ECLI:NL:GHSHE:2024:734

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
200.332.315_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking tot bewindvoering en benoeming van een nieuwe bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bewindvoering van [verzoekster]. De zaak betreft de vernietiging van een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de verzoeken van [verzoekster] om haar huidige bewindvoerder te ontslaan en een nieuwe bewindvoerder te benoemen, waren afgewezen. [Verzoekster] heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat er gewichtige redenen zijn voor ontslag van de bewindvoerder, omdat zij zich niet serieus genomen voelt en er een vertrouwensbreuk is ontstaan. De bewindvoerder heeft echter betwist dat zij tekort is geschoten in haar taakuitoefening en heeft de klachten van [verzoekster] gemotiveerd weersproken.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof vastgesteld dat de huidige bewindvoerder haar taken naar behoren uitvoert, maar ook dat de psychische belasting voor [verzoekster] door de huidige situatie aanzienlijk is. Het hof heeft geconcludeerd dat, hoewel de bewindvoerder niet tekort is geschoten, er toch gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder te ontslaan, omdat de vertrouwensbreuk tussen [verzoekster] en de bewindvoerder niet te herstellen lijkt. Het hof heeft daarom besloten om de huidige bewindvoerder te ontslaan en [betrokkene] h.o.d.n. [B.V.] B.V. te benoemen als opvolgend bewindvoerder, met ingang van 1 april 2024. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van [verzoekster] en haar wens om met een bewindvoerder te werken die zij vertrouwt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 7 maart 2024
Zaaknummer: 200.332.315/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10398062 TT VERZ 23-464
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. M.W.M. van Asseldonk.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de bewindvoerder] , h.o.d.n. [naam],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats / kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. F.P.J. Schraa,
[dochter 1],
wonende te [woonplaats] , dochter van [verzoekster] ,
[zoon 1],
wonende te [woonplaats] , zoon van [verzoekster] ,
[zoon 2],
wonende te [woonplaats] , zoon van [verzoekster] ,
[dochter 2],
wonende te [woonplaats] , dochter van [verzoekster] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 september 2023, heeft [verzoekster] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de bewindvoerder te ontslaan en [betrokkene] h.o.d.n. [B.V.] B.V. (hierna: [betrokkene] ) te benoemen tot opvolgend bewindvoerder. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 november 2023, heeft de bewindvoerder verzocht om het hoger beroep van [verzoekster] af te wijzen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 2 juni 2023;
  • het V6-formulier met bijlagen, ingediend door de advocaat van [verzoekster] op 2 februari 2024.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 februari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [verzoekster] , bijgestaan door mr. Van Asseldonk;
  • namens de bewindvoerder: [de bewindvoerder] (bewindvoerder [verzoekster] ) en [contactpersoon] (contactpersoon [verzoekster] ), bijgestaan door mr. Schraa.
2.4.1.
De vier kinderen van [verzoekster] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet naar de mondelinge behandeling gekomen
.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 13 april 2006 heeft de kantonrechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch over de goederen die [verzoekster] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld, met benoeming van [voormalige bewindvoerder] (hierna: [voormalige bewindvoerder] ) tot bewindvoerder.
3.2.
Bij beschikking van 9 december 2019 heeft de kantonrechter [voormalige bewindvoerder] als bewindvoerder ontslagen (vanwege de beëindiging van de activiteiten die betrekking hebben op de bewindvoering) en [de bewindvoerder] h.o.d.n. [naam] met ingang van 1 januari 2020 tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
3.3.
[verzoekster] heeft in eerste aanleg de kantonrechter verzocht om de bewindvoerder te ontslaan en dhr. [betrokkene] van de [B.V.] tot opvolgend bewindvoerder te benoemen.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter genoemd verzoek van [verzoekster] afgewezen.
3.5.
[verzoekster] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
[verzoekster] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling –samengevat – het volgende aan.
De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat er geen enkele reden aanwezig is om aan te nemen dat de bewindvoerder tekort is geschoten in zijn taakuitoefening. [verzoekster] is al langere tijd ontevreden over de bewindvoerder. Zij ervaart het kantoor van de bewindvoerder als ‘rommelig’; [verzoekster] heeft al vier bewindvoerders gehad. Ook voelt zij zich door de bewindvoerder niet serieus genomen, omdat zij als een klein kind wordt behandeld. [verzoekster] heeft geen geestelijke handicap maar een lichamelijke handicap door artrose. Zij heeft getracht om met de bewindvoerder in gesprek te gaan over haar onvrede, hetgeen tot op heden nog niet tot een oplossing heeft geleid. Ook hebben er incidenten plaatsgevonden. Zo heeft [verzoekster] verzocht om stukken per post aan haar toe te sturen, hetgeen de bewindvoerder heeft geweigerd. Verder heeft de bewindvoerder de afgelopen jaren geen belastingaangifte ingediend en is het [verzoekster] niet duidelijk of de bewindvoerder energietoeslag heeft aangevraagd. Bovendien mag [verzoekster] van de bewindvoerder noodzakelijke kosten niet maken, waarbij het met name gaat om de kosten voor haar hond die een nierafwijking heeft. Voor deze kosten is echter wel budget.
[verzoekster] heeft zicht op haar inkomsten en uitgaven en zij is prima in staat om te budgetteren. Zij ervaart veel stress en slapeloze nachten door de huidige situatie. [verzoekster] wordt nu gedwongen tot samenwerking met de bewindvoerder terwijl zij niet met de bewindvoerder ‘door één deur kan’. Zij heeft het vertrouwen in de bewindvoerder verloren omdat de bewindvoerder haar ten onrechte op haar budget wijst, zij van de bewindvoerder goederen op afbetaling of op rekening moet kopen (terwijl zij dat niet wil) en zij haar inwonende zoon om een hoger bedrag aan kostgeld moest vragen. [verzoekster] mist het overleg en het persoonlijke contact dat zij met [voormalige bewindvoerder] had. [betrokkene] is de bewindvoerder van de dochter van [verzoekster] . Zij heeft louter positieve verhalen over hem gehoord waardoor [verzoekster] vertrouwen in hem heeft. Zij verzoekt daarom [betrokkene] als opvolgend bewindvoerder te benoemen. [betrokkene] heeft reeds een plan van aanpak voor het bewind van [verzoekster] geformuleerd, waarin zij zich kan vinden.
Eigenlijk dient het bewind zelfs te worden opgeheven, omdat het bewind niet langer noodzakelijk is. Het bewind over de goederen van [verzoekster] is in 2006 ingesteld omdat zij – vanwege een echtscheiding – geen overzicht meer had in haar financiën en er schulden waren. Dit overzicht is snel teruggekomen en de schulden zijn al lang geleden afgelost. Vanwege de prettige samenwerking met [voormalige bewindvoerder] heeft [verzoekster] niet om een opheffing van het bewind verzocht. Na het pensioen van [voormalige bewindvoerder] is het bewind overgegaan naar de huidige bewindvoerder. De eerste stap in de toekomstige opheffing van het bewind is het volgen van een zelfredzaamheidstraject bij [betrokkene] . Het starten van een dergelijk traject bij de huidige bewindvoerder is voor [verzoekster] geen optie vanwege genoemde vertrouwensbreuk. [verzoekster] heeft – desgevraagd door het hof – verklaard dat zij de met de wijziging van de bewindvoerder gepaard gaande (intake)kosten accepteert.
3.7.
De bewindvoerder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
De kantonrechter heeft terecht geoordeeld dat er geen gewichtige redenen aanwezig zijn om de bewindvoerder te ontslaan. De goederen die aan [verzoekster] (zullen) toebehoren zijn vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand onder bewind gesteld. [verzoekster] heeft daarom hulp nodig bij het beheer van haar financiële administratie. Dit blijkt ook uit de door [verzoekster] overgelegde WhatsAppberichten waaruit volgt dat het af en toe nodig is dat de bewindvoerder de verzoeken van [verzoekster] om extra gelden, in het belang van een gezonde financiële huishouding, afremt.
De bewindvoerder betwist dat de gang van zaken op het kantoor ‘rommelig’ is. In de afgelopen jaren is de contactpersoon van [verzoekster] binnen het kantoor van de bewindvoerder wel een aantal keren gewijzigd. De bewindvoerder is in juni 2023 teruggetreden als contactpersoon omdat [verzoekster] kennelijk ontevreden over haar was. Indien [verzoekster] dat wenst kan de bewindvoerder opnieuw haar contactpersoon worden. Verder heeft [verzoekster] pas vrij recent laten weten dat zij ontevreden is over de bewindvoering. Uit genoemde WhatsAppberichten volgt dat er in ieder geval tot maart 2023 sprake was van een prettige samenwerking. De bewindvoerder neemt de klachten van [verzoekster] serieus en heeft meerdere keren voorgesteld om met elkaar in gesprek te gaan om de klachten op te lossen. [verzoekster] heeft op dit aanbod niet gereageerd en heeft meteen een verzoekschrift bij de kantonrechter ingediend. De bewindvoerder heeft in ieder geval geen fouten in de uitvoering van de werkzaamheden gemaakt. De door [verzoekster] aangevoerde klachten kunnen door de bewindvoerder worden weerlegd. Het is de bewindvoerder niet bekend welke stukken [verzoekster] per post wenst te ontvangen. Verder heeft de bewindvoerder op verzoek van [verzoekster] dit jaar meerdere keren bankafschriften gemaild, evenals de jaarlijkse energieafrekeningen en verzekeringspolissen. De bewindvoerder heeft verder de belastingaangiften van [verzoekster] gedaan en dit aan haar gecommuniceerd. Tevens heeft de bewindvoerder aan [verzoekster] laten weten dat de aanvraag voor energietoeslag is afgewezen omdat zij haar woonlasten kan delen met haar inwonende zoon. De bewindvoerder betwist tot slot dat [verzoekster] noodzakelijke kosten niet mag maken. Uit genoemde WhatsAppberichten volgt dat de bewindvoerder tracht om aan alle verzoeken van [verzoekster] tegemoet te komen, maar dat de bewindvoerder haar wel wijst op de gevolgen hiervan voor haar financiële situatie. Het kostgeld van de inwonende dochter van [verzoekster] is weggevallen doordat zij zelfstandig is gaan wonen. Ook zijn de vaste lasten van [verzoekster] (zoals de energiekosten en woonlasten) sterk gestegen, terwijl het kostgeld van de nog inwonende zoon van [verzoekster] niet is meegegroeid; hij draagt slechts minimaal bij. Het budget van [verzoekster] is daardoor kleiner geworden, waardoor niet (langer) alle verzoeken om extra gelden kunnen worden toegewezen. Verder reserveert de bewindvoerder bedragen voor bijvoorbeeld auto-onderhoud en dierenartskosten. De bewindvoerder is de eindverantwoordelijke voor de financiële situatie van [verzoekster] . Zij voert haar taak uit volgens de wet- en regelgeving en met de beste intenties. De bewindvoerder communiceert met [verzoekster] ook op alle mogelijke manieren (huisbezoek, per telefoon, WhatsApp en e-mail). Verder reageert zij binnen twee werkdagen op berichten van [verzoekster] . Er is daarom geen sprake van een vertrouwensbreuk. Het door [verzoekster] bij [betrokkene] gewenste zelfredzaamheidstraject kan ook bij de bewindvoerder worden opgestart. [verzoekster] heeft waarschijnlijk een te rooskleurig beeld van [betrokkene] . De inkomsten en uitgaven van [verzoekster] veranderen niet door het ontslag van de bewindvoerder, waardoor ook [betrokkene] onpopulaire beslissingen zal moeten nemen. [betrokkene] heeft ook meerdere medewerkers in dienst waardoor personeelswisselingen niet uitgesloten zijn. Tot slot zit het kantoor van [betrokkene] ver weg van de woonplaats van [verzoekster] , waardoor niet te verwachten valt dat er veel persoonlijk contact met [betrokkene] zal zijn. Een wijziging van de bewindvoerder is niet noodzakelijk en niet in het belang van [verzoekster] . De bewindvoerder verwijst naar twee uitspraken in soortgelijke zaken van dit hof, waarin het hof de verzoeken om een wijziging van bewindvoerder heeft afgewezen.
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.8.2.
In de stukken en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de bewindvoerder de door [verzoekster] genoemde klachten alle gemotiveerd en met stukken onderbouwd weersproken. Zo blijkt uit de stukken onder meer dat de bewindvoerder over jaren 2020 tot en met 2022 de aangiften Inkomstenbelasting van [verzoekster] heeft ingediend en dat de bewindvoerder bij de gemeente energietoeslag voor [verzoekster] heeft aangevraagd, maar dat die aanvraag is afgewezen. Verder volgt uit deze stukken dat de bewindvoerder bankafschriften, de jaarafrekening van Eneco en de polissen van verschillende verzekeringen per e-mail aan [verzoekster] heeft toegestuurd en dat de bewindvoerder correct en binnen een korte termijn op de verzoeken van [verzoekster] heeft gereageerd. Het hof kan niet anders dan constateren dat in deze zaak sprake is van een betrokken bewindvoerder die graag persoonlijk contact (al dan niet via een contactpersoon) met de rechthebbende onderhoudt. Het hof stelt vast dat de klachten van [verzoekster] hoofdzakelijk betrekking hebben op het feit dat de bewindvoerder een enkele keer een verzoek om extra gelden – vanwege het beperkte budget van [verzoekster] – heeft moeten afwijzen. Het is echter de primaire taak van de bewindvoerder om de financiële belangen van de rechthebbende te behartigen, waarbij de bewindvoerder de rechthebbende behoort te beschermen. Het hof constateert dat de huidige bewindvoerder deze primaire taak (terecht) uiterst serieus neemt. De onvrede van [verzoekster] over de bewindvoerder lijkt dan ook vooral voort te komen uit de beschermingsmaatregel zelf, nu zij haar budget niet naar eigen inzicht kan en mag besteden, wat zij ook tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend. [verzoekster] heeft daarbij verklaard dat zij uiteindelijk van het bewind af wil en dat zij daartoe de eerste stap wil gaan zetten door bij [betrokkene] een zelfredzaamheidstraject te gaan volgen. Gelet op genoemde feiten en omstandigheden is het hof, evenals de rechtbank, van oordeel dat de bewindvoerder niet tekort is geschoten in haar taakuitoefening. Van gewichtige redenen voor ontslag gelegen in
taakuitoefening door de bewindvoerder,is derhalve geen sprake.
3.8.3.
Desondanks is het hof op grond van de stukken en met name ook het besprokene tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep van oordeel dat er gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder te ontslaan. Deze zijn echter uitsluitend gelegen
aan de zijde van de rechthebbende. [verzoekster] heeft bij herhaling gesteld dat zij door de huidige situatie veel stress ervaart, zij er slapeloze nachten van heeft, en dat er sprake is van een totale vertrouwensbreuk in de relatie tussen haar en de bewindvoerder. Genoemde vertrouwensbreuk is, zo begrijpt het hof, met name ontstaan doordat [verzoekster] zich door de bewindvoerder niet serieus genomen voelt. Het hof heeft uit eigen waarneming tijdens de mondelinge behandeling geconstateerd dat de huidige situatie bij [verzoekster] voor een aanzienlijke psychische belasting zorgt. Het gaat klaarblijkelijk dan ook om een door [verzoekster] , subjectief, als bijzonder ingrijpend ervaren vertrouwensbreuk. Alle goede bedoelingen van de bewindvoerder ten spijt, verwacht het hof niet dat [verzoekster] en de bewindvoerder nog tot een voor [verzoekster] ook maar enigszins bevredigende samenwerking zullen kunnen komen. In al het voorgaande ziet het hof daarom reden om aan [verzoekster] een kans te bieden om het bewind voort te zetten met een bewindvoerder die door haarzelf is gekozen en in wie zij wel vertrouwen heeft. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat er bij [verzoekster] sinds 2006 sprake is van bewind en dat het bewind reeds vijf jaar door de huidige bewindvoerder wordt uitgevoerd, zodat van een lichtzinnig verzoek van [verzoekster] geen sprake lijkt.
3.8.4.
Het voorgaande brengt met zich dat het hof de huidige bewindvoerder zal ontslaan en de rechtspersoon, waarbinnen [betrokkene] werkzaam is, namelijk de [B.V.] B.V. , tot opvolgend bewindvoerder zal benoemen. Gezien de overgelegde bereidverklaring en nu het hof niet is gebleken van redenen die zich tegen deze benoeming verzetten, zal het hof op het verzoek van [verzoekster] beslissen zoals hierna in het dictum vermeld.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de onder bovenvermeld zaaknummer gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juni 2023;
en opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 april 2024 aan
[de bewindvoerder] h.o.d.n. [naam], ontslag als bewindvoerder over de goederen van [verzoekster] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende aan [adres] , te ( [postcode] ) [woonplaats] ;
benoemt met ingang van 1 april 2024 de
[B.V.] B.V., Postbus [postbus] te ( [postcode] ) [vestigingsplaats] , tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Oost-Brabant, overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Oost-Brabant;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder voor zijn (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin, dat elk van de belanghebbenden de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, J.C.E. Ackermans-Wijn en E.M.C. Dumoulin en is op 7 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.