In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om het eenhoofdig gezag over de kinderen toe te kennen en, indien het gezamenlijk gezag in stand blijft, vervangende toestemming te verlenen voor een vakantie naar Brazilië in de zomer van 2024. De vader, verweerder in hoger beroep, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend.
De moeder heeft aangevoerd dat de communicatie met de vader ernstig verstoord is en dat dit negatieve gevolgen heeft voor de kinderen. De rechtbank Limburg had eerder het verzoek van de moeder afgewezen, met de overweging dat er geen onaanvaardbaar risico was dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat het gezamenlijk gezag in stand moet blijven, omdat er geen bewijs is dat de vader zijn gezagsverantwoordelijkheden niet nakomt. Het hof heeft ook vastgesteld dat de moeder geen concrete plannen heeft voor de vakantie naar Brazilië, waardoor het verzoek om vervangende toestemming is afgewezen.
De beslissing van het hof bevestigt de eerdere beschikking van de rechtbank en benadrukt het belang van het gezamenlijk gezag voor de kinderen. Het hof heeft de moeder aangespoord om de communicatie met de vader te verbeteren en zijn rol als ouder te respecteren. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.