In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om de wijziging van de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2009, en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 april 2023 te vernietigen en te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem komt te liggen. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, dan wel deze af te wijzen.
De zaak is gestart met een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 juni 2018, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder werd vastgesteld. De vader heeft in de loop der jaren meerdere verzoeken ingediend om deze regeling te wijzigen, maar deze zijn steeds afgewezen. De minderjarige heeft sinds mei 2023 feitelijk bij de vader gewoond, wat aanleiding gaf voor de vader om opnieuw in hoger beroep te gaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2024 is de minderjarige gehoord, en heeft hij zijn wens geuit om bij de vader te wonen. Het hof heeft geconstateerd dat de ouders geen uitvoering hebben gegeven aan eerdere rechterlijke uitspraken en dat de minderjarige in een loyaliteitsconflict verkeert. Gezien de feitelijke situatie en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming heeft het hof besloten de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader vast te stellen. Tevens is een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige bij de moeder verblijft op donderdag na school en eens in de veertien dagen van vrijdag na school tot zondagavond, met een verdeling van vakanties en feestdagen in onderling overleg.