In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Oost-Brabant verzocht om wijziging van de kinderalimentatie die was vastgesteld op € 165,66 per kind per maand. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, omdat de man onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie en niet had aangetoond dat hij zijn inkomen niet kon verhogen na zijn detentie. De man was in detentie geweest en had moeite om werk te vinden, wat hij aanvoerde als reden voor zijn verzoek tot verlaging van de alimentatie.
In hoger beroep heeft de man zijn verzoek herhaald, maar het hof oordeelde dat hij niet voldoende had aangetoond dat hij niet in staat was om de vastgestelde alimentatie te voldoen. Het hof overwoog dat de man geen verifieerbare sollicitaties had overgelegd en dat zijn stellingen over psychische klachten en schulden onvoldoende onderbouwd waren. De vrouw, verweerster in hoger beroep, voerde aan dat de man zijn verantwoordelijkheden niet nam en dat hij in staat was om meer te verdienen.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijsvoering bij verzoeken tot wijziging van alimentatie.