit dient twee weken na ontvangst van de aanzegging tot ontzetting te worden aangegeven. Wij willen u hierin echter toch tegemoet komen.Wij willen u dan ook uitnodigen om op zaterdag 25 mei tussen 16.00 en 16.30 uur uw bezwaren aan onze commissie toe te lichten. Locatie: (…) [plaatsnaam] .De bezwaarcommissie zal bestaan uit twee bestuursleden (…) en een onafhankelijk lid, te weten (…)”
6.2.21.
Bij brief van 13 mei 2019 (welke brief niet is overgelegd) maakt ARAG bezwaar tegen deze gang van zaken.
6.2.22.
Bij brief van 21 mei 2019 schrijft [geïntimeerde] aan ARAG, voor zover relevant:
“Wij hebben uw brief, gedateerd 13 mei 2019, (…), ontvangen.
(…)
U geeft aan dat uw cliënten zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat de vereniging in deze kwestie, althans niet ten aanzien van de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar en behandeling daarvan, uitleg geeft aan de bepalingen in de statuten en reglementen die onjuist is en daarnaast de procedure ten nadele van cliënten aanvult met regels die geen grondslag hebben in diezelfde statuten en reglementen. Graag wil ik uw cliënten er dan op ook op wijzen dat onze statuten en reglementen nergens aangeven dat wij de tot ontzetting aangezegde leden keuze moeten geven in samenstelling van de commissie, datum, tijd en plaats van de bezwaarcommissie. Ook staat nergens aangegeven dat wij om tot een oplossing te komen, uitsluitend met een advocaat mogen corresponderen. (…)
Helaas geven uw cliënten aan zich niet vrij te kunnen/willen maken op 25 mei, waardoor zij deze mogelijkheid om tot een oplossing te komen, voorbij laten gaan. Zij kunnen zich nu slechts nog verdedigen door beroep aan te tekenen bij de ALV binnen 4 weken na dagtekening van deze brief.(…)”
6.2.23.
Bij brief van 26 mei 2019 schrijft ARAG aan [geïntimeerde] , voor zover relevant:
“Namens cliënten kan ik u melden dat uw schrijven d.d. 26 april 2019 en de daarna verstuurde uitnodigingen om voor de door uw geformeerde bezwaarcommissie te verschijnen in goede orde zijn ontvangen.
Termijn bezwaarschrift
U stelt dat cliënten te laat zijn geweest met het indienen van bezwaar, maar dat u cliënten tegemoet komt en het bezwaar alsnog in behandeling neemt. In zoverre achten cliënten het formeel gezien niet meer nodig om protest aan te tekenen tegen de stelling dat te laat bezwaar is gemaakt. Immers, het bezwaar is in behandeling genomen.
Volledigheidshalve dient wel te worden opgemerkt dat u in de brief d.d. 9 april 2019 aan cliënten een termijn tot vier weken na aanzegging, zijnde 26 maart 2019, heeft genoemd. U heeft daarbij de termijn voor het instellen van beroep bij de algemene vergadering verwisseld met de termijn die volgens uw reglement heeft te gelden bij bezwaar, namelijk twee weken. Daar u de verkeerde termijn aan cliënten heeft genoemd mogen zij ervan uitgaan dat in hun situatie deze termijn van 4 weken juist is geweest en heeft te gelden.
(…)”.
6.2.24.
Bij brief van 28 mei 2019 schrijft ARAG aan [geïntimeerde] , voor zover relevant:
“Uw brief d.d. 21 mei 2019 is in goede orde ontvangen.(…)
Samenstelling commissie, locatie en datum
Cliënten constateren dat u de aangedragen punten en zorgen over de bezwaarprocedure uit het schrijven d.d. 13 mei 2019 volledig naast u neerlegt, althans daarin geen aanleiding ziet om iets aan onder andere de samenstelling, locatie en/of datum te doen.(…)
Datum toelichten van het bezwaar
Namens cliënten is u bij brief d.d. 13 mei 2109 kenbaar gemaakt dat cliënten verhinderd waren op 25 mei 2019 en is verzocht om een andere datum om het bezwaarschrift mondeling toe te lichten. In uw schrijven d.d. 21 mei 2019 verbindt u daaraan ineens de conclusie dat cliënten de mogelijkheid aan zich voorbij laten gaan om tot een oplossing te komen. Voor hen rest volgens u slechts de mogelijkheid om zich ‘te verdedigen’ door beroep aan te tekenen bij de ALV binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
(…)
Definitieve besluit
Los daarvan zult u, indien u volhardt in het standpunt dat cliënten het bezwaar niet meer mondeling mogen toelichten, nog steeds een beslissing moeten nemen inzake het ingediende bezwaarschrift. Uw reglement schrijft namelijk voor dat het definitieve besluit van het bestuur aangetekend wordt verzonden aan het betreffende lid.
Uw schrijven d.d. 21 mei 2019 kan daarin niet gelden als uw definitieve besluit, omdat geenszins kenbaar wordt gemaakt aan cliënten of 1) het ingediende bezwaar gegrond is verklaard door de bezwaarcommissie of door de bezwaarcommissie is afgewezen en 2) op welke (inhoudelijke) gronden dat is gebeurd.
Pas daarna staat de mogelijkheid tot beroep op de ALV open voor cliënten. Immers, cliënten kunnen pas beroep aantekenen als zij weten wat uw eindoordeel is op het bezwaarschrift en op welke gronden dat is geweest.
Mochten uw cliënten niet meer in gelegenheid stellen om het bezwaar toe te lichten voor de bezwaarcommissie, dan ontvangen cliënten graag het definitieve besluit van het bestuur, waarbij is toegevoegd de inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift door de bezwaarcommissie. (…).”
6.2.25.
Bij brief van 14 juni 2019 van ARAG gericht aan [geïntimeerde] wordt aangegeven dat nog geen reactie op de brief van 28 mei 2019 is ontvangen en wordt [geïntimeerde] gevraagd alsnog te reageren. Verder wordt aangegeven dat als een reactie uitblijft [geïntimeerde] in rechte zal worden betrokken, omdat [appellanten] niet in beroep kunnen, zonder dat er een besluit op het bezwaar is genomen.
6.2.26.
[geïntimeerde] heeft daarop niet meer gereageerd, reden waarom [appellanten] een advocaat hebben ingeschakeld. Die advocaat neemt bij brief van 28 augustus 2019 een standpunt in en verzoekt/sommeert [geïntimeerde] binnen 14 dagen uitdrukkelijk en ondubbelzinnig te verklaren dat [appellanten] niet in strijd met de reglementen en/of andere regels van [geïntimeerde] hebben behandeld, het lidmaatschap van [appellanten] te herstellen, een rectificatie te plaatsen op de website en in het clubblad aansprakelijkheid voor schade te erkennen.
6.2.27.
Bij brief van 2 oktober 2019 reageert [geïntimeerde] richting de advocaat van [appellanten] In de brief staat, voor zover relevant:
“(…) Wij hebben de indruk dat u de correspondentie die wij gehad hebben met de jurist van ARAG niet volledig heeft ontvangen/doorgenomen.
Wij menen dat wij hierin duidelijk hebben aangegeven dat de regels van het VFR gelden voor alle leden van onze vereniging, dus ook voor leden die via een andere vereniging willen fokken.
[appellanten] hebben nogmaals de gelegenheid zich persoonlijk te verweren tegen het royement op de ALV.
(…)
Wij kunnen dan ook niet tegemoetkomen aan het door u gesommeerde
(…)”
6.2.28.
Bij brief van 16 oktober 2019 (productie 17 bij conclusie van antwoord) schrijft [geïntimeerde] aan [appellanten] :
“Na de door uw advocaat (…) opgestelde uitleg cq weerwoord, heeft het bestuur geen reden gevonden om de aanzegging tot ontzetting van het lidmaatschap terug te draaien.
Nu u afziet van de mogelijkheid die volgens de statuten art. 14 (…), dwingt u ons om per direct over te gaan tot ontzetting uit het lidmaatschap”.
De procedure bij de rechtbank
6.3.1.
In de onderhavige procedure vorderden [appellanten] in eerste aanleg - samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat het besluit van [geïntimeerde] om over te gaan tot ontzetting
van het lidmaatschap van [appellanten] nietig is, althans voornoemd besluit te
vernietigen;
II. dat [geïntimeerde] gehouden is in haar clubblad en op de openbare nieuwspagina
gedurende twaalf maanden lang de volgende rectificatie te plaatsen, op straffe van
een dwangsom:
“ten onrechte is op onze website de mededeling geplaatst dat [appellante]en [appellant] zich niet hebben gehouden aanbepaalde artikelen van het Verenigingsfokreglement en om deze reden ontzettinguit het lidmaatschap is aangezegd. [appellanten] hebben niet instrijd gehandeld met het Verenigingsfokreglement en/of enige andere regels en zijndan ook nog steeds lid van [geïntimeerde] .”
III. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 2.250,00 als vergoeding van gederfde
inkomsten uit dekkingen in Nederland, althans als vergoeding van de schade die
[appellanten] ten gevolge van het onrechtmatig handelen dan wel wanpresteren van
[geïntimeerde] hebben geleden;
IV. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 5.000,00 als schadevergoeding wegens
het aantasten van de eer of goede naam van [appellanten]
V. [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten, alsmede de nakosten, vermeerderd met rente.
6.3.2.
Aan deze vordering hebben [appellanten] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat het hen vrij staat om een dekking via een andere rasvereniging dan [geïntimeerde] te laten verlopen. Daarbij zijn zij niet gehouden aan de door [geïntimeerde] gehanteerde regels voor een dekking, nu in de statuten en het fokreglement van [geïntimeerde] nergens is verboden om een dekking via een andere rasvereniging te laten verlopen. Toepasselijkheid van het fokreglement van [geïntimeerde] bij een dekking via een andere vereniging zou de vrijheid voor leden van [geïntimeerde] ernstig inperken. Een dergelijke uitleg leidt in feite tot exclusiviteit, aldus [appellanten] Door het besluit te nemen om [appellanten] te ontzetten uit hun lidmaatschap van [geïntimeerde] heeft [geïntimeerde] onrechtmatig gehandeld, waardoor zij gehouden is een rectificatie te plaatsen en om de vermogensschade te compenseren.
6.3.3.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.3.4.
In het vonnis van 3 november 2021 heeft de rechtbank Limburg het besluit tot ontzetting van [appellanten] uit het lidmaatschap van [geïntimeerde] vernietigd. De rechtbank heeft aan haar oordeel ten grondslag gelegd dat door [geïntimeerde] bij haar besluit tot ontzetting van [appellanten] uit het lidmaatschap niet is gehandeld conform de statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen vanwege het ontbreken van een gemotiveerd besluit op het bezwaar van [appellanten] De overige vorderingen van [appellanten] heeft de rechtbank afgewezen omdat [appellanten] vanwege hun lidmaatschap bij [geïntimeerde] jegens [geïntimeerde] gebonden zijn aan het fokreglement bij iedere dekking van [dekreu] en [appellanten] het fokreglement van [geïntimeerde] hebben overtreden (de artikelen 4.2 en 2.7.1). De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd.
De procedure in hoger beroep
6.4.
[appellanten] hebben in hoger beroep drie grieven aangevoerd. [appellanten] hebben geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van hun vorderingen met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.
6.5.
[geïntimeerde] voert verweer in hoger beroep en zij heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van [appellanten] dan wel al hun vorderingen onbewezen en/of ongegrond te verklaren met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure in beide instanties.
Omvang van het geschil in hoger beroep
6.6.
Het geschil in hoger beroep betreft niet de door de rechtbank onder 5.1. van het dictum van het vonnis uitgesproken vernietiging van het besluit tot ontzetting van [appellanten] uit het lidmaatschap van [geïntimeerde] . Tegen de toewijzing door de rechtbank van dit deel van de vorderingen van [appellanten] is door [geïntimeerde] geen incidenteel hoger beroep ingesteld. Daarmee staat de vernietiging van het besluit tot ontzetting van [appellanten] uit het lidmaatschap van [geïntimeerde] in rechte vast. In zoverre is het vonnis waarvan beroep niet aan de orde in hoger beroep.
Beoordeling van de grieven
6.7.
Met grief 1 betogen [appellanten] dat de rechtbank in het bestreden vonnis is uitgegaan van onjuiste feiten. Het hof stelt voorop dat het aan de rechter is om de voor de uitspraak relevante feiten vast te stellen. Uit de door [appellanten] gegeven toelichting bij grief 1 volgt niet dat in het vonnis is uitgegaan van onjuiste feiten. [appellanten] betogen dat de door hen naar voren gebrachte aanvullende feiten en omstandigheden dienen te leiden tot toewijzing van de vorderingen van [appellanten] , maar het is zonder nadere toelichting niet duidelijk waaruit dat volgt. Dat er naast [geïntimeerde] en [XN] nog meerdere [--- rasvereniging] bestaan, dat [dekreu] slechts 6 dagen geregistreerd stond bij [geïntimeerde] als dekreu en dat toen de dekkingen al hadden plaats gevonden, betekent niet, ook niet in samenhang met de overige grieven beschouwd, dat de vorderingen van [appellanten] dienen te worden toegewezen. Grief 1 faalt.
6.8.
Het hof ziet aanleiding om grieven 2 en 3 gezamenlijk te behandelen. Met deze grieven voeren [appellanten] – naar de kern genomen – aan dat er geen grond aanwezig was voor ontzetting van [appellanten] uit hun lidmaatschap van [geïntimeerde] . Ter toelichting op deze grieven betogen [appellanten] dat het hen vrijstaat om volgens de regels van een andere vereniging waarvan zij lid zijn (te weten [XN] ) en waar hun hond als dekreu geregistreerd staat, hun hond ter dekking in te zetten. Daarbij is leidend de regelgeving van de vereniging waarbij het dekverzoek binnenkomt en wordt uitgevoerd, aldus [appellanten]
6.9.
Het hof stelt het volgende voorop. Verenigingen kunnen aan hun leden verplichtingen opleggen voor zover daarvoor een statutaire basis bestaat (artikel 2:27 lid 4 sub c jo artikel 2:34a BW). Daarbij geldt dat verenigingen mogen verlangen dat hun leden zich houden aan verplichtingen die conform het voorgaande aan leden zijn opgelegd. Verenigingen hebben daarbij een zeker belang om uit te dragen dat alle leden zich ook daadwerkelijk houden aan regelgeving die zij aan hun leden hebben opgelegd. Daarbij kunnen zij optreden zodra geconstateerd wordt dat leden bepaalde regelgeving niet naleven.
6.10.
Zoals weergegeven onder rov. 6.2.4. is in artikel 43 lid 1 van de statuten van [geïntimeerde] bepaald dat de algemene vergadering een huishoudelijk reglement, fokreglement en andere reglementen kan opstellen (productie 22, dagvaarding eerste aanleg). Op 18 december 2013 heeft de algemene ledenvergadering van [geïntimeerde] een verenigingsfokreglement vastgesteld, waarin diverse verplichtingen zijn opgenomen voor leden die willen fokken met hun [---] rashonden (productie 23, dagvaarding eerste aanleg).
6.11.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat het [appellanten] op zichzelf vrij stond hun hond voor dekking in te zetten bij een andere vereniging. De vraag die hen verdeeld houdt is of het fokreglement van [geïntimeerde] ook geldt voor haar leden wanneer een dekking verloopt via een andere [--- rasvereniging] waarvan zij tevens lid zijn. Ter beantwoording van die vraag komt het aan op de uitleg van de statuten en het fokreglement zoals dat door [geïntimeerde] is vastgesteld. Bepalingen in statuten en regelingen met statutaire basis moeten in beginsel worden uitgelegd aan de hand van objectieve maatstaven. Die regels hebben immers niet alleen invloed op de rechtspositie van de opstellers daarvan, maar raken ook de rechtspositie van derden, die niet bij het opstellen ervan betrokken zijn geweest. Belangrijk is dat de uitleg niet alleen voor leden maar ook voor derden duidelijk is.
6.12.
Naar het oordeel van het hof moeten de statuten en het fokreglement van [geïntimeerde] zo worden uitgelegd dat leden van [geïntimeerde] zich bij elke dekking van hun [---] rashond dienen te houden aan het fokreglement van [geïntimeerde] . Daarbij is in dit kader niet van belang of deze leden al dan niet lid zijn van nog andere [---] rasvereniging en of hun hond daar al dan niet geregistreerd staat als dekreu, en evenmin of die andere [---] rasvereniging andersluidende regels kent dan [geïntimeerde] . Personen die lid zijn van meerdere [---] rasverenigingen komt geen keuzevrijheid toe om afhankelijk van de vraag via welke rasvereniging een dekking verloopt regels van de ene of de andere vereniging te volgen. In elk geval gold dat, zoals uit het navolgende zal blijken, niet voor [appellanten] op de aan de orde zijnde punten. Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking. Allereerst is van belang dat art. 1.2 van het fokreglement van [geïntimeerde] bepaalt dat het fokreglement geldt voor alle leden van de vereniging woonachtig in Nederland (zie rov. 6.2.5.). Daarnaast betrekt het hof hierbij de omstandigheid dat zowel [geïntimeerde] als [XN] aangesloten zijn bij de Raad van Beheer, maar dat zulks niet wegneemt dat er verschillen bestaan tussen de fokreglementen van beide [---] rasverenigingen als ook dat het beide verenigingen binnen de grenzen van de wet vrijstaat om eigen en deels andersluidende regels vast te stellen en te handhaven. Dat de regels die [geïntimeerde] heeft vastgesteld en handhaaft de wettelijke grenzen overschrijden is niet gesteld en ook overigens niet gebleken. In dit verband wijst het hof ook op de ratio van het fokreglement en het statutaire doel van [geïntimeerde] . Daarbij komt het aan op a) de instandhouding van en verbetering van het ras [---] , b) de bevordering van de gezondheid en het welzijn van de tot dit ras behorende honden in het algemeen en het voorkomen en bestrijden van erfelijke gebreken binnen dit ras in het bijzonder, c) het bevorderen van een verantwoorde fokkerij en d) voorts het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. (zie rov. 6.2.4.).
6.13.
Gelet op het voorgaande dienen leden van [geïntimeerde] zich aldus bij elke dekking van hun [---] rashond te houden aan het fokreglement van [geïntimeerde] . Het hof hecht geen waarde aan de omstandigheid dat volgens [appellanten] in het fokreglement van [geïntimeerde] geen verbod is opgenomen om een dekking te laten verlopen via een andere [--- rasvereniging] . Het staat vast dat in het fokreglement van [geïntimeerde] evenmin een uitzondering daartoe is opgenomen. Dat zou wel voor de hand hebben gelegen wanneer [geïntimeerde] haar leden daartoe daadwerkelijk gelegenheid had willen bieden, zeker in het licht van de diverse bepalingen in de statuten en het fokreglement die aan haar leden opleggen dat zij zich aan de daarin opgenomen regels dienen te houden, waarbij tevens op voldoende duidelijke wijze is voorzien in sancties bij overtreding. Voor zover [appellanten] betogen dat zij zich niet hoefden te houden aan het fokreglement van [geïntimeerde] omdat [dekreu] toen de dekkingen plaatsvonden (nog) niet geregistreerd stond bij [geïntimeerde] als dekreu, verwerpt het hof dit betoog nu dat betoog geen steun vindt in de tekst van het fokreglement noch anderszins. Conform voornoemde uitleg van de statuten en het fokreglement van [geïntimeerde] stond het [appellanten] aldus niet vrij om de dekkingen van [dekreu] met teven [teef A] en [teef B] alleen volgens de regels van [XN] te laten verlopen, zonder (eveneens) de verplichtingen van het fokreglement van [geïntimeerde] te volgen. Dat, naar [appellanten] stellen, in de fokwereld de reuen en niet de teven, worden gevraagd voor dekkingen, leidt evenmin tot een andere uitleg. Het hof verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen over de ratio van het fokreglement en het statutaire doel van [geïntimeerde] . Deze ratio was in het geding bij de door [appellanten] overtreden bepalingen. De verplichting tot voorafgaande toestemming bij kunstmatige inseminatie is ingegeven door het belang van oudercombinaties welke voldoen aan de in het fokreglement gestelde eisen (zie 2.9 van het fokreglement). De regeling over de screening en de ogentest zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek over gezondheidsproblemen binnen het ras (4.2).
6.14.
Dat pas op 6 december 2021 de wijziging van de regels van het fokreglement van 14 april 2019 is goedgekeurd door de algemene vergadering van [geïntimeerde] acht het hof niet van belang. [appellanten] brengen onvoldoende specifieke feiten en omstandigheden naar voren om aan te nemen dat de door [geïntimeerde] jegens hen genomen sancties op basis van het nieuwe fokreglement zijn genomen. Het fokreglement van [geïntimeerde] zoals dat op 18 december 2013 is vastgesteld bevat de verplichtingen zoals deze voor [appellanten] golden ten tijde van de dekkingen van [dekreu] met teven [teef A] en [teef B] (productie 23, dagvaarding eerste aanleg). Anders dan [appellanten] betogen staan hierin onder artikelen 2.7.1 en 4.2 van dit fokreglement verplichtingen opgenomen omtrent respectievelijk kunstmatige inseminatie en het verplichte screeningsonderzoek die [appellanten] hadden moeten naleven. Dit hebben zij echter niet gedaan. Zij hebben immers de ogentest gedaan terwijl [dekreu] nog geen 20 maanden oud was, terwijl een tweede ogentest is gedaan na de omstreden dekkingen. Ook hebben zij voorafgaand aan de kunstmatige inseminatie van [teef B] geen toestemming gevraagd aan [geïntimeerde] .
6.15.
Voor zover [appellanten] aanvoeren dat bij kunstmatige inseminatie alleen voor de eigenaar van de teef de dekkingsaanvraag verplichting geldt, verwerpt het hof deze stelling, mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [geïntimeerde] . Uit (artikel 2.7.1 van) het fokreglement van [geïntimeerde] blijkt niet van het bestaan van een dergelijke uitzondering en [appellanten] maken ook overigens niet duidelijk waarop zij hun standpunt baseren. Aldus staat vast dat het fokreglement niet is nageleefd door [appellanten] doordat artikelen 4.2 en 2.7.1 daarvan zijn geschonden, hetgeen conform het puntensysteem zoals opgenomen in artikel 9.8 van het fokreglement van [geïntimeerde] grond oplevert om over te gaan tot ontzetting uit het lidmaatschap (zie rov. 6.2.5.).
6.16.
Het voorgaande betekent dat grieven 2 en 3 falen. Zoals hiervoor is overwogen, voeren [appellanten] met deze grieven aan dat er geen grond aanwezig was voor ontzetting van [appellanten] uit hun lidmaatschap van [geïntimeerde] . Uit al hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt evenwel dat die grond er wel was. Ten overvloede overweegt het hof dat voor zover het besluit van [geïntimeerde] tot ontzetting van [appellanten] onrechtmatig zou zijn vanwege een gebrek aan een gemotiveerd besluit op bezwaar, dit niet leidt tot een vergoedingsplicht jegens [appellanten] wanneer noch de geleden schade noch het causaal verband voldoende is onderbouwd door [appellanten] Tegenover de betwisting door [geïntimeerde] , hebben [appellanten] (ook in hoger beroep) onvoldoende gemotiveerd en gedocumenteerd dat zij schade hebben geleden als gevolg van het handelen van [geïntimeerde] .
Slotsom en afwikkeling
6.17.
De slotsom is dat alle grieven falen. Aan bewijslevering komt het hof niet toe, voor zover [appellanten] hun stellingen onvoldoende hebben onderbouwd of het hof de feiten heeft kunnen vaststellen waarop het de beslissingen in deze zaak heeft gegrond. Overigens is het bewijsaanbod geformuleerd door [appellanten] in randnummer 29 van de memorie van grieven niet terzake dienend althans niet voldoende geconcretiseerd en specifiek.
6.18.
Gezien de uitkomst van deze procedure, in het bijzonder dat vast is komen te staan dat [appellanten] het fokreglement van [geïntimeerde] hebben overtreden, is er geen aanleiding om de vordering tot rectificatie van [appellanten] in enigerlei vorm toe te wijzen. Niet voldaan is aan de vereisten van artikel 6:167 BW. Ook komt hun vordering tot schadevergoeding op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, met name in rov. 6.16, niet voor toewijzing in aanmerking. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het vonnis waarvan beroep voor zover aan de orde in hoger beroep dient te worden bekrachtigd. Omdat beide partijen in eerste aanleg over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld, heeft de rechtbank de proceskosten in eerste aanleg terecht gecompenseerd. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zullen [appellanten] in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van de [geïntimeerde] als volgt begroot:
- Griffierecht € 783,00
- Salaris advocaat (3 punten x tarief I € 836,00)
€ 2.508,00Totaal: € 3.291,00

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan de orde in hoger beroep;
veroordeelt [appellanten] in de proceskosten in hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 3.291,00;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, A.C. van Campen en B.E.L.J.C. Verbunt en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 januari 2024.
griffier rolraadsheer